IT 4838
18 april 2025
Uitspraak

Vorderingen in kort geding over RTL Nieuws-uitzending en artikel over bemiddelingsbureau in de zorg afgewezen wegens voldoende feitelijke basis en toegepast wederhoor

 
IT 4837
18 april 2025
Uitspraak

Beoordeling van contractuele verplichtingen en betalingsgeschillen tussen IT dienstverlener en afnemer binnen drie samenhangende overeenkomsten

 
IT 4836
15 april 2025
Uitspraak

Rechtsgeldige vernietiging van telecomcontract wegens dwaling door misleidende informatie Digihero

 
IT 571

Tweede exhibitie

Rechtbank 's-Gravenhage 7 september 2011, LJN BU3521 (Pretium telecom tegen TROS).

Als randvermelding. Procesrecht. Bewijsrecht. Exhibitie-incidenten in mediarecht: een tweede* exhibitie-incident in de bodemprocedure Pretium / Tros. Geschil inzake televisieuitzendingen en internetforum van Tros Radar over Pretium Telecom; Uitzending van met verborgen camera opgenomen beeldmateriaal onrechtmatig. Aan de zes beperkende vereisten van art. 843a Rv is voldaan. 

Schorsing van bodemprocedure, wegens gevreesde precedentwerking, wordt niet toegewezen. Er bestaat daartoe geen juridische grond en praktisch noch feitelijk gezien zijn er onvoldoende zwaarwegende redenen om aanhouding van de procedure rondom de rechtsvraag ruw beeldmateriaal en art. 10 EVRM.

Tweede exhibitie 5. Een zo compleet en verifieerbaar mogelijk beeld van al hetgeen zich tijdens de CPM-cursus daadwerkelijk heeft voorgedaan, acht de rechtbank van groot belang voor de feitenvaststelling en de beoordeling in deze specifieke bodemprocedure. Relevante factoren daarbij zijn naar het oordeel van de rechtbank ook context, toon en sfeer van de gevoerde gesprekken, zoals blijkend uit de volledige voor Pretium beschikbare geluidsopnamen en het volledige voor Tros beschikbare ruwe beeldmateriaal.

6. Op het voorgaande stuiten alle door Pretium bij antwoord en dupliek in het tweede exhibitie-incident gevoerde verweren af, nu overigens naar het oordeel van de rechtbank in dit geval aan de zes beperkende vereisten van art. 843a Rv in dit door Tros op haar beurt opgeworpen tweede exhibitie-incident is voldaan. Voor wat betreft de eventueel privacygevoelige persoonsgegevens van consumenten zoals die zouden kunnen blijken uit de geluidsopnamen kan Pretium die desgewenst anonimiseren, mits een en ander voor de wederpartij Tros en voor de rechtbank maar verifieerbaar, begrijpelijk en compleet blijft. De rechtbank zal de (aan partijen en hun advocaten grotendeels al lang bekende) persoonsgegevens van de in opdracht van Pretium door het CPM-callcentrum op 15 en 16 september 2008 telefonisch benaderde consumenten, van de CPM-cursusleider A en van de Tros-infiltrant B in haar vonnissen vanaf nu ook anonimiseren.

Schorsing/aanhouding 9. De advocaat van Tros heeft herhaaldelijk verzocht om schorsing van de hoofdzaak, kort gezegd vooral gelet op het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 februari 2011, op de gevreesde precedentwerking van het vonnis van 2 februari 2011, op de geproduceerde partij-opinie van professor [A], en op de rolbeslissing van het Haagse Hof van 26 juli 2011. (...)

 

10. Juridisch gezien bestaat er geen grond voor schorsing van de procedure, gelet op de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van het door Tros gewraakte vonnis van 2 februari 2011 en op de desbetreffende wetsartikelen 225-228 Rv en 350-351 Rv. In al hetgeen de advocaat van Tros na de beschikking met voorlopige oordelen van 9 februari 2011 nog heeft aangevoerd, ziet de rechtbank ook geen grond voor schorsing. Dat de rechtbank bij rolbeslissing van 13 april 2011 op eenstemmig verzoek alsnog tussentijds hoger beroep heeft toegestaan, kan daar niet aan afdoen. Datzelfde geldt voor alle procedurele verwikkelingen na 2 februari 2011 bij de voorzieningenrechter en bij het Haagse Hof.

11. Ook praktisch en feitelijk gezien ziet de rechtbank onvoldoende zwaarwegende redenen om desondanks toch de verzochte schorsing (of dogmatisch beter: aanhouding) van de procedure in de hoofdzaak toe te staan in afwachting van verdere beslissingen door Hoge Raad en Gerechtshof over de gerezen rechtsvraag over ruw beeldmateriaal en art. 10 EVRM. Van precedentwerking behoort uit de aard der zaak en gelet op de taak van de eerstelijns bodemrechter in dit concrete specifieke geval geen sprake te zijn, hetgeen professor [A] onder meer lijkt te miskennen in diens geproduceerde partij-opinie. Ook heeft de rechtbank - anders dan de academische wereld en anders dan de rechtspraak in hoger beroep en in cassatie - tot taak om te zorgen voor een goede en faire, maar ook voldoende voortvarende en praktische procesgang in de civiele eerstelijns rechtspraak. In dit feitelijk al sinds september 2008 bestaande en steeds verder escalerende conflict bestaat er ook in dat licht naar het oordeel van de rechtbank alle aanleiding om er nu naar te streven dat er in deze bodemprocedure uiterlijk in december 2011 door de rechtbank een eindvonnis in eerste aanleg kan worden gewezen.

 

* In navolging van LJN BP4605, executievonnis IEF 9438 en exhibitie LJN BP6165 / IEF 9533. 

IT 570

Promotionele spelen en de E-commerce Richtlijn

Hof 's-Gravenhage 25 oktober 2011, LJN BU3534 (Pretium/Staat).

Pretium biedt een gratis kansspel aan op haar site. Uit de Wet op de kansspelen volgt dat hiervoor een vergunning nodig is. Volgens Pretium is dat in strijd met de E-commerce Richtlijn. Het hof Den Haag gaat daar niet in mee.

Artikel 4 lid 1 van de E-commerce Richtlijn bepaalt:

''1. De lidstaten zorgen ervoor dat het starten en het uitoefenen van een activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij niet afhankelijk worden gesteld van een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste met gelijke werking.''

Volgens Pretium is haar actie een dienst van de informatiemaatschappij, en mag de Staat deze actie dus niet afhankelijk stellen van een vergunning, ook niet op basis van de Wet op de Kansspelen. De Staat wijst alleeerst op artikel 1 lid 5 van de E-commerce Richtlijn:

''Deze richtlijn is niet van toepassing op: [...] gokactiviteiten waarbij een geldbedrag wordt ingezet, zoals loterijen en weddenschappen.''

In het promotionele spel van Pretium hoeft echter geen geldbedrag te worden ingezet, deelname is gratis.

De Staat gaat ook voor een ander anker liggen. Het uitgangspunt van artikel 4 lid 1 geldt volgens lid 2 niet voor regels die generiek zijn, en niet in het bijzonder op diensten van de  informatiemaatschappij zien:

''Lid 1 laat vergunningsstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij, of die vallen onder Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten.''

Het hof:

"22. Dit betoog van de Staat slaagt. Vergunningsstelsels die ‘niet specifiek en uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij’ worden niet geraakt door het bepaalde in het eerste lid van artikel 4. Het vergunningstelsel van artikel 1 sub a van de Wok kan niet worden aangemerkt als specifiek en uitsluitend betrekking hebbend op de in lid 1 van artikel 4 E-commerce richtlijn bedoelde diensten. Van schending van het gemeenschapsrecht is reeds hierom geen sprake.''

IT 569

Hyperlink is echt alleen bewegwijzering

W.F. Dammers, Hyperlink is echt alleen bewegwijzering, ITenRecht 562

In navolging van ITenRecht 562 commentaar in't kort van Wouter Dammers, SOLV advocaten.

Op 2 november jl. heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Real Networks en dhr. Edskes. In eerdere instantie verkreeg Real Networks verlof van de rechter om beslag te leggen op gegevensdragers waarop de vermeend inbreukmakende Real Alternative software zich bevond, en om bewijsbeslag te leggen om de omvang van de inbreuk in kaart te brengen. Eind augustus blogde ik al dat naar mijn mening in deze zaak (te) weinig aandacht is besteed aan de technische details. De rechtbank Den Haag heeft Real Networks nu in het ongelijk gesteld.

Inhoudsopgave 
1. Wat was er aan de hand 
2. Wat zegt de rechter? 
   a. Veronderstellingen 
   b. Centrale vraag 
   c. Hyperlink naar server van Freenet 
3. Conclusie?

1. Wat was er aan de hand
Real Networks, bedrijf achter de mediaspeler van weleer Realplayer, meent dat de freeware Real Alternative inbreuk maakt op merkrechten en auteursrechten op de Realplayer software. Edskes, man achter Codepack.nl, zou de software openbaarmaken en verveelvoudigen omdat hij op zijn website de mogelijkheid zou bieden om Real Alternative te downloaden, waarvoor de bezoeker van de website werd doorgelinkt naar een andere website of FTP-server.

2. Wat zegt de rechter?
a. Veronderstellingen
De rechtbank gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat de RealPlayer Codecs en Realplayer Plugins auteursrechtelijk beschermde werken zijn, dat Real Networks auteursrechthebbende is en dat de RealPlayer Codecs en RealPlayer Plugins zonder toestemming van Real Networks zijn gekopieerd in Real Alternative (r.o. 4.6).

Met andere woorden: de rechtbank stelt niet vast (i) óf de codecs en plugins daadwerkelijk auteursrechtelijk beschermd zijn; (ii) óf de rechten daarop bij Realplayer liggen; en (iii) óf de codecs en plugins onderdeel uitmaken van Real Alternative.

Dit vind ik opmerkelijk. Edskes heeft, zo blijkt uit het vonnis, namelijk betwist dat dit het geval zou zijn. Ook zijn het mijns inziens cruciale uitgangspunten voor de beoordeling van het geschil. Ik begrijp dat de rechtbank in dit vonnis de redenatie “Ook al zou het inbreuk maken, dan nog…” gebruikt, maar toch meen ik dat de rechtbank wel heel gemakkelijk aan deze basisvereisten voorbij gaat. Ook meen ik dat de rechtbank zuiverder had kunnen kiezen voor haar bewoordingen in het resterende gedeelte van het vonnis (m.n. r.o. 4.37-4.40). Nu lijkt het namelijk dat de rechtbank toch meent dat Real Alternative inbreuk maakt op de rechten van Real Networks. Zo gaat zij er van uit dat wanneer Edskes Real Alternative openbaar heeft gemaakt of heeft verveelvoudigd ‘aldus’ (r.o. 4.7) inbreuk maakt op de auteursrechten van Real Networks. Zoals gezegd: dat is iets wat niet vast is komen te staan. Sterker uit r.o. 4.37-4.40 blijkt dat veel websites van derden (waaronder vooraanstaande bedrijven als Adobe, Microsoft, AOL en PCWorld) Real Alternative aanduiden als legale software (“freeware”, “open source”, “legal”).

b. Centrale vraag
Wat het ook mag zijn, centraal staat de beoordeling door de rechtbank van de hypothetische vraag of Edskes inbreuk maakt op de auteursrechten van Real Networks door een hyperlink op zijn website te tonen.

c. Hyperlink naar server van Freenet
Edskes heeft allereerst gemotiveerd betwist dat hij zelf Real Alternative vanaf zijn computer of server zou verspreiden: hij verwees op zijn website met een hyperlink (server-b1.edskes.com) naar het bestand Real Alternative op de server ftp2-freenet.de. De rechtbank stelt – na een heldere uitleg wat de onderdelen van de hyperlink technisch gezien betekenen – dat slechts is vast komen te staan dat de link op de website https://codepack.nl verwees naar het bestand Real Alternative op de server van Freenet, en dat Edskes Real Alternative dan ook niet heeft verspreid vanaf één of meer door hem beheerde FTP-servers.

Deze redenering vind ik wat kort door de  bocht. Dat de hyperlink verwijst naar een andere server betekent nog niet dat die server niet door Edskes wordt beheerd. Dat de server van mediabedrijf Freenet.de GmbH is, betekent slechts dat de server eigendom is van Freenet.de GmbH. Edskes kan de FTP-server bij Freenet.de hebben geregistreerd (al dan niet tegen betaling) en daar gebruik van hebben gemaakt om de software te hosten. Ik heb namelijk begrepen dat dit één van de diensten is die Freenet aanbiedt…

Misschien dat Real Networks er niet bij heeft stil gestaan dat Edskes mogelijk wel zeggenschap of controle uit zou kunnen oefenen over de beschikbaar stelling / openbaarmaking van Real Alternative via de servers van Freenet. Het staat overigens ook niet vast dát dat het geval is, maar uitgesloten is het dus ook niet.

De rechtbank beoordeelt vervolgens of Edskes met het aanbieden op zijn website codepack.nl van een link naar Real Alternative op de server van Freenet, het bestand Real Alternative heeft openbaar gemaakt dan wel heeft verveelvoudigd.

Na een uitgebreide uitleg van de begrippen “openbaarmaking” en “distributie onder het publiek” oordeelt de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat Edskes  Real Alternative voor het publiek toegankelijk maakte:

“Het beschikbaar stellen van Real Alternative aan het publiek gebeurde niet binnen de website van [X] [lees: Edskes], althans onder zijn zeggenschap of controle, maar op een andere server namelijk die van Freenet. Na het aanklikken van de link werd een ander frame geopend waarbinnen de gebruiker diende in te stemmen met het downloaden van Real Alternative naar zijn eigen computer. [X] stelde met zijn link dan ook slechts een ‘bewegwijzering’ ter beschikking naar de locatie waar het bestand Real Alternative voor het publiek toegankelijk was.”

De rechtbank oordeelt vervolgens nog dat het publiek in de veronderstelling zou kunnen (zijn komen te) verkeren dat Real Alternative van een server van Edskes werd gedownload (doordat de hyperlink “server-b1.edskes.com” was), maar, zo stelt de rechtbank: 

“Dat neemt echter niet weg dat Real Alternative feitelijk niet werd gedownload van een server van [X] maar van een server van Freenet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [x] daarmee geen distributiehandelingen verricht in de zin van artikel 4 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn of van artikel 4 lid 1 sub c van de Softwarerichtlijn.”

Met andere woorden: de rechtbank oordeelt dat de feitelijke / technische wijze van distributie van belang is. Mijns inziens kan deze constatering ook in de discussie omtrent “embedden” relevant zijn.

Kortom, van openbaarmaking is volgens de rechtbank geen sprake. Uitgaande van de veronderstellingen in het vonnis is dat mijns inziens een terecht oordeel.

Vervolgens beoordeelt de rechtbank nog of Edskes Real Alternative heeft verveelvoudigd, welke vraag negatief wordt beantwoord. Er vond geen “transmissie” plaats van Real Alternative door of met de link van Edskes. De link wees de gebruiker de weg naar de server van Freenet waarop Real Alternative stond – de transmissie vond plaats van de server van Freenet naar de computer van de gebruiker. In die omstandigheden verrichte Edskes volgens de rechter geen verveelvoudigingshandelingen (r.o. 4.29). Zoals reeds aangegeven vraag ik me echter af of het inderdaad Freenet was die de server beheerde, of dat Edskes daar zeggenschap/controle op uitoefende. Maar uitgaande van de veronderstellingen in het vonnis is dit mijns inziens een terecht oordeel.

Vervolgens gaat de rechtbank nog in op de vragen of Edskes als tussenpersoon inbreuk zou maken op de auteursrechten van Real Networks, of Edskes een onrechtmatige daad zou plegen, en of Edskes merkinbreuk zou plegen. Ook daarvan blijkt geen sprake van te zijn.

De vorderingen van Real Networks worden dus door de rechtbank afgewezen. Real Networks wordt vervolgens in de proceskosten veroordeeld, ad EUR 48.000,- (zoals onderling door partijen werd afgesproken).

3. Conclusie?
Al met al is het geen wereldschokkend vonnis: het aanbieden van een hyperlink is volgens de rechtbank geen vorm van openbaarmaking of verveelvoudiging. Dat is niets nieuws. Wel interessant is de overweging dat de beoordeling van distributiehandelingen afhangt van de feitelijke / technische achtergrond. Het functionele criterium, zoals eerder geopperd door bijvoorbeeld Buma/Stemra, lijkt daarmee niet van belang.

Ten slotte meen ik dat het vonnis soms kort door de bocht gaat. Zo wordt veronderstellenderwijs aangenomen dat Real Alternative inbreuk maakt op codecs en plugins van Real Networks, terwijl dit een cruciale basis voor de beoordeling zou moeten zijn. Voorts wordt “eigendom” van een server gelijk gesteld aan “beheer” van een server, terwijl dat niet hetzelfde is. In dit geval is niet uitgesloten (maar overigens ook niet bewezen) dat Edskes de server beheerde. Ik ben benieuwd of Real Networks in hoger beroep zal gaan… To be continued?

IT 568

Geen typisch geval van domeinnaamkaping

WIPO Arbitrage 23 oktober 2011, DNL 2011-055 (Vliegtickets.nl B.V. tegen E-Pepper AG, Inzake: vliegticket.nl, arbiter: Wolter Wefers Bettink)

Met gelijktijdige dank aan Gijsbert Brunt, Wenckebach Bax Brunt Advocaten.

Domeinnaamrecht. Merkenrecht. Uitgebreid oordeel.

Vliegtickets.nl en vliegticket.nl bestaan al jaren naast elkaar. Vliegtickets.nl vordert nu op basis van haar merkenrecht overdracht van de domeinnaam vliegticket.nl. Vliegtickets.nl is aanbieder van reis- en vakantieaanbiedingen en tevens merknaamhouder sinds 2005. In 1999 heeft Elsink de domeinnaam vliegticket.nl geregistreerd. De domeinnaam is in 2009 overgedragen aan gedaagde, waarna een korte tijd is doorgelinkt naar de domeinnaam biedengeniet.nl. Daarop worden, anders dan de domeinnaam doet vermoeden, geen vliegtuigtickets aangeboden, maar wel andere vakantiegerelateerde producten. De overige tijd staat een "site in aanbouw"-mededeling. De arbiter vindt niet dat vliegticket.nl laakbaar handelt en de gevorderde overdracht wordt afgewezen.

Op grond van artikel 2.1 van de Geschillenregeling voor .nl-domeinnamen dient een eiser in een domeinnaamgeschil te stellen en te bewijzen dat:

a) de domeinnaam van verweerder identiek is aan of zodanig overeenstemt dat er verwarring kan ontstaan met:

I. een naar Nederlands recht beschermd merk of handelsnaam waarvan eiser rechthebbende is; dan wel

II. een in een Nederlandse gemeentelijke basisadministratie geregistreerde persoonsnaam, dan wel een naam van een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon of een naam van een in Nederland gevestigde vereniging of stichting waaronder eiser duurzaam aan het maatschappelijke verkeer deelneemt; en

b) Verweerder geen recht heeft op of legitiem belang heeft bij de domeinnaam; en

c) de domeinnaam te kwader trouw is geregistreerd en/of te kwader trouw wordt gebruikt. 

Er is, naar het oordeel van de arbiter, sprake van verwarringwekkende overeenstemming tussen het merk en handelsnaam vliegtickets.nl en de domeinnaam vliegticket.nl. In ondedeel B gaat de arbiter vervolgens na of gedaagde een recht of legitiem belang heeft om de domeinnaam te voeren. De arbiter concludeert dat gedaagde inderdaad een recht c.q. legitiem belang heeft om de domeinnaam vliegticket.nl te gebruiken. Er wordt geen overdracht bevolen.

De arbiter overweegt onder meer:

''B. Recht of legitiem belang
[...] Uitgangspunt is dat de Domeinnaam bestaat uit de beschrijvende aanduiding “vliegticket”. Het daaraan koppelen van een internetportal met links naar (onder meer) websites waarop vliegtickets worden verkocht kan een bona fide gebruik van de Domeinnaam opleveren (onder meer Terroni Inc. v. Gioacchino Zerbo, WIPO Case No. D2008-0666, <terroni.com>). Als echter blijkt dat de links hoofdzakelijk zijn gekozen om in het kielzog te kunnen varen van de Merken of de Handelsnaam, dan is sprake van domeinnaamkaping en is er geen legitiem belang (zie onder meer mVisible Technologies, Inc. v. Navigation Catalyst Systems, Inc., WIPO Case No. D2007-1141 en Champagne Lanson v. Development Services/MailPlanet.com Inc., WIPO Case No. D2006-0006). Om te kunnen vaststellen welke situatie zich voordoet zijn naar het oordeel van de Geschillenbeslechter de volgende factoren van belang: 
(a) de reputatie en bekendheid van het Merk; 
(b) of Verweerder andere domeinnamen met beschrijvende aanduidingen heeft geregistreerd; 
(c) of de Domeinnaam wordt gebruikt voor een doel dat verband houdt met de betekenis van de beschrijvende aanduiding; en zo niet, 
(d) of er aanwijzingen zijn dat Verweerder tracht te profiteren van de verwarringwekkende overeenstemming tussen de Domeinnaam en de Merken.

[...]

Ad (d) Zijn er aanwijzingen dat Verweerder tracht te profiteren van de verwarringwekkende overeenstemming tussen de Domeinnaam en de Merken?

De Geschillenbeslechter stelt voorop dat het onderhavige geschil geen typisch geval van domeinnaamkaping is, omdat de Domeinnaam en de domeinnaam <vliegtickets.nl> van Eiser al meer dan 12 jaar naast elkaar bestaan en er over en weer veel contact is geweest en ook enige vorm van samenwerking. Weliswaar kan ook in een dergelijk geval van jarenlange coëxistentie een situatie ontstaan die het mogelijk maakt een eis in te dienen en daarop de criteria van de Regeling toe te passen, maar dan moet er sprake zijn van (nieuwe) feiten die er op wijzen dat (alsnog) sprake is van misbruik van de domeinnaam op een wijze die gelijk te stellen valt met domeinnaamkaping. Dat vereist dat de eiser met de eis overtuigend bewijs van de relevante feiten overlegt, nu immers op hem de bewijslast rust. Voldoet het overgelegde bewijs niet, dan sluit dat uiteraard niet uit dat de eiser alsnog bij de civiele rechter zijn gelijk haalt. Artikel 20.1 en 21 van de Regeling houden uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat de eiser het geschil (ook) aan de gewone rechter voorlegt.

In dit geval heeft Eiser gesteld dat Verweerder de Domeinnaam (naar de Geschillenbeslechter begrijpt: in 2011) gebruikt om consumenten uit winstoogmerk op misleidende wijze naar de website onder de domeinnaam <biedengeniet.nl> te lokken en daarmee commercieel voordeel te halen. Naar het oordeel van de Geschillenbeslechter is het enkele feit dat Verweerder gedurende een zekere periode in 2011 (vijf à zes maanden) de Domeinnaam heeft doorgelinkt naar de website onder de domeinnaam <biedengeniet.nl> in dit geval onvoldoende om te concluderen dat Verweerder tracht te profiteren van de verwarringwekkende overeenstemming tussen de Domeinnaam en de Merken. Eiser heeft geen aanvullend bewijs overgelegd waaruit de gestelde intentie of het effect van het handelen van Verweerder blijkt.''

IT 567

Bezwaren voor discussie vatbaar

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 november 2011 (bij vervroeging), G Z 11-1641 (News-Service Europe B.V. tegen Stichting BREIN)

Met dank aan Bastiaan Ramshorst, BREIN.

In navolging van IEF 10260.Executievonnis. Anti-Piraterij. NSE stelt dat het vonnis evident in strijd is met recente uitspraken van het HvJ EU (Premier League, IEF 10286) en getroffen maatregel is niet evenredig, billijk en strijd met artikel 3 Handhavingsrichtlijn, dit volgt uit HvJ EU L'Oreal / eBay, IEF 9961.

In't kort (r.o. 4.8 en 4.9): Dat NSE een andere mening is toegedaan over de toepasselijkheid van art. 6:196c BW en de belangenafweging en de uitkomst, kan niet leiden tot toewijzing van de schorsing van de tenuitvoerleging. De bezwaren zijn voor discussie vatbaar en daarover kan in een executiegeschil niet over worden beslist.

NSE onvoldoende omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Stiching Brein geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Dat NSE niet in staat zou zijn om eventuele inbreukmakende alfanumerieke bestanden te filteren van andere bestanden is niet zo'n omstandgheid (r.o. 4.9).

Art. 1019 Rv is van toepassing op executiegeschil ad €9.227,50 (r.o. 4.11)

4.5. De verwijzende procedure van het Premier League arrest betreft, aldus rechtsoverweging 153, het creëren van opeenvolgende fragmenten van voorbijgaande aard in het geheugen van een satellietdecoder en op de televisie die meteen worden gewist en vervangen door volgende fragmenten. Dit is een andere feitelijke situatie dan in het geschil tussen Stichting Brein en NSE. De rechtbank heeft immers in het vonnis overwogen dat NSE alfanumerieke bestanden voor langere tijd opslaat op haar servers en vandaar beschikbaar stelt aan de gebruikers van Usenet en in rechtsoverweging 4.10 geoordeeld dat de opslag de alfanumerieke bestanden niet van voorbijgaande aard is. NSE heeft dit niet ter discussie gesteld in deze procedure. NSE heeft zich ook niet uitgelaten waarom, en zo ja op welke wijze, de feitelijke situatie van haar werkwijze overeenkomsten vertoont met die in het Premier League arrest. De feitelijke verschillen in beide zaken zijn relevant voor de juridische beoordeling. Daarom kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat uit dat arrest volgt dat de beoordeling in het vonnis over de inbreukmakende activiteiten van NSE klaarblijkelijk op een misslag berust in de zin dat het in strijd met het bedoelde arrest zou zijn. De schorsing van de  tenuitvoerlegging van het vonnis kan dus niet worden toegewezen op grond van het beroep van NSE op het Premier League arrest.

4.8.  De wijze waarop de rechtbank de vorderingen van ichting BRIEIN heeft beoordeeld is immers een toepasssing van regelgeving, waaronder de Handhavingsrichtlijn en [richtlijn inzake elektronische handel], beiden zijn omgezet in de Nederlandse wetgeving. De rechtbank heeft hierbij gemotiveerd overwogen dat zij aan toetsing van artikel 6:196c Burgerlijk Wetboek (BW) niet is toegekomen (overweging 4.32). Voor het overige heeft zij, uitgaande van de vastgestelde feiten, de regelgeving toegepast waarbij zij in overweging 4.40 van het vonnis de door NSE aangevoerde belangen bij het niet treffen van de door Stichting BREIN gevorderde maatregelen ondergeschikt heeft bevonden aan de belangen van Stichting Brein bij het opleggen van die maatregelen. Dat NSE een andere mening is toegedaan over de toepasselijkheid van artikel 6:196c BW en ten aanzien van deze belangenafweging en de uitkomst daarvan, kan niet leiden tot toewijzing van de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. De door NSE geuite bezwaren tegen het vonnis zijn voor discussie vatbaar, zoals ook uit het verweer van Stichting BREIN blijkt, en daarover kan in een executiegeschil niet worden beslist.

IT 566

Reageer op de voorgenomen agenda 2012 - 2013 van de Consumentenautoriteit

Consultatiedocument Agenda 2012-2013

De Consumentenautoriteit heeft deze week het consultatiedocument Agenda 2012 -2013 aan haar stakeholders gestuurd. Zij zijn uitgenodigd te reageren op de voorgenomen aandachtsgebieden. Maar ook u kunt reageren. Na het lezen van het consultatiedocument kunt u uw reactie mailen naar: consultatie@consumentenautoriteit.nl

Stuur uw reactie wel voor 23 november 2011.

Komende jaren stelt de Consumentenautoriteit voor zich op drie aandachtsvelden te richten:

  • misleidende en agressieve telemarketing
  • leverings- en betalingsproblemen bij webwinkels
  • intransparantie van prijzen in de reisbranche

Afgelopen voorjaar is met een groot aantal maatschappelijke partijen gesproken om te komen tot een groslijst van aandachtsgebieden. Ook de meldingen bij ConsuWijzer zijn medebepalend geweest.

Uit al die problemen waarmee consumenten worden geconfronteerd is bovenstaande selectie gemaakt. De Consumentenautoriteit meent dat deze problemen prioriteit moeten krijgen om aangepakt te worden. Komende weken kan er nog gereageerd worden op dit voorstel. Daarna zal de Consumentenautoriteit de definitieve agenda voor de komende twee jaar vaststellen. Die zal begin 2012 gepresenteerd worden.

IT 310

Pauzepraat in cassatie

Hoge Raad, 8 april 2011, LJN: BP6165, Pretium Telecom B.V. tegen de TROS

Mediarecht. Het recht op eerbieding van de goede naam tegenover de vrijheid van meningsuiting. Bij beantwoording van de vraag welk van deze rechten in dit geval dient te prevaleren heeft het Hof de in onderling verband te beschouwen omstandigheden in aanmerking genomen en hiermee de juiste maatstaf aangelegd (r.o. 3.3.1). Onrechtmatige daad. Journalistieke maatstaf geen rechtens criterium maar mee te wegen omstandigheid die niet doorslaggevend hoeft te zijn (r.o. 3.3.2).

Ook voor de beantwoording van de vraag of het gebruik door een journalist van een verborgen camera in het kader van zijn onderzoek naar een maatschappelijke misstand en het publiceren van het met die camera verkregen beeldmateriaal onrechtmatig is, komt het aan op een afweging van de daarbij betrokken belangen en omstandigheden. Dat naar journalistieke maatstaven, zoals neergelegd in punt 2.1.6 van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek, het gebruik van verborgen opnameapparatuur in beginsel niet toelaatbaar is "(.......)", is in het kader van de genoemde, door de rechter te verrichten afweging geen rechtens aan te leggen criterium maar een omstandigheid die weliswaar in de regel gewicht in de schaal zal leggen maar niet doorslaggevend behoeft te zijn.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Vzr. te 's-Gravenhage 13 februari 2009 LJN BH2777 (16 februari 2009 - IEF 7576 'Pauzepraat')
Gerechtshof te 's-Gravenhage 21 juli 2009 LJN BJ3772 (27 juli 2009 - IEF 8086 'Pauzepraat in hoger beroep')
De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek hier

Art. 139f Sr,  6:162 BW, artt. 8, 10 EVRM, 419 lid 3 Rv

IT 565

BSN verzameld door PVV

Antwoord vragen van het lid Schouw over het bericht ‘PVV verzamelt privé-gegevens journalisten’ Aanhangsel Handelingen II 2011-2012, 505.

1 Bent u bekend met het bericht dat de Partij Voor de Vrijheid van journalisten – in opdracht van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Bescherming (DKDB) – het Burgerservicenummer (BSN) zou vragen als vereiste voor het bijwonen van persconferenties?

Het is juist dat de PVV op verzoek van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Bescherming (DKDB) van het Korps Landelijke Politiediensten gegevens vraagt aan bezoekers van bijeenkomsten. Het gaat daarbij om partijbijeenkomsten en persconferenties, waarbij toegangscontrole is in verband met de beveiliging van de heer Wilders.

Bij bewaken en beveiligen staat het veilig en ongestoord functioneren van de te beveiligen persoon voorop. Bij een publiek optreden van de te beveiligen persoon in een afgesloten gebied of ruimte kunnen door bepaalde vormen van toegangscontrole, waaronder een screening vooraf van de deelnemers, eventuele veiligheidsrisico’s eerder in beeld worden gebracht zodat kan worden gezorgd voor een maximale bewegingsvrijheid van de heer Wilders. Om deze reden zijn persoonsgegevens van bezoekers noodzakelijk. Indien er op basis van naslag van deze persoonsgegevens sprake is van een mogelijk risico voor de veiligheid van de heer Wilders, dan adviseert de DKDB aan de PVV de betrokken bezoeker niet toe te laten. Er worden daarbij geen nadere gegevens over de betrokken persoon verstrekt. Het is vervolgens aan de partij om de bezoeker wel of niet uit te nodigen.

In artikel 2, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is bepaald dat die wet niet van toepassing is bij de uitvoering van de politietaak. Onder de politietaak wordt ook het waken voor de veiligheid van personen begrepen.

Het BSN is een doelmatig middel om de verstrekte gegevens te verifiëren. De DKDB als onderdeel van de politie is bevoegd dat nummer te gebruiken (artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer).

De gegevens werden via de PVV opgevraagd omdat dit de meest doelmatige manier is voor alle betrokken partijen: zowel voor de deelnemer, als voor de organisator en de DKDB. Voor de goede orde wil ik nog benadrukken dat de betrokkenen de gegevens vrijwillig verstrekken.

Inmiddels heb ik er voor gekozen dat er voortaan geen Burgerservicenummers meer via de PVV worden opgevraagd, maar zal ik samen met de DKDB een meer transparante werkwijze opstellen.

IT 564

Sourcingcontract volledig vertaald

De Modelsourcingovereenkomst van Platform Outsourcing Nederland is nu geheel in het Engels vertaald. Eerder verscheen al een deels vertaalde versie, maar daarin waren de voetnoten en toelichting niet vertaald. Dat is nu wel het geval. U vindt het contract hier. Overigens wordt de Nederlandse versie van het model besproken in de meest recente aflevering van Computerrecht.

IT 563

Eindejaars IT-evenementen

Test & Acceptatie van Software: Juridische aspecten; Utrecht, 10 november 18:30 - 21:45

Op 10 november 2011 organiseert de Afdeling IT-recht van het Ngi i.s.m. de Nederlandse Vereniging van Informaticadeskundigen, NVBI, een bijeenkomst voor alle NGI-leden met als onderwerp “test en acceptatie van software”. In deze sessie wordt het onderwerp door twee sprekers benaderd vanuit twee verschillende invalshoeken. Enerzijds de testspecialist en anderzijds de IT-jurist. Aan de orde komen onder meer: de gevolgen van het ontbreken van voldoende inzichtelijke requirements, acceptatieprotocollen, de (wenselijke) rol van de afnemer bij test en acceptatie, de implicaties van onvoldoende betrokkenheid van afnemer en gebruikers, testen en aansprakelijkheid, de contractuele aspecten van het testen de rechtsgevolgen van acceptatie en geschillen. Lees het programma en aanmelden hier.

Jurisprudentiedag ICT & Recht 2011, Olympisch Stadion Amsterdam, 24 november 12:30 - 19:00

ICT Recht voor de commerciële praktijk Tijdens de Jurisprudentiedag ICT & Recht 2011 wordt u binnen 1 dag bijgepraat over alle actuele jurisprudentie binnen ICT-recht.

 

Als juridisch expert op het raakvlak van ICT, internet en recht moet u uiteraard op de hoogte zijn van alle actuele en belangrijkste uitspraken van het Europese Hof van Justitie, de Hoge Raad en lagere rechterlijke instanties. Lees het programma en aanmelden hier