DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 2644

Audit trail zorgt voor aanvaarding contract Nationale Zorggids, gerechtvaardigd vertrouwen door stagiaire die zich "assistente" noemt

Rechtbank 8 aug 2018, IT 2644; ECLI:NL:RBMNE:2018:4749 (Nationale Zorggids), https://itenrecht.nl/artikelen/audit-trail-zorgt-voor-aanvaarding-contract-nationale-zorggids-gerechtvaardigd-vertrouwen-door-stagi

Rechtbank Midden-Nederland 08 augustus 2018, IT 2644; ECLI:NL:RBMNE:2018:4749 (Nationale Zorggids) Eiseres houdt zich bezig met dienstverlening op het gebied van marketing, communicatie en multimedia. Zij beheert een aantal branche-gerelateerde websites, waaronder de Nationale Zorggids. Gedaagde voert een psychologische praktijk en verzorgt bedrijfsopleidingen en trainingen. Zij heeft stagiaires in dienst. Eiseres heeft in augustus 2015 een email gestuurd naar de praktijk van gedaagde betreffende een overeenkomst voor een pakket van de Nationale Zorggids en heeft dezelfde dag hierover telefonisch contact gehad met een stagiaire van gedaagde. September 2015 geeft gedaagde dat zij niet aanwezig was in augustus 2015 en dat zij dus ook geen toestemming heeft gegeven voor de overeenkomst. Zij wenste de facturen niet te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat vast is komen te staan dat er via audit trail een digitaal aanvaardingsproces is doorlopen door één van de stagiaires van gedaagde. Daar bovenop had eiseres niet kunnen afleiden van het telefoongesprek dat ze met een stagiaire praatte, omdat de stagiaire zich assistente van gedaagde noemde. In de zorg is het gebruikelijk dat zorgverleners werkzaamheden laten bijstaan door een assistente. Het aanbod van de overeenkomst is daarmee aanvaard. Omdat eiseres facturen onbetaald heeft gelaten, is zij toerekenbaar tekortgeschoten in haar betalingsverplichtingen en is eiseres bevoegd de overeenkomst te ontbinden.

IT 2645

"Op het einde van de registratieperiode" dient niet worden uitgelegd als het einde van automatische jaarlijkse verlenging van domeinnamen

Hof 18 sep 2018, IT 2645; ECLI:NL:GHAMS:2018:3432 (Hostway tegen Stichting Justitio Zuid), https://itenrecht.nl/artikelen/op-het-einde-van-de-registratieperiode-dient-niet-worden-uitgelegd-als-het-einde-van-automatische-j

Hof Amsterdam 18 september 2018, IT 2645; IEF 18011; ECLI:NL:GHAMS:2018:3432 (Hostway tegen Stichting Justitio Zuid) A. heeft 217 domeinnamen laten registreren door Hostway. De activiteiten en domeinregistraties zijn van A. overgegaan op People Business. A heeft alle domeinnamen in 2010 per brief en fax opgezegd per de verscheidene vervaldata. Hostway heeft vóór het eind van de registratieperiodes domeinnamen vrijgegeven die op naam van A. stonden geregistreerd. A. meldde dat dit niet de bedoeling was, waardoor Hostway de meeste domeinnamen weer op naam van A heeft geregistreerd. Hostway voerde aan dat zij verward was over de strekking van de opzegging. Zij dacht dat A. de domeinnamen wellicht had willen "verhuizen" naar een andere host, en dat het in de brief ging over vervaldata van de domeinnamen die jaarlijks geregistreerd worden. Het hof oordeelt dat de bewoordingen in de brief dat de registraties worden opgezegd "op het einde van de registratieperiode" zijn, in samenhang met het kopje "vervaldatum" en de daaronder genoemde data, zo duidelijk dat zij redelijkerwijs niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat A. de overeenkomsten tot registratie in die zin opzegde dat de registraties dienden voort te duren tot aan de data die onder dat kopje worden genoemd. Het hof gaat mee met het oordeel van de rechtbank dat Hostway toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de met A. gesloten overeenkomsten door de registraties eerder te beëindigen dan zij mocht doen als gevolg van de opzeggingen in de opzeggingsbrief.

IT 2632

Overeenkomst rechtsgeldig beëindigd op 1 januari 2017: afnemer betaalt leverancier voor onderhoud tot 1 januari 2017

Stichting Geschillenoplossing automatisering 7 feb 2018, IT 2632; (Beëindiging automatiseringsovereenkomst), https://itenrecht.nl/artikelen/overeenkomst-rechtsgeldig-be-indigd-op-1-januari-2017-afnemer-betaalt-leverancier-voor-onderhoud-tot

SGOA arbitraal vonnis 7 februari 2018, IT 2632 (Beëindiging automatiseringsovereenkomst) ICT. Leverancier richt zit op onder meer op het ontwikkelen, produceren, uitgeven en onderhouden van software. Afnemer doet in vermogensbeheer en beleggingsadvies. Afnemer en leverancier sluiten in 2007 een automatiseringsovereenkomst over de levering van een automatiseringssysteem voor het beheren van relaties en relatiecontacten. Eind 2015 wil afnemer een deel van het overeengekomen onderhoud opzeggen. Maar in de automatiseringsovereenkomst staat dat dit pas tegen de laatste kalendermaand kan en niet tussentijds. Op 22 januari 2016 laat afnemer per brief laten weten de automatiseringsovereenkomst te willen opzeggen per 1 januari 2017. Ook geeft afnemer de opdracht onderhoud aan vier onderdelen van het automatiseringssysteem te schrappen. Leverancier heeft hier niet op gereageerd. Afnemer wil de gehele overeenkomst ontbinden omdat de leverancier in verzuim is. Maar de leverancier stelt dat de afnemer de overeenkomst moet nakomen tot de einddatum. Afnemer sluit de toegang tot het systeem af, zodat Leverancier geen onderhoud meer kan leveren. Leverancier vordert dat de overeenkomst niet is geëindigd door opzegging per 1 januari 2017 en dat de afnemer daarom de onderhoudsverplichting moet betalen. De arbiters oordelen dat de afnemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij gerechtigd was om het onderhoud te verminderen en daardoor is er geen grond voor ontbinding van de overeenkomst. De overeenkomst is met de brief van 22 januari 2016 wel rechtsgeldig beëindigd. De primaire vordering wordt afgewezen. Afnemer moet de onderhoudsvergoeding betalen over de periode 21 juli 2016 tot 1 januari 2017, plus een compensatie voor het bedrag dat betaald zou worden als de overeenkomst niet was opgezegd, te weten € 49.870,32.

IT 2630

Uitspraak ingezonden door Hanneke Slager en Gwendolin van Rooy, Cordemeyer & Slager / Advocaten

Motiv niet aansprakelijk want de tokens zelf zijn niet gebrekkig geworden door de hack

Hof 4 sep 2018, IT 2630; (Politie tegen Motiv IT Masters), https://itenrecht.nl/artikelen/motiv-niet-aansprakelijk-want-de-tokens-zelf-zijn-niet-gebrekkig-geworden-door-de-hack

Hof Arnhem-Leeuwarden 4 september 2018, IEF 17959; IT 2630 (Politie tegen Motiv It Masters) Contractenrecht. Hacking. Cryptobeveiliging. De politie en RSA hebben een overeenkomst gesloten over de afname van een digitaal beveiligingsproduct. Daarnaast heeft de politie een raamovereenkomst gesloten met Motiv. De Politie stelt dat na de digitale inbraak bij RSA de beveiligingstokens - geleverd door Motiv - niet meer voldeden aan wat zij daarvan mocht verwachten, namelijk gedurende drie of vier jaar zeer sterke cryptografische bescherming. De politie vordert een verklaring voor recht dat Motiv toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Raamovereenkomst en een schadevergoeding van €1.166.235,85. De rechtbank [IT 2031] oordeelde dat de RSA-software niet onder de voorwaarden van de Raamovereenkomst valt en verwerpt de vorderingen. In hoger beroep vordert de politie dat Motiv tekort is geschoten in de nakoming. Het is van belang dat De Politie het bewuste beveiligingssysteem zelf, zonder bemoeienis of advies van Motiv, heeft uitgekozen en dat de tokens ten tijde van de levering in ieder geval wel aan de overeenkomst beantwoordden. Dat later een gebrek in de tokens is ontstaan, is toe te schrijven aan omstandigheden die zich geheel in de risicosfeer van RSA bevonden (te weten de hack en het feit dat er kennelijk steeds zijn bewaard, waardoor die konden worden gekopieerd) en die Motiv niet kon beïnvloeden of voorkomen. Daar komt dan nog bij dat ieder computersysteem uiteindelijk kan worden gehackt, zodat De Politie ook geen volledig hackfree systeem mocht verwachten. Motiv hoeft niet in te staan voor de gevolgen van het later opgetreden gebrek in de tokens. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

IT 2628

Tweede Kamer publiceert technische informatie over de publicatie Nederlandse Digitaliseringsstrategie

29 aug 2018, IT 2628; https://itenrecht.nl/artikelen/tweede-kamer-publiceert-technische-informatie-over-de-publicatie-nederlandse-digitaliseringsstrategi

Digitalisering transformeert wereldwijd economieën en maatschappijen in een razendsnel tempo. Nederland heeft een goede uitgangspositie om de economische en maatschappelijke kansen van digitalisering te verzilveren. De digitale infrastructuur is van wereldklasse, de beroepsbevolking is goed opgeleid en we hebben een traditie van samenwerking, bijvoorbeeld tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Tegelijkertijd roept digitalisering ook nieuwe, fundamentele vragen op. Bijvoorbeeld over de bescherming van onze privacy en de toekomst van onze banen. Om de kansen van digitalisering te benutten en antwoorden te geven op deze vragen moet Nederland voorop lopen met digitalisering. Met onderzoek, met experimenten en met het toepassen van nieuwe technologie. Op die manier versterken we het Nederlands verdienvermogen, kunnen we beter richting geven aan technologische ontwikkelingen en zetten we vol in op de economische en maatschappelijke kansen van digitalisering. Om voorop te kunnen lopen moeten we ook het vertrouwen van burgers en bedrijven vergroten. Daarom versterken we het fundament – o.a. privacybescherming, cybersecurity, digitale vaardigheden en eerlijke concurrentie - voor digitalisering. De uitdaging bij deze transformatie is om iedereen binnen boord te krijgen én te houden. Op de arbeidsmarkt, maar ook in de samenleving als geheel. Het kabinet zet daarom in op een aanpak met twee sporen:
1. Maatschappelijke en economische kansen benutten (versnellen)
2. Versterken van het fundament (basisvoorwaarden)
Lees hier het volledige rapport.

IT 2622

Hof vraagt om bewijs van bevoegdheid tot nacalculatie van daadwerkelijk gebruik multifunctionele printers

Hof 21 aug 2018, IT 2622; ECLI:NL:GHSHE:2018:3496 https://itenrecht.nl/artikelen/hof-vraagt-om-bewijs-van-bevoegdheid-tot-nacalculatie-van-daadwerkelijk-gebruik-multifunctionele-pri

Hof Den Bosch 21 augustus 2018, IT 2622; ECLI:NL:GHSHE:2018:3496 (Holding tegen verweerder) Bevoegdheid. Nacalculatie. Contractenrecht. De Holding is huur- en onderhoudsovereenkomsten aangegaan met betrekking tot multifunctionele printers (MFP's). Verweerder levert onder andere MFP's. Verweerder en de holding hebben de overeenkomst beëindigd. Verweerder heeft een factuur voor nacalculatie gestuurd van € 109.371,11 maar de Holding betaalt niet. Verweerder vordert bij de rechtbank dat de Holding alsnog betaalt. De rechtbank veroordeeld de Holding tot betaling van € 109.371,11. De Holding stelt dat de nacalculatie over 2013 is inbegrepen in de afkoopssom In hoger beroep vordert de Holding dat ze elkaar finale kwijting hebben verleend ten aanzien van de nacalculatie. De holding heeft er niet gerechtvaardigd op kunnen vertrouwen dat de nacalculatie onder de afkoopsom inbegrepen zou zijn. Dat via e-mail wordt gesproken over finale kwijting is onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van finale kwijting in die zin dat ook de nacalculatie over 2013 onder de afkoopsom zou vallen. De Holding heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de door verweerder gestelde bevoegdheid tot nacalculatie en de hoogte daarvan. Het hof laat de verweerder toe te bewijzen dat hij wel bevoegdheid tot nacalculatie heeft op grond van de huur- en onderhoudsovereenkomsten en dat de hoogte van de nacalculatie € 109.371,11 is.

IT 2611

Vragen aan HvJ EU: Kunnen beperkende regels voor vastgoedmakelaar tegen Airbnb worden ingeroepen

HvJ EU 7 jun 2018, IT 2611; Zaak C-390/18 (Airbnb Ireland), https://itenrecht.nl/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-kunnen-beperkende-regels-voor-vastgoedmakelaar-tegen-airbnb-worden-ingeroepen

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 7 juni 2018, IEFbe 2673; IT 2611; Zaak C-390/18 (AirBNB Ireland) Via Minbuza: De in Ierland gevestigde onderneming Airbnb Ireland biedt een online platform dat tot doel heeft verhuurders (zowel verhuurbedrijven als particulieren) die over accommodatie beschikken en potentiële huurders in een groot aantal landen met elkaar in contact te brengen. Franse internetgebruikers sluiten een contract af met Airbnb Ireland voor het gebruik van de website (plaatsing van advertenties, reserveringen) en met Airbnb Payments UK Ltd voor betalingen via de website. Op 24.01.2017 heeft de vereniging voor professionele accommodatie en toerisme (hierna: Ahtop) een klacht ingediend bij de rechter in eerste aanleg vanwege het verrichten van werkzaamheden van bemiddeling in en beheer van onroerend goed en winkelpanden zonder beroepskaart uit hoofde van de wet-Hoguet en andere strafbare feiten. In deze wet-Hoguet zijn verschillende regels vastgelegd waaraan vastgoedmakelaars dienen te voldoen (bijhouden van een register, afgifte van een beroepskaart e.d.), aangezien het om een gereglementeerd beroep gaat, op straffe van strafrechtelijke sancties. Ahtop verwijt Airbnb zich aan deze regels te onttrekken, terwijl het bedrijf volgens de vereniging het beroep van vastgoedmakelaar uitoefent via een online platform. Naar aanleiding van deze klacht heeft het parket van Parijs op 16.03.2017 een vordering tot het instellen van een gerechtelijk onderzoek ingediend vanwege het beheer van financiële middelen voor werkzaamheden van bemiddeling in en beheer van onroerend goed en winkelpanden door een persoon zonder beroepskaart (wet-Hoguet) en andere strafbare feiten. Airbnb betwist werkzaamheden als vastgoedmakelaar te verrichten en betoogt dat de wet-Hoguet niet op haar van toepassing is omdat deze strijdig is met de bepalingen van richtlijn 2000/31.

IT 2609

Vulling van webshop - betaling verschuldigd, want er is geen sprake van verzuim

Hof 3 jul 2018, IT 2609; ECLI:NL:GHARL:2018:6117 (DB Aanhangwagens tegen Visualmedia), https://itenrecht.nl/artikelen/vulling-van-webshop-betaling-verschuldigd-want-er-is-geen-sprake-van-verzuim

Hof Arnhem-Leeuwarden 3 juli 2018, IT 2609; ECLI:NL:GHARL:2018:6117 (DB Aanhangwagens tegen Visualmedia) Ontbinding. Opschorting. Visualmedia houdt zich bezig met het ontwerpen en ontwikkelen van webshops. DB Aanhangwagens is een bedrijf dat onder meer aanhangwagens en de onderdelen ervan verkoopt, zowel vanuit haar showroom als via internet. Visualmedia heeft opdracht gekregen om een webshop te bouwen voor de verkoop via internet van onderdelen van de aanhangwagens. Partijen hebben daartoe in oktober 2013 mondeling een overeenkomst gesloten, die door Visualmedia in een e-mail van 28 oktober 2013 is bevestigd. DB was niet tevreden over Visualmedia en wil de overeenkomst ontbinden. Visualmedia heeft in de oorspronkelijke conventie veroordeling van DB gevorderd tot betaling aan haar van € 10.090,17, vermeerderd met rente en kosten. Deze vordering strekt tot betaling van de tweede termijn van de overeenkomst. DB weigert te betalen omdat de overeenkomst is ontbonden en vordert terugbetaling. De kantonrechter wijst de vordering van Visualmedia toe. DB heeft niet geprotesteerd of aangegeven dat de webshop niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Partijen bleven nadien wel in overleg over de vulling ervan met artikelen, maar zelfs na ontvangst van de tweede factuur in september 2014 klaagde DB daarover niet. Er is dan ook volgens Visualmedia geen sprake van verzuim. Om die reden is geen plaats voor ontbinding of een daarop gebaseerde opschorting van de betalingsverplichting van DB. Het vonnis van de kantonrecher wordt bekrachtigd.

IT 2607

Geen recht op schadevergoeding op grond van de ongerechtvaardigde ontbindingsverklaringen (na wederzijdse opgeschorting)

Hof 19 jun 2018, IT 2607; ECLI:NL:GHAMS:2018:2044 (CGI tegen Staalbankiers), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-recht-op-schadevergoeding-op-grond-van-de-ongerechtvaardigde-ontbindingsverklaringen-na-wederzi

Hof Amsterdam 19 juni 2018, IT ; ECLI:NL:GHAMS:2018:2044 (CGI tegen Staalbankiers) Overeenkomstenrecht. Afwikkeling mislukt ICT-project. Uitvoering werkzaamheden is met wederzijds goedvinden in afwachting van de uitkomst van nader overleg gestaakt. Ruim een jaar later volgt ingebrekestelling en ontbinding door opdrachtgever. Heeft ontbinding de daarmee beoogde werking gehad? Leidt ongerechtvaardigde ontbindingsverklaring door opdrachtgever in de gegeven omstandigheden tot verzuim? Artikel 6:83 BW. Is schade geleden als gevolg van ongerechtvaardigde ontbindingsverklaring? Als zij schade heeft geleden, dan is deze veeleer het gevolg van de wederzijdse opschorting waarmee zij zelf heeft ingestemd. CGI heeft derhalve geen recht op schadevergoeding op grond van de ongerechtvaardigde ontbindingsverklaringen. Het Hof wijst de vorderingen van CGI af en bekrachtigt het vonnis waarvan beroep [IT 2219].

IT 2558

Beunhazen in de IT-wereld moeten worden aangepakt en overeenkomst ontbonden

Rechtbank 11 apr 2018, IT 2558; ECLI:NL:RBMNE:2018:1340 (Webapplicatie overeenkomst), https://itenrecht.nl/artikelen/beunhazen-in-de-it-wereld-moeten-worden-aangepakt-en-overeenkomst-ontbonden

Rechtbank Midden-Nederland 11 april 2018, IT&R 2558; ECLI:NL:RBMNE:2018:1340 (Webapplicatie overeenkomst) Partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de realisatie van een webapplicatie waarbij gebruikers veilig en vertrouwd met elkaar kunnen communiceren. Eiseres is opdrachtgever en verwijt Gedaagde dat hij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming. Eiseres wenst de ontbinding van de gehele overeenkomst en Gedaagde is het alleen eens met een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, namelijk ten aanzien van de laatste twee fases: de opleveringsfase en de nazorgfase. Geen van de overgelegde e-mailberichten van Eiseres kan als een deugdelijke ingebrekestelling worden aangemerkt. Er was geen verzuim aan de zijde van Gedaagde en dus geen grond voor ontbinding van de gehele overeenkomst. Eiseres was echter wel in verzuim met de betaling van de facturen voor de reeds uitgevoerde werkzaamheden. Gedaagde vordert verder om Eiseres te veroordelen zich te weerhouden van enige laster jegens haar. Gemachtigde van Eiseres is van mening dat beunhazen in de IT-wereld moeten worden aangepakt. Als Eiseres in het algemeen belang een misstand aan de kaak zou willen stellen, moet zij daarbij grenzen in acht nemen. In dit geval heeft zij die overschreden.

In conventie

4.2. Geen van de door [eiseres] overgelegde e-mailberichten die zij aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, kan als een deugdelijke ingebrekestelling van [gedaagde] , zoals hiervoor bedoeld, worden aangemerkt. [eiseres] heeft de prestatie die zij concreet van [gedaagde] verlangde, niet omschreven, behalve dat zij zou presteren, en heeft ook niet vermeld wat de gevolgen bij niet-nakoming zouden zijn. Uit het procesdossier valt geen steun te putten voor haar stelling dat [gedaagde] niet presteerde. De kantonrechter verwijst bijvoorbeeld naar het e-mailbericht van [gedaagde] aan [eiseres] van 14 juni 2017, waaruit blijkt in hoeverre [eiseres] met haar werkzaamheden was gevorderd. Dat betekent dat er geen sprake is van verzuim aan de zijde van [gedaagde] en dus geen grond voor ontbinding van de gehele overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] . Omdat partijen het wel eens zijn over de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, te weten ten aanzien van de opleveringsfase en de nazorgfase, zal de ontbinding van de overeenkomst in zoverre worden toegewezen.

4.3. Nu de overeenkomst in stand is gebleven voor de werkzaamheden die reeds zijn verricht, bestaat er geen grondslag voor de terugbetaling van het bedrag van € 1.210,00, dat [eiseres] voor die werkzaamheden heeft betaald. In zoverre zal de vordering worden afgewezen.

In reconventie

4.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat [eiseres] in verzuim is met de betaling van de facturen voor de reeds uitgevoerde werkzaamheden. Ten aanzien van de meerwerkfactuur heeft [eiseres] weliswaar gesteld dat [gedaagde] in strijd met het ontwerp een eigen interpretatie was gaan bouwen, maar [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist: zij is gaan bouwen wat partijen bij de overeenkomst hebben afgesproken. [eiseres] heeft ter zitting bevestigd dat zij pas na het sluiten van de overeenkomst een gedetailleerde projectbeschrijving bij [gedaagde] heeft aangeleverd. Daarmee is ook de verschuldigdheid van de kosten van dit meerwerk door [eiseres] voldoende komen vast te staan. Het gevorderde bedrag van € 1.902,72 zal daarom worden toegewezen.

4.8. Ter zitting heeft [gemachtigde 1] ontkend dat de website die hij in zijn e-mailbericht aan [gedaagde] van 15 oktober 2017 had aangekondigd (zie hiervoor onder 2.16), online is of is geweest. Wel heeft hij verklaard dat hij contact heeft gehad met de HR manager van het bedrijf waar [A] , de partner van [gemachtigde 2] , werkt en dat hij ook de Kamer van Koophandel heeft benaderd. Hij is van mening dat beunhazen in de IT-wereld moeten worden aangepakt. De mail van 18 juli 2017 (hiervoor vermeld onder 2.15) had hij gestuurd omdat hij heel kwaad was. Hij had daar verder geen werk van gemaakt en hij zou zich daarvan voortaan onthouden.

4.9. De kantonrechter merkt op dat ook als [eiseres] zou menen dat zij in het algemeen belang een misstand aan de kaak zou willen stellen, zij daarbij grenzen in acht moet nemen. In dit geval heeft zij die overschreden. In de eerste plaats vinden de beschuldigingen van [eiseres] over de door haar gestelde onbekwaamheid van [gedaagde] onvoldoende steun in het procesdossier en in de tweede plaats heeft zij grenzen overschreden door de partner van [gemachtigde 2] en haar werkgever te benaderen. Dit deel van de vordering zal daarom als hierna vermeld worden toegewezen. Ook de gevorderde dwangsom is, als prikkel tot nakoming, toewijsbaar, zij het gemaximeerd.