UGC-platform met controle over algoritme is geen neutrale dienstverlener
Rechtbank Amsterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8642 (Cozzmos tegen De Nieuwe Krant)
Auteursrecht. Safe harbor-principe. Geen vrijwaring. Rechtspraak.nl: Cozzmoss, een onderneming die zich bezig houdt met de handhaving en exploitatie van bij haar aangesloten auteursrechthebbenden, zoals de dagbladen Trouw en de Volkskrant eist schadevergoeding van de exploitant van een website waarop artikelen uit Trouw en de Volkskrant zijn verschenen, zonder toestemming van de betreffende dagbladen. De exploitant heeft een website die dient als een ‘user-generated-content’ platform. Dat wil zeggen dat de informatie/gegevens op de website afkomstig is van gebruikers van de website, zonder dat daarop door de exploitant redactionele invloed wordt uitgeoefend.
De exploitant van de website beroept zich op vrijwaring van aansprakelijkheid omdat zij zelf geen invloed had op het verschijnen van de artikelen. De artikelen zijn geplaatst door gebruikers van de website en ze zijn vervolgens via een geautomatiseerd algoritme op de hoofpagina van de website verschenen. Nadat de exploitant daarvan op de hoogte was gesteld heeft zij de artikelen meteen verwijderd.
Ingevolge de Europese richtlijn inzake electronische handel is alleen een dienstverlener, zoals exploitant, die geen kennis heeft van of controle heeft over de gegevens (kort gezegd: een neutrale dienstverlener) gevrijwaard van aansprakelijkheid. De exploitant is niet als als zodanig aan te merken aangezien zij controle had over het algoritme. Zij heeft het algoritme bedacht en zij kon dit ook aanpassen. De exploitant is derhalve gehouden tot het betalen van schadevergoeding.
2.3. DNK heeft gesteld dat zij niet aansprakelijk is en heeft zich in dat verband beroepen op het ‘safe harbor-principe’. Zij heeft erop gewezen dat haar website een ‘user-generated-content platform’ is. DNK plaatste dus zelf geen enkel artikel, het plaatsen van artikelen gebeurde door haar gebruikers op hun eigen sublogs. Sommige van de op de sublogs geplaatste artikelen werden door een volledig geautomatiseerd algoritme (dat artikelen selecteerde op basis van populariteit en senioriteit) op de hoofdpagina van de website doorgeplaatst. DNK wist daarom niet dat de artikelen van Trouw en De Volkskrant op de hoofdpagina van haar website stonden. Er werd alleen actief door DNK ingegrepen om zaken die in strijd waren met de eigen richtlijnen aan te passen, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van artikelen waarmee inbreuk werd gemaakt op auteursrechten. Zo is het ook gegaan met de artikelen van Trouw en De Volkskrant. Die zijn direct na de melding van de gemachtigde van Cozzmoss dat die op de website van DNK stonden verwijderd. Daarmee is voldaan aan het safe harbor-principe dat inhoudt dat een website niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor materiaal dat gebruikers daarop zetten, als ze adequaat reageert op klachten van (auteurs)rechthebbenden, aldus steeds DNK.
2.4. Cozzmoss heeft aangevoerd dat DNK onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat er enkel sprake was van automatisch doorplaatsen van artikelen vanaf de sublogs naar de hoofdpagina. Volgens Cozzmoss was er juist sprake van actieve bemoeienis aan de zijde van DNK. Het algoritme kon immers beïnvloed worden om ervoor te zorgen dat bepaalde artikelen wel en bepaalde artikelen niet op de hoofdpagina werden geplaatst, aldus steeds Cozzmoss.
2.7. DNK heeft gesteld dat een volledig geautomatiseerd algoritme zorgdroeg voor de selectie en doorplaatsing van de artikelen naar de hoofdpagina. Hoewel zij deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd (hetgeen wel op haar weg had gelegen), geldt zelfs als die stelling juist is het volgende. De bestuurder van DNK ([naam 1]) heeft ter zitting gezegd dat hij het algoritme heeft bedacht. Volgens hem selecteerde het algoritme artikelen van de sublogs op basis van senioriteit en populariteit en werden artikelen die op bedrijfslogs stonden van het algoritme uitgesloten. Hij heeft ook verteld dat op verzoek van [naam 2], een klant van DNK met een eigen bedrijfslog, een aanpassing is gemaakt aan het algoritme in die zin dat de artikelen op haar bedrijfslog wel in aanmerking kwamen om door het algoritme te worden geselecteerd voor doorplaatsing. Daarbij komt dat DNK de mogelijkheid had om het algoritme zodanig aan te passen dat inbreukmakende artikelen van het algoritme werden uitgesloten, maar dat zij van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt omdat de software daarvoor te duur was. De rechtbank is van oordeel dat DNK aldus het algoritme heeft bedacht, heeft toegepast en in staat was om dit aan te passen zodat vastgesteld kan worden dat DNK controle had over de van andere afkomstige informatie. DNK kan dus niet gezien worden als een neutrale dienstverlener in de zin van artikel 14 Reh en artikel 196c lid 4 BW.
Tijdelijke commissie ICT
Tweedekamer.nl - Tijdelijke Commissie ICT
Op 11 december 2013 heeft de tijdelijke commissie ICT besloten dat Policy Research het verdiepingsonderzoek gaat uitvoeren. Policy Research heeft eerder extern onderzoek uitgevoerd voor de tijdelijke commissie; dat onderzoek werd in oktober dit jaar afgerond. In het verdiepingsonderzoek zullen twee casus nader worden bestudeerd: Werk.nl en de beveiliging van de tunnels in de A73. Bij dit onderzoek schakelt Policy Research op verzoek van de commissie twee experts in: Reinout Rinzema en Stephan Corvers.
De tijdelijke commissie heeft de opdracht om een parlementair onderzoek uit te voeren naar ICT-projecten bij de overheid. De overheid heeft de informatieprocessen en –stromen bij ICT(-projecten) niet op orde. De commissie wil in kaart brengen wat er waarom mis is gegaan of juist goed liep. Daarnaast zal het onderzoek duidelijk moeten maken welke stappen er moeten worden gezet om de informatieprocessen en –stromen bij ICT(-projecten) van de overheid optimaal in te richten. Naar verwachting zal de commissie haar eindrapport najaar 2014 aanbieden aan de Kamer. Een deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door een externe partij.
De volledige opdracht voor de commissie is verwoord in het onderzoeksvoorstel waarmee de Kamer in juli 2012 heeft ingestemd; de Kamer heeft op 12 november 2013 ingestemd met het verdiepingsonderzoek.
Richtlijn overheidsopdrachten staat niet toe te onderhandelen met technisch foute inschrijvers
HvJ EU 5 december 2013, zaaknr C-561/12 (Nordecon en Ramboll Eesti) - dossier
Verzoek om een prejudiciële beslissing Riigikohus, Estland.
Aanbestedingsrecht. Uitlegging van artikel 30, lid 2, van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114) – Procedure van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht – Mogelijkheid of niet voor de aanbestedende dienst om te onderhandelen over inschrijvingen die niet beantwoorden aan de dwingende eisen van de technische specificaties in het bestek van de overheidsopdracht – Tijdens de onderhandelingen gewijzigde technische specificaties – Mogelijkheid om de overheidsopdracht te gunnen aan een inschrijver met een inschrijving die niet beantwoordt aan die technische specificaties.
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:
Artikel 30, lid 2, van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, staat de aanbestedende dienst niet toe te onderhandelen met indieners van inschrijvingen die niet beantwoorden aan de dwingende eisen van de technische specificaties van de opdracht.
Gestelde vragen:
1) Moet artikel 30, lid 2, van richtlijn [2004/18], aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan een aanbestedende dienst met de inschrijvers mag onderhandelen over inschrijvingen die niet beantwoorden aan de dwingende eisen van de technische specificaties van de opdracht?
2) Indien [de eerste vraag] bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 30, lid 2, van richtlijn 2004/18 dan aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan een aanbestedende dienst tijdens de onderhandelingen na de opening van de inschrijvingen de dwingende eisen van de technische specificaties mag wijzigen, op voorwaarde dat het voorwerp van de opdracht niet wordt gewijzigd en de gelijke behandeling van alle inschrijvers wordt gewaarborgd?
3) Indien [de tweede vraag] bevestigend wordt beantwoord: Moet artikel 30, lid 2, van richtlijn 2004/18 dan aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling die een wijziging van de dwingende eisen van de technische specificaties tijdens de onderhandelingen na de opening van de inschrijvingen uitsluit?
4) Indien [de eerste vraag] bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 30, lid 2, van richtlijn 2004/18 dan aldus worden uitgelegd dat het een aanbestedende dienst verbiedt een inschrijving te selecteren die na afloop van de onderhandelingen niet voldoet aan de dwingende eisen van de technische specificaties?
Internet Scriptieprijs 2013
Stuur je scriptie in en win € 1.500,=!
Dit jaar organiseren advocatenkantoor Brinkhof en internet provider XS4ALL de zevende editie van de Internet Scriptieprijs voor de beste juridische masterscriptie op het gebied van internet en recht.
De Internetscriptieprijs 2013 wordt mede mogelijk gemaakt en professioneel uitgegeven door juridische uitgeverij deLex, en online gepubliceerd op www.internetscriptieprijs.nl.
Met de Internet Scriptieprijs willen Brinkhof en XS4ALL rechtenstudenten uitdagen om zich te specialiseren in dit rechtsgebied van de toekomst en een podium creeren voor excellente studenten. De winnende scriptie wordt beloond met een geldbedrag van € 1.500,- en een mobiel internetabonnement van XS4ALL. De winnende scriptie wordt bovendien professioneel uitgegeven door juridische uitgeverij deLex en online gepubliceerd op www.internetscriptieprijs.nl. Om een idee te geven, afgelopen edities zijn gewonnen door scripties over de verwerking van persoonsgegevens door mobiele apps, geneesmiddelenverkoop op internet, de vermogensrechtelijke status van virtuele spelobjecten, de bewaarplicht voor verkeersgegevens, internettoegang als universele dienst en domeinnaamrecht.
Meedoen? Stuur je scriptie uiterlijk 15 januari 2014 in, bij voorkeur als doorzoekbaar Pdf-bestand, via www.internetscriptieprijs.nl, vergezeld van een kopie van het tentamenbriefje. De uitreiking van de prijs vindt plaats op een juridisch symposium op donderdagmiddag 20 februari 2014 in Felix Meritis in Amsterdam. Tijdens het symposium komen interessante sprekers aan het woord en krijgen de inzenders van de drie beste scripties de gelegenheid om hun scriptie toe te lichten.
Nietigverklaring verwerping van offerte in aanbestedingsprocedure bijstand ICT-ministerie
Gerecht EU 13 december 2013, zaaknr. T-165/12 (European Dynamics Luxembourg en Evropaïki Dynamiki / Commissie) - dossier
Aanbestedingsrecht. Overheidsopdrachten voor diensten – Aanbestedingsprocedure – Diensten van bijstand bij ontwikkelen van informatica‑infrastructuur en e‑overheidsdiensten in Albanië – Afwijzing van offerte van inschrijver – Transparantie – Motiveringsplicht.
Nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 8 februari 2012 houdende verwerping van de offerte die verzoeksters hebben ingediend in het kader van de aanbestedingsprocedure EuropeAid/131431/C/SER/AL betreffende het leveren van diensten van bijstand aan het ministerie van Innovatie en ICT en aan het Nationaal Bureau voor de informatiemaatschappij bij het ontwikkelen van IT-infrastructuur- en e-governmentdiensten in Albanië (PB 2011/S 136225207).
Het Gerecht EU verklaart voor recht:
Besluit CMS/cms D(2012)/00008 van de Commissie van 8 februari 2012 tot afwijzing van de offerte van European Dynamics Luxembourg SA en Evropaïki Dynamiki – Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE in het kader van de niet‑openbare aanbesteding EuropAid/131431/C/SER/AL, wordt nietig verklaard.
Beroep op grond van arbitragebeding, doorbetaling subsidievoorschotten door Commissie
Gerecht EU 12 december 2013, zaaknr. T-117/12 (ANKO tegen Commissie) - dossier
Beroep op grond van een arbitragebeding, strekkende tot vaststelling, enerzijds, dat de Commissie door haar besluit tot opschorting van de terugbetaling van de bedragen die verzoekster heeft voorgeschoten ter uitvoering van de overeenkomsten PERFORM (overeenkomst nr. 215952) en OASIS (overeenkomst nr. 215754), die zijn gesloten in het kader van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (20072013), inbreuk heeft gemaakt op haar contractuele verplichtingen, en anderzijds dat er bij de door verzoekster voorgeschoten bedragen sprake is van in aanmerking komende kosten .
Het Gerecht EU veroordeelt de Europese Commissie tot voorzetting van het betalen van het subsidievoorschot:
1) La Commission européenne est condamnée à verser à ANKO AE Antiprosopeion, Emporiou kai Viomichanias les sommes dont le paiement a été suspendu sur le fondement du point II.5, paragraphe 3, sous d), des conditions générales annexées aux conventions de subvention relatives aux projets Oasis et Perform, conclus dans le cadre du septième programme-cadre pour des actions de recherche, de développement technologique et de démonstration (2007-2013), sans que ce versement préjuge du caractère éligible des dépenses déclarées par ANKO Antiprosopeion, Emporiou kai Viomichanias et de la mise en œuvre des conclusions du rapport final d’audit 11-INFS-0035 par la Commission. Le montant des sommes à verser doit être compris dans les limites du solde de la contribution financière disponible au moment de la suspension des paiements et lesdites sommes doivent être majorées des intérêts de retard qui commencent à courir, pour chaque période, à l’expiration du délai de paiement de 105 jours suivant la réception des rapports correspondants par la Commission. Le taux de majoration applicable aux intérêts est celui en vigueur le premier jour du mois du délai de paiement, tel que publié au Journal officiel de l’Union européenne, série C.
Gerecht EU 12 december 2013, zaaknr. T-118/12 (ANKO tegen Commissie) - dossier
Beroep op grond van een arbitragebeding, strekkende tot vaststelling, enerzijds, dat de Commissie door haar weigering om het saldo te betalen van de communautaire financiële bijstand die aan verzoekster was verleend ter uitvoering van de overeenkomst PERSONA (overeenkomst nr. 045459), die is gesloten in het kader van het zesde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (20022006), inbreuk maakt op haar contractuele verplichtingen, en anderzijds dat de door verzoekster voorgeschoten bedragen in aanmerking komende kosten zijn en haar moeten worden terugbetaald, vermeerderd met vertragingsrente.
1) La Commission européenne est condamnée à verser à ANKO AE Antiprosopeion, Emporiou kai Viomichanias les sommes dont le paiement a été suspendu sur le fondement du point II.28, paragraphe 8, troisième alinéa, des conditions générales annexées au contrat relatif au projet Persona, conclu dans le cadre du sixième programme-cadre pour des actions de recherche, de développement technologique et de démonstration contribuant à la réalisation de l’espace européen de la recherche et à l’innovation (2002-2006), sans que ce versement préjuge du caractère éligible des dépenses déclarées par ANKO Antiprosopeion, Emporiou kai Viomichanias et de la mise en œuvre des conclusions du rapport final d’audit 11‑BA134‑011 par la Commission. Le montant des sommes à verser doit être compris dans les limites du solde de la contribution financière disponible au moment de la suspension des paiements et lesdites sommes doivent être majorées des intérêts de retard qui commencent à courir, pour chaque période, à l’expiration du délai de paiement de 45 jours suivant l’approbation des rapports correspondants par la Commission et, au plus tard, 90 jours à compter de leur réception par cette dernière. Le taux de majoration applicable aux intérêts est celui en vigueur le premier jour du mois dans lequel se situe l’échéance de paiement, tel que publié au Journal officiel de l’Union européenne, série C.
Apothekers treffen privacybeschermende maatregelen na onderzoeken
CBP publiceert onderzoeken gebruik en uitwisseling patiëntgegevens door apothekers
Uit de Mededeling: Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft tijdens onderzoeken naar de verwerking van medische gegevens door apothekers overtredingen van de wet geconstateerd. Apothekers zijn net als andere zorgverleners gebonden aan het medisch beroepsgeheim. Zij hebben de plicht om hun patiëntgegevens vertrouwelijk te behandelen, adequaat te beschermen en te beveiligen. Dat geldt zowel intern als extern richting derden. Het CBP heeft geconstateerd dat alle, steekproefsgewijs onderzochte apothekers op verschillende punten tekortschoten. Zo bleken vier onderzochte apothekers in strijd met hun medisch beroepsgeheim patiëntgegevens te hebben verstrekt aan een fabrikant van incontinentiemateriaal. Vier andere apothekers bleken tijdens een onderzoek naar de beveiliging van de toegang van patiëntgegevens niet alle benodigde maatregelen te hebben genomen die gelden voor een adequate beveiliging van patiëntgegevens.
Inmiddels zijn de meeste overtredingen beëindigd. Ten aanzien van de geconstateerde overtredingen die nog openstaan in het kader van de toegangsbeveiliging, hebben de betrokken apothekers aangegeven dat deze binnen afzienbare tijd zullen zijn beëindigd. De bescherming van medische gegevens is een van de speerpunten van het CBP. De toezichthouder zal de komende tijd controleren of alle geconstateerde overtredingen in de apothekersbranche zijn beëindigd.
Profielen van incontinentiepatiënten
Het CBP heeft bij vier apotheken onderzoek gedaan naar de verwerking van medische persoonsgegevens ten behoeve van het bepalen van patiëntprofielen met betrekking tot incontinentiemateriaal. Het bepalen van deze patiëntprofielen werd uitbesteed aan een eveneens door het CBP onderzochte derde partij, te weten een fabrikant van incontinentiemateriaal.
Het CBP constateerde dat de apothekers onvoldoende waarborgen hadden getroffen om de patiëntgegevens te beschermen. Zo ontbrak een zogeheten bewerkersovereenkomst tussen de apotheken en de fabrikant waarin afspraken opgenomen moeten zijn over onder meer de beveiliging van de gegevens en het doel waarvoor de bewerker de verschillende gegevens verwerkt. Inmiddels heeft de fabrikant met de onderzochte apothekers met wie nog wordt samengewerkt een bewerkersovereenkomst gesloten waardoor de overtredingen op dit punt zijn beëindigd. Uit het onderzoek bleek ook dat niet alle apothekers aan alle patiënten toestemming hebben gevraagd om hun patiëntgegevens door te geven aan de fabrikant. Dat was in strijd met de wet. Deze overtredingen zijn inmiddels beëindigd omdat deze patiënten alsnog toestemming hebben gegeven en de gegevens van patiënten die geen toestemming hebben gegeven, zijn vernietigd.
Uitwisseling gegevens
Uit het onderzoek naar de beveiliging van de toegang tot patiëntgegevens bleek dat vier (andere) apothekers niet alle vereiste maatregelen hebben genomen om te zorgen dat alleen bevoegde personen toegang hebben tot hun patiëntgegevens. Dat geldt bijvoorbeeld voor de eis van de zogeheten twee-factor authenticatie (bijvoorbeeld een chipcard in combinatie met een pincode) voor toegang tot het systeem. De apothekers bleken enkel gebruik te maken van wachtwoorden om in te loggen en dat is onvoldoende. Twee apothekers hebben aangegeven maatregelen te hebben genomen waardoor de overtredingen binnen afzienbare tijd zullen zijn beëindigd. Een apotheker heeft na de vaststelling van het onderzoeksrapport laten weten dat de overtreding inmiddels is beëindigd. Het CBP zal binnenkort controleren in hoeverre de geconstateerde overtredingen nog voortduren.
Overheidsinstantie mag niet meer dan kostprijs berekenen voor verstrekking persoonsgegevens
HvJ EU 12 december 2013, zaaknr. C-486/12 (X) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Hof ’s-Hertogenbosch.
Uitlegging van artikel 12, sub a, tweede streepje, van richtlijn 95/46/EG. 79 lid 2 Wet GBA. Recht op toegang tot gegevens. Verstrekking van de gegevens die zijn verwerkt. Begrip "Verlening van toegang tot de gegevens". Inning van leges. Heffing van bovenmatige kosten.
Het Hof verklaart voor recht:
1) Artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van du 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, moet in die zin worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat voor de verstrekking van persoonsgegevens door een overheidsinstantie kosten in rekening worden gebracht.
2) Artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46 moet in die zin worden uitgelegd dat, teneinde te waarborgen dat de ter zake van de uitoefening van het recht van toegang tot persoonsgegevens in rekening gebrachte kosten niet bovenmatig zijn in de zin van deze bepaling, het bedrag ervan niet mag uitgaan boven de kostprijs van de verstrekking van die gegevens. Het staat aan de nationale rechter een en ander na te gaan gelet op de omstandigheden van het hoofdgeding.
De gestelde vragen:
1) Wordt voldaan aan de in artikel 12, [sub a,] tweede gedachtestreepje, van richtlijn [95/46/EG] bedoelde verstrekking van de gegevens, die zijn verwerkt, door het verlenen van inzage (op de voet van artikel 79, lid 2, van de Wet GBA)?
2) Staat artikel 12, [sub a,] van [deze] richtlijn in de weg aan de heffing van leges ter zake van de verstrekking van persoonsgegevens, die zijn verwerkt, door middel van een afschrift uit de GBA?
3) Zo vraag [2] ontkennend moet worden beantwoord: Is de heffing van onderhavige leges bovenmatig als bedoeld in artikel 12, [sub a,] van [deze] richtlijn?
Betaling onbetaalde facturen en verbrekingsvergoeding
Ktr. Rechtbank Noord-Nederland 10 december 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:7500 (Proximedia NL hodn BeUp tegen A)
In het kort: Onbetaalde facturen i.v.m. internetdiensten, geen bedrog of dwaling, geen wanprestatie, boetebeding niet onredelijk bezwarend, geen matiging. Verbrekingsvergoeding.
Proximedia houdt zich bedrijfsmatig bezig met het verrichten van dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie, waaronder reclamediensten. Aangenomen mag daarom worden dat Proximedia inderdaad specialistische kennis heeft en in zoverre kunnen eventuele gedane uitspraken daaromtrent dan ook niet onjuist zijn. Daar waar[A] stelt gedwaald te hebben omtrent het te behalen resultaat van de campagne - te weten: een toename van bedrijfsresultaten althans van de bestellingen via de website - oordeelt de kantonrechter als volgt. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijk resultaat is gegarandeerd, zodat het gaat om een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft. Daarop kan de door[A] ingeroepen vernietiging niet worden gegrond (artikel 6:228 lid 2 BW).
4.3. Voor een geslaagd beroep op bedrog is onder meer noodzakelijk dat degene die een (gebleken) onjuiste mededeling heeft geuit, zulks willens en wetens heeft gedaan om te misleiden. Uit de stellingen van[A] volgt niet - althans onvoldoende - dat de betreffende vertegenwoordiger van Proximedia de gestelde mededeling ("wij doen het voor de helft en beter") heeft gedaan met het oogmerk tot misleiding, zodat reeds om die reden dit verweer geen doel treft.
4.4. Het beroep op dwaling faalt ook. Uit de stellingen van[A] volgt niet - althans onvoldoende - dat Proximedia onjuiste mededelingen heeft gedaan omtrent haar specialistische kennis. Proximedia houdt zich bedrijfsmatig bezig met het verrichten van dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie, waaronder reclamediensten. Aangenomen mag daarom worden dat Proximedia inderdaad specialistische kennis heeft en in zoverre kunnen eventuele gedane uitspraken daaromtrent dan ook niet onjuist zijn. Daar waar[A] stelt gedwaald te hebben omtrent het te behalen resultaat van de campagne - te weten: een toename van bedrijfsresultaten althans van de bestellingen via de website - oordeelt de kantonrechter als volgt. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijk resultaat is gegarandeerd, zodat het gaat om een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft. Daarop kan de door[A] ingeroepen vernietiging niet worden gegrond (artikel 6:228 lid 2 BW).
4.5. Overwogen wordt dat op grond van artikel 6:265 lid 1 BW een overeenkomst ontbonden kan worden indien er sprake is van een tekortkoming van de andere partij. Volgens[A] bestaat de tekortkoming van de zijde van Proximedia hieruit a) dat de positie in Google AdWords anders is dan beloofd, b) dat er geen "compatible partnummers" als zoektermen zijn opgenomen en c) dat de campagne te vroeg is aangevangen. Hierover oordeelt de kantonrechter als volgt. Artikel 5.2 van de overeenkomst bepaalt dat Proximedia gehouden is om de website aan te melden bij ten minste één zoekmotor of SEA provider. Tussen partijen is niet in geschil dat Proximedia de website heeft aangemeld bij Google. Artikel 5.2 geeft verder aan dat Proximedia de lokalisering, de weergavetermijnen, de conversiegraad en het aantal klikken per advertentie niet kan garanderen. Proximedia is derhalve niet gehouden om ervoor te zorgen dat de website een hoge positie krijgt binnen een zoekmachine, zodat het onder a) genoemde verwijt geen tekortkoming oplevert. Voorts is in artikel 5.2 bepaald dat Proximedia de selectie van de sleutelwoorden bepaalt. Al staat vast dat bij aanvang van de campagne geen "compatible partnummers" als zoektermen waren opgenomen,[A] heeft vervolgens onvoldoende weersproken dat Proximedia deze wel aan de campagne heeft toegevoegd nadat[A] daarom had gevraagd. Gelet hierop levert het onder b) genoemde verwijt ook geen tekortkoming op. In artikel 4.1 van de overeenkomst is voorts bepaald dat partijen zich vanaf de ondertekening verbinden. Uit de stukken blijkt dat Proximedia de campagne (en de facturatie hiervan) op verzoek van[A] drie tot vier weken heeft opgeschoven vanwege aankomend onderhoud aan de website van[A]. Gelet hierop levert het onder c) genoemde verwijt evenmin een tekortkoming op.
4.6. Van een resultaatsverbintenis is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Niet alleen is dat in artikel 6.3 van de overeenkomst met zoveel woorden bepaald, maar ook uit de overige artikelen in de overeenkomst in hun onderlinge samenhang beschouwd volgt niet dat Proximedia instaat voor een bepaald resultaat of voor het behalen van het afgesproken aantal klikken van 3000 per jaar. Proximedia heeft naar het oordeel van de kantonrechter geleverd hetgeen in de specificaties voor[A] in de overeenkomst is opgenomen. Van een tekortkoming is derhalve geen sprake, zodat[A] niet het recht toekomt de overeenkomst te ontbinden.
4.7. Tot slot heeft[A] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. De kantonrechter stelt voorop dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Gesteld noch gebleken is dat Proximedia het voorstel van[A] in zijn e-mail van 28 februari 2012 om alle kosten te crediteren en een nieuwe start te maken, heeft aanvaard. Ook dit verweer van[A] faalt.
4.8. Gelet op het vorenstaande is[A] niet bevrijd van zijn verbintenis tot betaling, zodat hem ook geen beroep op opschorting van zijn betalingsverplichting toekomt, aangezien dat immers op deze verworpen verweren is gebaseerd. Vorenstaande leidt ertoe dat[A] zijn (periodieke) betalingsverplichtingen jegens Proximedia na dient te komen. Nu vast staat dat hij dat niet heeft gedaan, kan het bedrag ad € 1.949,22 dat Proximedia uit hoofde van onbetaald gebleven facturen vordert, worden toegewezen, te meer nu al deze facturen dateren van vóór 4 september 2012, de datum waarop de overeenkomst door Proximedia werd beëindigd.
4.9. Aangezien er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van[A], maar niet van de zijde van Proximedia, is[A] op grond van artikel 10.1.2 van de overeenkomst ook de verbrekingsvergoeding van € 1.591,20 verschuldigd aan Proximedia.
De kantonrechter:
5.1. veroordeelt[A] tot betaling aan Proximedia van een bedrag groot € 4.019,46, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.540,42 vanaf 14 mei 2013, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
Beroep op richtlijn voor overheidsopdracht wanneer niet in nationaal recht is omgezet
HvJ EU 12 december 2013, zaaknr. C-425/12 (Portgás) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Tribunal Administrativo e Fiscal do Porto, Portugal.
Aanbestedingsrecht. Uitlegging van de artikelen 2, lid 1, sub b, 4, lid 1, en 14, lid 1, sub ci, van richtlijn 93/38/EEG coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten. Rechtstreekse werking. Mogelijkheid van een Staat om zich op deze richtlijn te beroepen tegen een instelling die houdster is van een concessie voor een openbare dienst wanneer deze handeling niet in nationaal recht is omgezet.
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:
De artikelen 4, lid 1, 14, lid 1, sub c‑i, en 15 van richtlijn 93/38/EEG van de Raad van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet kunnen worden tegengeworpen aan een particuliere onderneming op de enkele grond dat deze laatste exclusief concessiehouder is van een dienst van openbaar belang die binnen de personele werkingssfeer van deze richtlijn valt, wanneer deze richtlijn nog niet in het nationale recht van de betrokken lidstaat werd omgezet.
Een dergelijke onderneming die bij overheidsmaatregel is belast met het verlenen, onder toezicht van de overheid, van een dienst van openbaar belang en daartoe over bevoegdheden beschikt die verder gaan dan de voor de betrekkingen tussen particulieren geldende regels, moet de bepalingen van richtlijn 93/38, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/4, in acht nemen en deze bepalingen kunnen haar dan ook worden tegengeworpen door de autoriteiten van een lidstaat.
Gestelde vraag:
Kunnen de artikelen 4, lid 1, en 14, lid 1, sub c‑i, van [richtlijn 93/38], alsook de overige bepalingen van [deze richtlijn] of de toepasselijke algemene beginselen van gemeenschapsrecht aldus worden uitgelegd dat zij voor een particuliere houder van een openbaredienstconcessie – met name een entiteit in de zin van artikel 2, lid 1, sub b, van [richtlijn 93/38] –, verplichtingen doen ontstaan ook al is deze richtlijn door de Portugese Staat nog niet in nationaal recht omgezet, en dat de Portugese Staat zich via een aan een van zijn ministeries toerekenbare handeling tegenover een dergelijke concessiehouder op de niet-naleving van deze verplichtingen kan beroepen?