Prejudiciële vragen: Is een camera op gezinswoning verwerking persoonsgegevens
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 20 maart 201, zaak C-212/13 (Rynes) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Nejvyšší správní soud, Tsjechische Republiek.
Verzoeker laat een beveiligingsfirma een camerasysteem monteren op de woning die in eigendom is van zijn echtgenote nadat diverse malen onbekenden (die nooit zijn opgespoord) het huis hadden aangevallen en beschadigd. De woning wordt alleen door verzoeker en zijn gezin gebruikt. De opnamen zijn alleen beschikbaar op een harde schijf die continue overschreven wordt (doorlopende lus) en de beelden zijn niet direkt op beeldscherm te bekijken. Alleen verzoeker heeft toegang tot het systeem.
In een oktobernacht wordt opnieuw een aanval uitgevoerd met een katapult. Twee verdachten worden door de camerabeelden geïdentificeerd. Eén van de verdachten brengt de vraag op of verzoeker toestemming heeft om een camerasysteem in werking te hebben, en stelt inbreuk op de Tsjechische ‘wet inzake bescherming persoonsgegevens’.
De Tsjechische autoriteit beschikken in augustus 2008 dat verzoeker inbreuk heeft gemaakt op genoemde wet, met name omdat de camerabeelden een deel van de openbare weg beslaan. Personen die zich in de openbare ruimte begeven is geen toestemming gevraagd voor de opnamen en zij zijn ook niet op de hoogte dat er opnames gemaakt worden. Verzoeker krijgt een geldboete opgelegd.
Zijn bezwaar wordt afgewezen waarna verzoeker in beroep gaat dat ook wordt afgewezen. In hoger beroep overweegt het Hof dat de opname niet enkel was bedoeld voor persoonlijk gebruik door verzoeker, maar tevens was bedoeld om aan de politie te worden overhandigd en vervolgens in strafprocedures te worden gebruikt. Verzoeker gaat in cassatie en hekelt met name de inconsistente toepassing en uitlegging van het in de wet opgenomen begrip “het verwerken van persoonsgegevens voor eigen gebruik”.
Omdat een exacte juridische definitie van het begrip “met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden” in het EU-recht ontbreekt stelt de verwijzende Tsjechische rechter het HvJ EU daarom de volgende vraag:
“Kan de werking van een camerasysteem dat is gemonteerd op een gezinswoning, met als doel de bescherming van eigendom, gezondheid en leven van de eigenaars van het huis, worden aangemerkt als het verwerken van persoonsgegevens „die door een natuurlijk persoon in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht” in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 95/46/EG (Pb L 281 van 23.11.1995, blz. 31), ofschoon dit systeem ook een openbare ruimte in beeld brengt?”
Personalia: Bestuur Nederland ICT benoemt interim-directeur
Uit't persbericht: Het bestuur van Nederland ICT heeft met ingang van heden mr. Peter van Schelven benoemd tot interim-directeur. Algemeen directeur mr. Sylvia Roelofs is wegens ziekte afwezig. Peter van Schelven is sinds 1999 werkzaam bij Nederland ICT als juridisch adviseur.
Sexfilmpje via whatsapp geldt niet als openbaar
Rechtbank Overijssel 25 april 2013, LJN BZ8542 (Sexfilmpje via WhatsApp)
Smaadschrift. Belediging. In het openbaar bij afbeelding.
Rechtspraak.nl: De rechtbank Overijssel heeft een 21-jarige man vrijgesproken die er van werd verdacht een filmpje te hebben verspreid via social media zonder toestemming van zijn toenmalige vriendin. In het filmpje zijn het slachtoffer en de verdachte te zien terwijl zij seksuele handelingen verrichten. Verdachte heeft een filmpje met beelden van seksuele handelingen van het slachtoffer naar één andere persoon gestuurd. Daarna is het filmpje onder verschillende personen en in brede kring verspreid. Dat haar door dit alles leed is aangedaan, is duidelijk. De vraag is echter of dit verdachte strafrechtelijk te verwijten is op basis van wat hem in deze zaak wordt tenlastegelegd. Naar het oordeel van de politierechter is dat niet het geval. Verdachte heeft het filmpje maar aan één persoon gestuurd met de bedoeling dat het niet verder zou worden verspreid. De politierechter acht daarom niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er kortweg op neer dat verdachte
primair: smaadschrift heeft gepleegd met als slachtoffer [slachtoffer]
subsidiair: [slachtoffer] heeft beledigd,
primair en subsidiair door een filmpje, waarop seksuele gedragingen van [slachtoffer] te zien zijn, met een bericht via ‘WhatsApp’ ten toon te stellen, te verspreiden of naar derden te versturen.5.4 De conclusie
Samenvattend overweegt de politierechter het volgende. Verdachte heeft een filmpje met beelden van seksuele handelingen van het slachtoffer naar één andere persoon gestuurd. Daarna is het filmpje onder verschillende personen en in brede kring verspreid. Dat haar door dit alles leed is aangedaan, is duidelijk. De vraag is echter of dit verdachte strafrechtelijk te verwijten is op basis van wat hem in deze zaak wordt tenlastegelegd. Naar het oordeel van de politierechter is dat niet het geval. Verdachte heeft het filmpje maar aan één persoon gestuurd met de bedoeling dat het niet verder zou worden verspreid. De politierechter acht daarom niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Op andere blogs:
Ius Mentis (Seksfilmpje versturen via WhatsApp is geen smaad of belediging)
Slamming onvoldoende aannemelijk
Vzr. Rechtbank Den Haag 28 februari 2013, LJN CA2672 (Tele2 c.s tegen KPN)
Rechtspraak.nl: Kort geding tussen twee aanbieders van telefoniediensten over de vraag of gedaagde een onrechtmatig en misleidend aanbod heeft gedaan aan CPS-klanten, die een aansluiting bij gedaagde hebben, maar het uitgaande telefoonverkeer via eiseres laten lopen. De vorderingen die onder meer zien op een verbod om klanten om te schakelen en een gebod om het aanbod in te trekken en te rectificeren worden afgewezen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat gedaagde zich schuldig wil en zal maken aan slamming. Verder heeft gedaagde met de tekst van het aanbod wel de nodige verwarring veroorzaakt, maar zij heeft met een aantal acties daarna alsnog de gewenste duidelijkheid gegeven. Het uitgangspunt dat aan de vorderingen ten grondslag ligt, te weten dat gedaagde met haar aanbod een onrechtmatig handelen beoogde, dat zij de CPS-klanten heeft misleid met hetgeen zij heeft gemeld en dat dit door haar niet voldoende is of zal worden rechtgezet, wordt dan ook niet gevolgd.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Centraal in het geschil van partijen staan de vragen wat KPN met haar mailing heeft beoogd en of de betreffende bedoeling van KPN duidelijk is voor de CPS-klanten van Tele2 c.s. Partijen hebben hierover een ander standpunt ingenomen en dit zal als eerste worden beoordeeld.
3.7. Concluderend overweegt de voorzieningenrechter dat alle vorderingen zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat KPN met haar aanbod een onrechtmatig handelen beoogde, dat zij de CPS-klanten heeft misleid met hetgeen zij over de actie in de brief en in telefoongesprekken heeft gemeld en dat dit door haar niet voldoende is of zal worden rechtgezet. Dit uitgangspunt kan gezien al het vorenstaande echter niet worden gevolgd, zodat de grondslag aan alle vorderingen is komen te vervallen. De vorderingen zullen dus worden afgewezen.
Vervolg op 'Bewijsrisico realiseert zich door niet te verschijnen'
In navolging van IT 962.
2.1 In het arrest van 27 november 2012 heeft het hof geoordeeld (rechtsoverweging 9.9) dat op [appellant] de bewijslast rust van zijn stelling dat partijen op 18 augustus 2009 hebben afgesproken dat de (ICT Dienstverlenings)overeenkomst is beëindigd en dat de factuur van Linkit over 2009 is komen te vervallen, nu hij zich op de rechtsgevolgen van die afspraken beroept.
2.2 Het verzet van [appellant] richt zich tegen de toewijzing van de door Linkit gevorderde jaarlijkse vergoeding over 2009 en 2010. [appellant] handhaaft zijn stelling dat partijen op 18 augustus 2009 hebben afgesproken dat de overeenkomst is beëindigd en dat de factuur over 2009 zou komen te vervallen en heeft thans aangeboden deze afspraken te bewijzen. Het hof zal dit bewijsaanbod honoreren en [appellant] in de gelegenheid stellen bewijs te leveren van die afspraken.
3. De beslissing
Het gerechtshof:draagt [appellant] op te bewijzen dat partijen op 18 augustus 2009 hebben afgesproken dat de overeenkomst is beëindigd en dat de factuur over 2009 zou komen te vervallen;
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. R.A. van der Pol, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van dinsdag 18 juni 2013, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
verstaat dat de advocaat van [appellant] uiterlijk twee weken voor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van Linkit alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere uitspraak aan.
Wettelijke verplichting tot geheimhouding op zichzelf niet voldoende
Vzr. Rechtbank Rotterdam 5 februari 2013, LJN CA1942 (Agens de werkende kracht B.V. tegen G4S Fire & Safety B.V)
Artikel 843A Rv, gewichtige redenen, het recht op bescherming van persoonsgegevens betreft geen absoluut recht zodat niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de geheimhoudingsplicht ex artikel 12 Wpb een gewichtige reden oplevert.
Agens vordert G4S te gebieden om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis afschriften van alle bescheiden, zowel in digitale als in schriftelijke vorm, die zij in haar bezit heeft aan Agens te verstrekken, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze inzage in de bescheiden te verschaffen. G4S maakt bezwaar tegen afgifte van voorbedoelde medische stukken. G4S wordt bevolen om enkele bescheiden zowel in digitale als in schriftelijke vorm te verstrekken aan Agens.
4.17. De onder ii. (het oordeel van de bedrijfsarts, als hiervoor bedoeld onder 4.5.), ix., x., xi. en xii. gevorderde bescheiden betreffen medische stukken, althans stukken die medisch gerelateerd zijn, die G4S als voormalig werkgever van [A] onder zich houdt. Met betrekking tot deze bescheiden wordt het volgende overwogen.
4.18. G4S maakt bezwaar tegen afgifte van voorbedoelde medische stukken. Zij voert daartoe aan dat niet zij, maar de verzuimcoördinator en/of de bedrijfsarts van G4S over de stukken beschikt en dat zij deze stukken op grond van het medisch geheim en de Wet bescherming persoonsgegevens niet aan derden mag verstrekken. De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van G4S zo dat G4S kennelijk een beroep doet op een beperking van de exhibitieplicht op grond van gewichtige redenen als bepaald in artikel 843a lid 4 Rv. Gewichtige redenen kunnen een weigering van een partij om aan de verplichting te voldoen rechtvaardigen.
4.19. De Wet bescherming persoonsgegevens (“Wbp”) heeft geen exclusieve werking. Het recht op bescherming van persoonsgegevens betreft geen absoluut recht, zodat niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de geheimhoudingsplicht ex artikel 12 Wbp een gewichtige reden in de zin van artikel 843a lid 4 Rv oplevert. De Wpb staat derhalve op zichzelf niet in de weg aan een beroep op artikel 843a Rv.
Bovendien is het bestaan van een wettelijke verplichting tot geheimhouding op zichzelf niet voldoende een weigering om aan de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen te voldoen, te rechtvaardigen. Van gewichtige redenen kan slechts sprake kan zijn indien in de concrete omstandigheden van het geval de belangen waarop de geheimhoudingsplicht zich richt, zwaarder wegen dan het zwaarwegende maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. veroordeelt G4S om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis aan Agens te verstrekken, voor zover mogelijk zowel in digitale als in schriftelijke vorm:
1. de op de arbeidsovereenkomst van [A] betrekking hebbende arbeidsvoorwaardelijke regelingen, waaronder begrepen een arbeidsvoorwaardenreglement, personeelshandboek en/of collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover zij deze in haar bezit heeft/kan krijgen;
2. de in de aanvraag voor een ontslagvergunning d.d. 25 juni 2009 vermelde “diverse correspondentie” en “diverse gespreksverslagen”;
3. alle salarisspecificaties die G4S aan [A] gedurende zijn dienstverband, en eventueel nadien, heeft verstrekt;
4. de eindafrekening die G4S aan [A] heeft verstrekt;
5. de pensioenregeling die op [A] van toepassing was;
Beloning groepstraining vastgesteld door rechter
Overeenkomst van opdracht. Redelijke vergoeding aan opdrachtnemer toegekend op basis van artikel 7:405 BW.
8.2. [appellante] heeft zich in haar akte na tussenarrest bereid verklaard om een vergoeding te betalen voor de door ICT-Coach in de persoon van [trainer van ICT Coach] gegeven groepstraining, maar zij acht het aantal ter zake van deze training (in de urenspecificatie van ICT-Coach, productie 8 bij de memorie van grieven) opgevoerde uren, te weten in totaal 30,25 uren, veel te hoog. [appellante] wijst erop dat de training 4 uur heeft geduurd en zij acht een voorbereidingstijd van 2 uur redelijk, zodat – uitgaande van het door ICT-Coach zelf opgegeven tarief van € 75,- per uur – een bedrag van 6 x € 75,- = € 450,- zou kunnen worden toegewezen.
8.4. Dat [appellante] zich jegens ICT-Coach verbonden zou hebben voor die groepstraining een bedrag van € 2.250,- met reiskosten en btw te voldoen, valt naar het oordeel van het hof niet te lezen in de e-mail van [appellante] d.d. 14 januari 2011 (productie 7 bij de inleidende dagvaarding). Nu enige andere onderbouwing ontbreekt, kan deze stelling van ICT-Coach niet worden aanvaard.
Hetzelfde geldt voor de - door [appellante] betwiste - stelling van ICT-Coach dat partijen het erover eens waren dat ICT-Coach haar werkzaamheden aan [appellante] zou kunnen declareren op basis van de offerte van 5 oktober 2010 (productie 14 bij memorie van antwoord).
8.5. Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof, met toepassing van artikel 7:405 BW, een beloning vaststellen voor de door ICT-Coach gegeven groepstraining op 7 september 2010.
Het hof begrijpt dat partijen het erover eens zijn dat een tarief van € 75,- per uur exclusief btw voor de werkzaamheden van [trainer van ICT Coach] redelijk is. Het hof zal hiervan uitgaan.
Volgens de urenspecificatie van ICT-Coach (productie 8 memorie van grieven) zou [trainer van ICT Coach] aan de groepstraining 30,25 uren besteed hebben. [appellante] acht dit aantal uren buitenproportioneel aangezien de training zelf maar 4 uren heeft geduurd.
Het hof zal, gelet op het over en weer gestelde, de beloning voor de door ICT-Coach gegeven groepstraining ex aequo et bono vaststellen op 15 uren x € 75,- , te vermeerderen met € 150,- reiskosten en btw. Het hof neemt hierbij in overweging dat – kennelijk – de groepstraining nieuw was opgezet hetgeen extra uren aan voorbereiding zal hebben gevergd; tevens acht het hof het aannemelijk dat ook de leidinggevende van [trainer van ICT Coach], [leidinggevende van trainer van ICT Coach], de nodige uren aan de voorbereiding zal hebben besteed.
9. De uitspraak
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep;
Wraking kantonrechter vanwege via Google achterhaalde bijbanen
Rechtbank Gelderland 22 mei 2013, LJN CA2390 (verzoeker tegen kantonrechter)
Wrakingsverzoek afgewezen. Registreren bijbanen.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter ten grondslag gelegd dat de kantonrechter niet al zijn bijbanen heeft laten registreren. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker verklaard dat hij via Google heeft achterhaald dat de kantonrechter bijbanen heeft bij Licent Academy te Groningen, aan de Universiteit van Leiden en de Universiteit van Groningen. Omdat de kantonrechter niet al zijn bijbanen heeft laten registreren, vermoedt verzoeker dat de kantonrechter nog andere bijbanen heeft dan hij via Google heeft weten te achterhalen. Door de onvolledige registratie is het volgens verzoeker niet na te gaan of de kantonrechter onpartijdig is. Daardoor is sprake van de schijn van partijdigheid, aldus verzoeker.
4.2. Gesteld noch gebleken is dat de persoonlijke opstelling van de kantonrechter een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat deze rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid).
De vraag is daarom of afgezien van de persoonlijke opstelling van de kantonrechter, de vrees voor partijdigheid die bij verzoeker bestaat objectief gerechtvaardigd is waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid). Het subjectieve oordeel van verzoeker is daarbij niet doorslaggevend.
4.4 [...] Niet valt in te zien dat de aard van de nevenfuncties (onderwijs) en het soort instellingen (onderwijsinstellingen) waarvoor de kantonrechter deze functies verricht de schijn van partijdigheid van de kantonrechter meebrengt bij enige beslissing (al dan niet als rolrechter) in de twee civiele procedures waarin door de eisende partijen betaling van een geldbedrag wordt gevorderd. Gesteld noch gebleken is bovendien dat deze eisende partijen een hier relevante band met de genoemde onderwijsinstellingen hebben.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het wrakingsverzoek van 20 maart 2013 tegen de kantonrechter ongegrond;
- bepaalt dat de procedure met registratienummer 515875 CV EXPL 13-541 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing op 20 maart 2013.
Kosten voor excessief telefoonverkeer na hack/misbruik
Rechtbank Rotterdam 10 april 2013, LJN CA2561 (Telespectrum managed voice services B.V. tegen Tri-Ennium B.V.)
Telecommunicatieovereenkomst. Hack/misbruik van telefoonlijnen. Reikwijdte zorgplicht opdrachtnemer. Oorzaak hack/misbruik: deskundige.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Tri-Ennium op grond van de tussen partijen gesloten telecommunicatieovereenkomst de kosten dient te voldoen die verband houden met excessief telefoonverkeer dat heeft plaatsgevonden via de telefoonlijnen van Tri-Ennium in een zeker weekend. Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank enkele beslissingen genomen en partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over enkele andere specifieke punten. Vast staat dat dit excessieve telefoonverkeer heeft plaatsgevonden als gevolg van een hack en/of misbruik van de telefoonlijnen van Tri-Ennium. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol en houdt iedere beslissing aan.
2.2. Bij de beoordeling moet uitgangspunt zijn de in 2004 tussen partijen tot stand gekomen telecommunicatieovereenkomst. Blijkens die overeenkomst heeft Telespectrum de “beveiliging” van de lijnen gegarandeerd. Daaruit heeft de rechtbank afgeleid dat Telespectrum in beginsel de kosten dient te dragen die het gevolg zijn van een hack en/of misbruik van de desbetreffende telefoonlijnen. In haar conclusie na tussenvonnis heeft Telespectrum aangevoerd dat zij een dergelijk vergaande garantie niet kan en, op grond van de privacywetgeving, ook niet mag geven. De in de overeenkomst genoemde garantie heeft slechts betrekking op de goede werking van het telefoonsysteem – aldus Telespectrum. Aan het hier bedoelde oordeel van de rechtbank doet dit echter niet af. Of Telespectrum een ver strekkende garantie als de onderhavige nu wel of niet kan waarmaken laat immers onverlet dat zij zich wel in bewoordingen heeft uitgelaten die op een dergelijke ver strekkende garantie wijzen. Op die woorden heeft Tri-Ennium mogen vertrouwen. Dat zou slechts anders kunnen zijn als Tri-Ennium heeft moeten begrijpen dat aan deze bewoordingen een minder ver strekkende betekenis toekwam, maar Telespectrum heeft daartoe geen feiten gesteld. Niet van belang is dus of partijen als Telespectrum “kunnen […] aanvaarden” dat “op hen een verplichting wordt gelegd” ten aanzien van het screenen van telefoonlijnen (conclusie, sub 16). Hier is louter van belang dat Telespectrum zelf en op eigen initiatief een garantie ten aanzien van de beveiliging van de lijnen op zich heeft genomen. Aan die garantie is zij gebonden.
2.6. Het komt de rechtbank voor dat, als moet worden geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor de beveiliging ook na 2007 bij Telespectrum is blijven berusten, van belang is op welke wijze het hier relevante telefoonverkeer precies tot stand is gekomen. Denkbaar is immers dat op zichzelf de beveiliging van de telefoonlijnen in orde was, maar dat een medewerker van Tri-Ennium zelf het telefoonverkeer tot stand heeft gebracht of zijn wachtwoord aan een derde ter beschikking heeft gesteld en aldus gelegenheid heeft geboden om van de telefoonlijnen misbruik te maken. In dat geval valt niet zonder meer in te zien dat de kosten van het aldus gegenereerde telefoonverkeer (volledig) voor rekening van Telespectrum behoren te komen. Een dergelijke oorzaak van het excessieve telefoonverkeer ligt in beginsel immers in het domein van Tri-Ennium, en daaraan staat de garantie van Telespectrum ter zake de beveiliging niet zonder meer in de weg.
2.10. De rechtbank zal partijen gelegenheid geven zich uit te laten over de modaliteiten van een dergelijk deskundigenonderzoek, dat wil zeggen de specifieke deskundigheid van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. Het spreekt vanzelf dat het de voortgang van de procedure ten goede komt als partijen het hierover eens worden. Bij de conclusie na dit tussenvonnis kan Telespectrum ook reageren op de stelling van Tri-Ennium dat ook zij (Telespectrum) beschikte over de wachtwoorden voor de telefoonlijnen van Tri-Ennium.
2.11. De deskundige zal in beginsel moeten kunnen beschikken over de volledige weblogs. Telespectrum heeft gesteld dat het hier gaat om vele honderden pagina’s. De rechtbank geeft Telespectrum in dit verband in overweging die documenten in digitale vorm bij de rechtbank (en bij Tri-Ennium) te deponeren, zodat overlegging in papieren vorm achterwege kan blijven.
2.15. In afwachting van de conclusies van partijen zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verwijst de zaak naar de rol van 8 mei 2013 voor conclusie na tussenvonnis als bedoeld in 2.5 en 2.10 door Telespectrum, waarna Tri-Ennium kan reageren;
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dagvaarding niet bestaande rechtspersoon in aanbestedingsrecht
Vzr. Rechtbank Den Haag 3 mei 2013, LJN CA2380 (EAL tegen Politie Nederland c.s.)
Kort geding, aanbestedingsrecht. Openbare Europese aanbestedingsprocedure aangekondigd voor de opdracht ‘GEO PositieBepalingsSysteem Levering, Beheer, Onderhoud en aanvullende diensten en producten’. De opdracht heeft kort gezegd betrekking op aanvulling van het reeds bestaande PositieBepalingsSysteem (PBS) waarmee de meldkamers voortdurend een nauwkeurig overzicht hebben van de locatie en status van medewerkers die zich voortbewegen.
Eiseres is niet ontvankelijk in haar vorderingen aangezien zij een niet meer bestaande rechtspersoon heeft gedagvaard. Ook indien zij de juiste rechtspersoon zou hebben gedagvaard, zouden haar vorderingen niet toewijsbaar zijn geweest aangezien de twijfels van eiseres over de wijze van uitvoering en de uitkomsten van de na de voorlopige gunning uitgevoerde 'proof of concept' niet kunnen leiden tot het oordeel dat de winnende inschrijving alsnog terzijde zou moeten worden gelegd.
2.1 Op 5 oktober 2011 heeft VtsPN een openbare Europese aanbestedingsprocedure aangekondigd voor de opdracht ‘GEO PositieBepalingsSysteem Levering, Beheer, Onderhoud en aanvullende diensten en producten’. De opdracht heeft kort gezegd betrekking op aanvulling van het reeds bestaande PositieBepalingsSysteem (PBS) waarmee de meldkamers voortdurend een nauwkeurig overzicht hebben van de locatie en status van medewerkers van de Openbare Orde en Veiligheidsdiensten die zich voortbewegen te voet, per fiets, te paard en van voertuigen, vaartuigen, en motoren waarmee deze medewerkers zich verplaatsen binnen hun meldkamerregio. Het PBS bestaat uit zogenoemde Mobiele Object Componenten (MOC) en Centrale Componenten (CC). Op de aanbestedingsprocedure is het Besluit aanbesteding overheidsopdrachten (Bao) van toepassing.
2.2. De aanbestedingsprocedure is nader omschreven in (onder meer) het Hoofddocument 1 (hierna ‘HD1’) en Hoofddocument 3 (Programma van Eisen en Wensen). In HD1 is bepaald dat de (PBS) CC van de Inschrijver met de hoogst scorende aanbieding zal worden onderworpen aan een operationele toets, de zogenoemde ‘Proof of Concept’.
4.2. Nu EAL een niet meer bestaande rechtspersoon heeft gedagvaard en haar rechtsopvolger de Politie niet vrijwillig in het geding is verschenen, kan deze procedure ten aanzien van de Politie geen veroordelend vonnis opleveren. EAL zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen tegen VtsPN. Of en in hoeverre deze procedurele fout aan EAL kan worden tegengeworpen is voor de ontvankelijkheid in deze procedure niet van belang.
4.3. Aangezien de voor de Politie verschenen advocaat en de Combinatie inhoudelijk verweer hebben gevoerd, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat partijen, ondanks het feit dat een verkeerde partij is gedagvaard, een inhoudelijk oordeel wensen over de vorderingen van EAL. Gelet daarop zal hieronder inhoudelijk op die vorderingen worden ingegaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook als ervan uitgegaan zou moeten worden dat EAL wel de juiste rechtspersoon had gedagvaard, de vorderingen van EAL niet toewijsbaar zouden zijn. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
4.4. De primair gevorderde vernietiging van de tussen VtsPN en de Combinatie gesloten overeenkomst heeft een declaratoir karakter en leent zich derhalve niet voor toewijzing in kort geding.