Opnemen in de zoekresultaten is geen gegevensverwerking ex artikel 16 Wbp

Rechtbank Den Haag 12 januari 2017, IT 2208; ECLI:NL:RBDHA:2017:264 (eiser tegen Google) Verzoek o.g.v. de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) om te bevelen een aantal URL’s, die voortkomen uit de zoekopdracht op naam in de zoekmachine, uit de zoekresultaten te verwijderen, dan wel af te schermen. Nederlandse rechter is bevoegd, omdat de strafzaak tegen verzoeker in Nederland heeft gelopen, hierover in Nederlandse media is bericht en de door verzoeker bedoelde zoekresultaten mogelijk voortkomen uit zoekopdrachten via de op Nederland gerichte versie van Google Search.
Geen sprake van verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens van verzoeker in de zin van art. 16 Wbp. In de zoekresultaten is geen sprake van het opnemen van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van art. 350 Sv kunnen dragen. Evenmin kan worden gezegd dat de verwerking in de zoekresultaten voor verzoeker een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit oplevert. De zoekresultaten brengen verzoeker niet in verband met enig strafbaar feit.
Belangenafweging valt in het nadeel van verzoeker uit, waardoor inmenging in de grondrechten van verzoeker door Google gerechtvaardigd is. Door verzoeker is niet of onvoldoende aangetoond dat de weergave van de URL’s in de zoekresultaten onjuist, irrelevant of bovenmatig zijn en dat zijn privacybelang zwaarder weegt dan het publieke belang van vindbaarheid van de webpagina’s en het belang van Google om deze webpagina’s vindbaar te blijven houden.