IT 4731
9 januari 2025
Uitspraak

HvJ EU over gegevensverwerking in het kader van de arbeidsverhouding

 
IT 4729
9 januari 2025
Uitspraak

Onrechtmatige Facebook uitlatingen moeten gerectificeerd worden

 
IT 4721
9 januari 2025
Uitspraak

HvJ EU over elektronische handtekening

 
IT 1511

Bitcoin is geen geldmiddel, wel ruilmiddel

Rechtbank Overijssel 14 mei 2014, ITenRecht IT 1511 (Bitcoin-levering)
Uitspraak ingezonden door Anke Verhoeven, SOLV. Partijen hebben in 2012 een koopovereenkomst gesloten voor 2.750 Bitcoins tegen prijs van €8,05 per stuk, totaalprijs: €22.137,50. De koopprijs is betaald, maar slechts 990 Bitcoins zijn geleverd op eisers Bitcoinrekening. Eiser vordert succesvol terugbetaling van de resterende €14.168 voor de niet-geleverde bitcoins. Eiser vordert ook €132.792 aan schadevergoeding subsidiair gederfde winst omdat op de niet geleverde Bitcoins een winst van 836,71% zou zijn behaald. De bitcoin kan niet worden gezien als geld, maar wel als ruilmiddel. Op het moment van ontbinding zou de 'wallet' van eiser slechts €1.760 meer waard zijn en deze schade komt voor vergoeding in aanmerking.

Het begrip ‘gangbaar geld’ laat ruimte voor andere geldvormen dat wettige betaalmiddelen Bitcoin is geen wettig betaalmiddel Bitcoin is geen elektronisch geld in de zin van de Wft Daaruit volgt dat Bitcoin geen gangbaar geld is.

Leestips: 4.7, 4.8, 4.14, 4.15.

Op andere blogs:
SOLV (Rechtbank Overijssel: Bitcoin is geen geld)

IT 1510

Chinese strafrecht verbiedt het broncodedepot bij niet-geregistreerden van broncodes niet

Vzr. Rechtbank Den Haag 12 mei 2014, IEF 13846 (AutoDesk tegen ZWSoft c.s.)
Auteursrecht. Zie eerder tussenvonnis IEF 13794. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd voor zover vorderingen betrekking hebben op inbreuken buiten Nederland en beveelt afgifte van kopie van de broncodes van ZWCAD+ 2012 en ZWCAD+ 2014, inclusief de build en mastering scripts, third party binary components en libraries. Dat het Chinese strafrecht het depot van de broncodes bij een niet-geregistreerde partij verbiedt, volgt niet uit verklaringen van de twee software-industrieverenigingen.

2.8. Naar aanleiding van het bezwaar van ZWSoft c.s. dat zij de broncode van haar programma niet buiten Chinees grondgebied mag brengen, is bij het tussenvonnis beslist dat de broncode dient te worden afgegeven aan een bewaarder in China. Na het tussenvonnis, in haar brief van 16 april 2014, heeft ZWSoft c.s. voor het eerst betoogd dat de Chinese autoriteiten het in bewaring geven van de broncodes aan een bewaarder die niet is geregistreerd bij en goedgekeurd door “de relevante Chinese toezichtorganen”, als een deponering buiten het grondgebied van China aanmerken. In verband met deze eisen zou ZWSoft c.s. zich naar eigen zeggen blootstellen aan strafrechtelijke vervolging als zij de broncodes aan Alvarez & Marsal zou verstrekken.

2.9. (...) De enige uitzondering doet zich volgens haar voor als het gaat om staatsgeheimen, maar gesteld noch gebleken is dat de te deponeren broncodes staatgeheimen bevatten. Dat het Chinese strafrecht het depot van de broncodes bij een niet-geregistreerde partij verbiedt, volgt ook niet uit de verklaringen van de Guangzhou Software Industry Association en de Chinese Software Industry Association die ZWSoft c.s. heeft gevoegd bij haar brief van 16 april 2014.

2.10. Gezien het vorenstaande zal de voorzieningenrechter A&M Shanghai benoemen tot gerechtelijk bewaarder van de broncodes van ZWCAD+ 2012 en ZWCAD+ 2014, inclusief de build en mastering scripts, third party binary components en libraries (zie r.o. 4.16 van het tussenvonnis).
IT 1509

Het recht om OntGoogeld te worden

Bijdrage ingezonden door Wouter Seinen en Silvia van Schaik, CMS.
Internet-zoekresultaten vallen onder Europees privacyrecht. Op 13 mei 2013 [IT 1507] heeft het Europese Hof van Justitie ("Hof") een verstrekkende uitspraak gedaan over de toepassing van het dataprotectierecht (privacyrecht) op internet zoekmachines. Centrale vraag was of Google verplicht kan worden om de gegevens van een natuurlijk persoon uit de zoekresultaten te filteren. In principe wel, zegt het Hof. De technologie van zoekmachines maakt vergaande inbreuken op de persoonlijke levenssfeer mogelijk. De aanbieder van dergelijke technologie moet daarom zelfstandig beoordelen of zijn economische belang en het publieke belang bij informatie wel opwegen tegen het privacybelang van het individu. Zelfs als de informatie al in andere media is gepubliceerd, is dat geen vrijbrief voor hergebruik door zoekmachines.

Google moet zelf aan dataprotectie wetten voldoen
In zijn arrest van vandaag stelt het Hof allereerst vast dat door geautomatiseerd, onophoudelijk en systematisch op het internet te zoeken naar aldaar gepubliceerde informatie, de exploitant van een zoekmachine gegevens "verzamelt". Bovendien brengt het proces van het "indexeren" met zich mee dat deze gegevens worden opgevraagd, geordend en vastgelegd en (op zijn servers) bewaard. Wanneer een zoekopdracht wordt ingevoerd, verstrekt de zoekmachine die gegevens aan zijn gebruikers in de vorm van resultatenlijsten. Deze verrichtingen zijn "verwerkingen" in de zin van de dataprotectierichtlijn (Richtlijn 95/46 EC), ook als de zoekmachine geen onderscheid maakt tussen persoonsgegevens en andere informatie op het internet. En Google moet er dus zelf voor zorgen dat haar verwerkingen aan de dataprotectie wetten voldoen (als "verantwoordelijke" in de zin van de dataprotectierichtlijn).

Het privacybelang van de burger weegt zwaarder dan het economische belang van Google
Daarna gaat het Hof in op de volgende vraag: Onder welke omstandigheden moet een zoekmachine de persoonsgegevens van een natuurlijk persoon uit de zoekresultaten weglaten c.q. verwijderen?

Het recht van de "betrokkene" om de verwerking van zijn gegevens te laten staken en / of zijn gegevens te verwijderen, is een uitvloeisel van het grondrecht op eerbiediging van zijn privéleven. Het Hof weegt het privacybelang van de betrokkene om te beginnen af tegen het economische belang van de exploitant van de zoekmachine. Het Hof stelt daarbij voorop dat de internet zoekmachines over krachtige technologie beschikken. Door het zoeken op de naam van een persoon kan de gebruiker van een zoekmachine heel gemakkelijk allerlei privé informatie over die persoon vinden, "die zonder de zoekmachine niet of slechts zeer moeilijk met elkaar in verband hadden kunnen worden gebracht". Zo kan de internetgebruiker "een min of meer gedetailleerd profiel opstellen" van de personen waarop is gezocht.

Zoekmachine-technologie maakt dus vergaande inmenging in de (privacy)rechten van het individu mogelijk. Die inmenging wordt, aldus het Hof, alleen maar groter door de belangrijke rol van internet en zoekmachines in de moderne samenleving. De informatie in de resultatenlijsten wordt daardoor overal beschikbaar. Een in potentie zodanig ernstige inmenging kan "niet worden gerechtvaardigd door louter het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine bij de gegevensverwerking".

Ook het "vindbaar maken" van openbare informatie is een inmenging in de persoonlijke levenssfeer
Het feit dat de zoekresultaten reeds op het internet staan, en in veel gevallen rechtmatige publicaties betreffen, maakt dit niet anders. De inbreuk zit 'm in het combineren van heel veel 'onschuldige', publiek beschikbare, stukjes informatie. Wanneer die combinatie met één druk op de knop voor iedereen beschikbaar wordt, is het geheel aan informatie vaak helemaal niet meer 'onschuldig' en gaan de privacybelangen zwaarder wegen.

Zoekresultaten moeten op verzoek worden "gefilterd", tenzij vindbaarheid een publiek belang dient
Daarnaast moet het privacybelang van het individu worden afgewogen tegen het belang van het "Googelend" publiek om de informatie te verkrijgen wanneer op de naam van deze persoon wordt gezocht. De hoofdregel is, aldus het Hof, dat het privébelang van het individu zwaarder weegt.

Dat betekent dat een verzoek om verwijdering in beginsel door de exploitant van een zoekmachine moet worden gehonoreerd. In bijzondere gevallen kan een dergelijk verzoek worden geweigerd omdat het belang bij vrije informatievoorziening vergt dat de zoekresultaten integraal vindbaar zijn. Zo kan bijvoorbeeld de rol die de "gezochte" persoon in het openbare leven speelt met zich meebrengen dat het belang bij vindbaarheid van informatie, zwaarder weegt dan het privacybelang van het individu.

Betekenis voor de praktijk
Het Hof heeft duidelijk gemaakt dat de voortschrijdende techniek roept om een sterkere privacybescherming op het internet. Over "het recht om vergeten te worden" wordt in politieke en juridische kringen veel gesproken, maar deze uitspraak maakt voorlopig vast duidelijk welke kant het opgaat. Zoekmachines, Social Media platforms, elektronische marktplaatsen, datingsites en andere online initiatieven zullen zich erop moeten voorbereiden dat zij te allen tijde ter verantwoording kunnen worden geroepen voor de persoonsgegevens die zij gebruiken. Vooral verzoeken om verwijdering zullen voortaan uiterst serieus moeten worden genomen.

IT 1508

CBP handhaaft cookieplaatsing zonder toestemming

CBP 27 maart 2014, Z2012-00811 (YD Advertising)
Uit het persbericht: Het CBP heeft geconcludeerd dat het online advertentiebemiddelingsbedrijf YD Display Advertising Benelux B.V (hierna: YD) de wet overtreedt door zonder toestemming persoonsgegevens van internetgebruikers te verzamelen om hun vervolgens gepersonaliseerde advertenties te tonen. YD verzamelt met zogeheten tracking cookies onder meer informatie over producten of diensten die internetgebruikers hebben bekeken op websites van zijn adverteerders. Vervolgens laat het bedrijf in de dagen daarna, op basis van kennelijke interesses en voorkeuren, op verschillende andere sites advertenties van die adverteerders zien (retargeting).

Het bedrijf YD bemiddelt tussen adverteerders en websites bij het plaatsen van online advertenties. YD plaatst en leest eigen tracking cookies. Bovendien stelt YD advertentienetwerken in staat om tracking cookies te plaatsen in de browsers van internetgebruikers en daarmee hun surfgedrag te volgen.

Door de werkwijze van YD worden mensen achtervolgd door advertenties op het web zonder dat is gevraagd of ze dat wel willen. Internetgebruikers hebben het recht om te weten wie welke persoonsgegevens van hen verzamelt en met welk doel dat gebeurt. De wet staat het volgen van surfgedrag via cookies alleen toe als internetgebruikers hiervoor hun ondubbelzinnige toestemming hebben gegeven.

Het CBP zal YD uitnodigen voor een hoorzitting. Hierna zal de toezichthouder controleren in hoeverre de overtredingen voortduren en beslissen over eventuele inzet van handhavende maatregelen.

Op andere blogs:
ICTRecht Adnetwork YD door Cbp gewaarschuwd vanwege gebruik trackingcookies
PIT Legal Gebruik trackingcookies door reclamebemiddelaar YD onrechtmatig

IT 1507

Zoekmachine Google verwerkt persoonsgegevens en moet koppelingen na zoekopdracht op persoonsnaam verwijderen

HvJ EU 13 mei 2014, zaak C-131/12, IT 1507 (Google Spain en Google) - dossier
De exploitant van een internetzoekmachine is verantwoordelijk voor de door hem verrichte verwerking van persoonsgegevens die worden weergegeven op door derden gepubliceerde webpagina’s. Aldus kan, wanneer na een zoekopdracht op de naam van een persoon de resultatenlijst een koppeling weergeeft naar een webpagina die informatie over de betrokkene bevat, de betrokkene zich rechtstreeks tot de exploitant richten of, wanneer deze geen gevolg geeft aan zijn verzoek, tot de bevoegde autoriteiten om, onder bepaalde voorwaarden, deze koppeling van de resultatenlijst te laten verwijderen. Het hof verklaart voor recht:

1) Artikel 2, sub b en d, [privacyrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat, ten eerste, de activiteit van een zoekmachine, die erin bestaat door derden op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie te vinden, automatisch te indexeren, tijdelijk op te slaan en, ten slotte, in een bepaalde volgorde ter beschikking te stellen aan internetgebruikers, moet worden gekwalificeerd als „verwerking van persoonsgegevens” in de zin van dit artikel 2, sub b, wanneer deze informatie persoonsgegevens bevat, en, ten tweede, de exploitant van deze zoekmachine moet worden geacht de „verantwoordelijke” voor deze verwerking te zijn, in de zin van dat artikel 2, sub d.

2) Artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 95/46 moet aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een verwerking van persoonsgegevens in het kader van de activiteiten van een vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke op het grondgebied van de lidstaat, in de zin van deze bepaling, wanneer de exploitant van een zoekmachine in een lidstaat ten behoeve van het promoten en de verkoop van door deze zoekmachine aangeboden advertentieruimte een bijkantoor of een dochteronderneming opricht waarvan de activiteiten op de inwoners van die lidstaat zijn gericht.

 

3) De artikelen 12, sub b, en 14, eerste alinea, sub a, van richtlijn 95/46 moeten aldus worden uitgelegd dat, ter naleving van de in deze bepalingen voorziene rechten en voor zover aan de in deze bepalingen gestelde voorwaarden daadwerkelijk is voldaan, de exploitant van een zoekmachine verplicht is om van de resultatenlijst die na een zoekopdracht op de naam van een persoon wordt weergegeven, de koppelingen te verwijderen naar door derden gepubliceerde webpagina’s waarop informatie over deze persoon is te vinden, ook indien deze naam of deze informatie niet vooraf of gelijktijdig van deze webpagina’s is gewist en, in voorkomend geval, zelfs wanneer de publicatie ervan op deze webpagina’s op zich rechtmatig is.

 

4) De artikelen 12, sub b, en 14, eerste alinea, sub a, van richtlijn 95/46 moeten aldus worden uitgelegd dat in het kader van de beoordeling van de toepassingsvoorwaarden van deze bepalingen met name moet worden onderzocht of de betrokkene recht erop heeft dat de aan de orde zijnde informatie over hem thans niet meer met zijn naam wordt verbonden via een resultatenlijst die wordt weergegeven nadat op zijn naam is gezocht, zonder dat de vaststelling van een dergelijk recht evenwel veronderstelt dat de opneming van die informatie in de resultatenlijst deze betrokkene schade berokkent. Aangezien laatstgenoemde op basis van zijn door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde grondrechten kan verlangen dat de betrokken informatie niet meer door de opneming ervan in een dergelijke resultatenlijst ter beschikking wordt gesteld van het grote publiek, krijgen deze rechten in beginsel voorrang niet enkel op het economische belang van de exploitant van de zoekmachine, maar ook op het belang van dit publiek om toegang tot deze informatie te krijgen wanneer op de naam van deze persoon wordt gezocht. Dit zal echter niet het geval zijn indien de inmenging in de grondrechten van de betrokkene wegens bijzondere redenen, zoals de rol die deze persoon in het openbare leven speelt, wordt gerechtvaardigd door het overwegende belang dat het publiek erbij heeft om, door deze opneming, toegang tot de betrokken informatie te krijgen.

Gestelde vragen:

1) Met betrekking tot de territoriale werkingssfeer van richtlijn [95/46] en bijgevolg van de Spaanse wetgeving inzake gegevensbescherming:

 

a) Moet worden aangenomen dat er sprake is van ,vestiging’ in de zin van artikel 4, lid 1, sub a, van [richtlijn 95/46] in een of meerdere van de volgende gevallen:

 

– wanneer de exploitant van een zoekmachine in een lidstaat een bijkantoor of dochteronderneming opricht ten behoeve van de promotie en verkoop van door deze zoekmachine aangeboden advertentieruimte en waarvan de activiteiten op de inwoners van die lidstaat zijn gericht;

 

of

 

– wanneer de moedermaatschappij een dochteronderneming in die lidstaat aanwijst als haar vertegenwoordigster en verantwoordelijke voor de verwerking van twee concrete bestanden met de gegevens van de klanten die reclameovereenkomsten met die onderneming hebben gesloten,

 

of

 

– wanneer het bijkantoor of de dochteronderneming gevestigd in een lidstaat, klachten en sommaties van zowel betrokkenen als de bevoegde autoriteiten betreffende de handhaving van het recht van gegevensbescherming doorzendt aan de moedermaatschappij, die buiten de Europese Unie is gevestigd, zelfs wanneer die samenwerking vrijwillig is?

 

b) Moet artikel 4, lid 1, sub c, van [richtlijn 95/46] aldus worden uitgelegd dat er sprake is van ,gebruikmaking van middelen die zich op het grondgebied van genoemde lidstaat bevinden’,

 

– wanneer een zoekmachine gebruik maakt van spiders of robots voor het lokaliseren en indexeren van gegevens op internetpagina’s die zich op servers in die lidstaat bevinden, of

 

– wanneer deze een bij die lidstaat behorende domeinnaam gebruikt en de zoekopdrachten en resultaten stuurt aan de hand van de taal van die lidstaat?

 

c) Kan de tijdelijke opslag van de door internetzoekmachines geïndexeerde informatie worden aangemerkt als gebruikmaking van middelen in de zin van artikel 4, lid 1, sub c, van [richtlijn 95/46]? Zo ja, kan dit aanknopingscriterium dan als vervuld worden beschouwd wanneer de onderneming op grond van concurrentieoverwegingen weigert de plaats aan te geven waar zij deze indexen opslaat?

 

d) Los van het antwoord op de voorgaande vragen en met name voor het geval dat het Hof meent dat niet is voldaan aan de aanknopingscriteria van artikel 4 van [...] richtlijn [95/46]:

 

Moet [richtlijn 95/46], in het licht van artikel 8 van het [Handvest], worden toegepast in de lidstaat waar zich het zwaartepunt van het geschil bevindt en waar een meer doeltreffend toezicht op de rechten van de burgers van de [...] Unie mogelijk is?

 

2) In verband met de activiteit van de zoekmachines als leveranciers van content met betrekking tot [richtlijn 95/46]:

 

a) wat de activiteit van [Google Search], als leverancier van content, betreft, bestaande in het vinden van door derden op internet gepubliceerde of opgeslagen informatie, het automatisch indexeren ervan, het tijdelijk opslaan ervan en ten slotte het ter beschikking stellen ervan aan internetgebruikers in een bepaalde volgorde, wanneer die informatie persoonsgegevens van derden bevat, moet een activiteit als hierboven omschreven worden geacht te vallen onder het begrip ‚verwerking van persoonsgegevens’ in artikel 2, sub b, van [richtlijn 95/46]?

 

b) Indien het antwoord op de voorgaande vraag bevestigend luidt, en nog steeds in verband met een activiteit als boven omschreven:

 

Moet artikel 2, sub d, van [richtlijn 95/46] aldus worden uitgelegd dat de onderneming die [Google Search] exploiteert, de ,voor de verwerking verantwoordelijke’ is met betrekking tot de persoonsgegevens op de internetpagina’s die zij indexeert?

 

c) Indien het antwoord op de voorgaande vraag bevestigend luidt:

 

Kan de [AEPD] ter bescherming van de rechten van de artikelen 12, sub b, en 14, [eerste alinea], sub a, van [richtlijn 95/46] zich rechtstreeks tot [Google Search] richten en verlangen dat zij door derden gepubliceerde gegevens uit haar indexen verwijdert, zonder zich eerst of tegelijkertijd te wenden tot de houder van de internetpagina waarop zich die informatie bevindt?

 

d) Indien het antwoord op deze laatste vraag bevestigend luidt:

 

Vervalt de verplichting van de exploitant van de zoekmachine om deze rechten te beschermen wanneer de informatie waarin de persoonsgegevens zijn opgenomen, door derden rechtmatig is gepubliceerd en op de oorspronkelijke internetpagina gehandhaafd blijft?

 

3) Met betrekking tot de omvang van het recht op verwijdering en/of het recht op verzet tegen de verwerking van de gegevens betreffende de betrokkene, in het kader van het recht te worden vergeten, wordt de volgende vraag voorgelegd:

 

Moet het in artikel 12, sub b, van [richtlijn 95/46] bedoelde recht op uitwissing en afscherming van persoonsgegevens en het in artikel 14, [eerste alinea], sub a, van [richtlijn 95/46] bedoelde recht van verzet tegen de verwerking ervan aldus worden uitgelegd dat de betrokkene zich tot de exploitant van de zoekmachine kan wenden teneinde de indexering van zijn persoon betreffende informatie te verhinderen die op internetpagina’s van derden zijn gepubliceerd, daarbij als zijn wens te kennen gevend dat deze informatie niet bekend wordt bij internetgebruikers wanneer deze hem naar zijn mening schade kan berokkenen, of vergeten wordt, hoewel het om door derden rechtmatig gepubliceerde informatie gaat?

IT 1506

Hergebruik van geheel of substantieel deel door een dedicated metazoekmachine bevestigd

Hof Den Haag 6 mei 2014, IEF 13837 (Innoweb tegen Wegener)
Eerder als IEF 13837 gepubliceerd: Databankenrecht. Informatievrijheid. Proceskosten. Er is sprake van hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de onderhavige databank van Wegener (AutoTrack) door Gaspedaal. De verweren van Innoweb dat een verbod strijdig zou zijn met de informatievrijheid en dat handhaving misbruik van machtspositie zou opleveren, falen. Het Hof volgt het HvJ EU [IEF 13350], bekrachtigt het gewezen vonnis in principaal [IEF 7570] en veroordeelt Innoweb in de kosten. Er is onvoldoende gesteld dat Wegener afstand heeft gedaan van het recht om de volledige proceskosten te vorderen; de kosten zijn voldoende gespecificeerd.

14. Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat in casu sprake is van hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de onderhavige databank van Wegener (AutoTrack) en derhalve inbreuk in de zin van artikel 2 lid 1 sub a Dw) op de databanken van Wegener. (...)
De verweren van Innoweb dat een verbod strijdig zou zijn met de informatievrijheid en dat handhaving misbruik van machtspositie zou opleveren, falen gelet op het oordeel van het HvJEU, terwijl deze verweren bovendien onvoldoende zijn onderbouwd.
IT 1505

Voldoende aanleiding inhoud laptop te onderzoeken

Ktr. Rechtbank Amsterdam 6 februari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2391 (eiser tegen Adata)
Arbeidsrecht. Doorzoeken laptop. Rechtspraak.nl: Werkgever had voldoende aanleiding om de inhoud van de laptop van de werknemer te doen onderzoeken. Dat onderzoek vond proportioneel plaats en de in die laptop gevonden berichten vormen daarom rechtmatig verkregen bewijs. Werknemer heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door werkgever overgelegde berichten niet van hem afkomstig zijn. Die berichten (grovelijk uitschelden leidinggevende) vormen naar in kort geding moet worden aangenomen een dringende reden.

7. Adata heeft gesteld dat de laptop van [eiser] onderzocht is op voor Adata negatieve berichten. Hoewel [eiser] de inhoud van de berichten op zijn laptop had gewist, konden deze berichten naar zeggen van Adata toch worden getraceerd.

12. [eiser] betwist de geldigheid van het ontslag op staande voet. Hij voert daartoe aan dat de in de e-mail van 6 november 2013 gegeven redenen niet juist zijn, en voor zover wel juist, geen dringende reden opleveren. [eiser] stelt voorts dat het door Adata in de verzoekschriftprocedure naar voren gebracht materiaal, grotendeels onrechtmatig is verkregen. Immers, die informatie is uit zijn laptop gehaald, terwijl hij die laptop had gewist. Het had daarmee voor Adata duidelijk moeten zijn dat het hier om privé gegevens betrof.

16. De kantonrechter is van oordeel dat Adata, gelet op de verklaring van [collega] en de naar zeggen van Adata door [collega] overgelegde whatsapp-berichten, voldoende aanleiding had om nader onderzoek te doen naar de inhoud van de laptop die afkomstig was van [eiser]. Adata heeft uitsluitend een beroep op gedaan op berichten gestuurd aan of van werknemers of ex-werknemers van Adata, en die een verband hielden met het werk. Tevens is gekeken naar werkzaamheden die [eiser] tijdens het dienstverband van en met bedrijfsmiddelen van Adata heeft verricht ten eigen bate, dat wil zeggen zijn eigen bedrijf. Gelet op de inhoud van de, naar zeggen van Adata, van [collega] verkregen informatie, kan niet worden gezegd dat Adata bij deze informatie geen belang had. Ook is niet gebleken dat de verificatie van de door [collega] verstrekte informatie op een andere, voor [eiser] minder belastende, wijze had kunnen plaatsvinden. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat het door Adata ingebrachte materiaal rechtmatig is verkregen, althans dat Adata van dit materiaal in de onderhavige procedures gebruik kan maken.

Op andere blogs:
ICTRecht Laptopdoorzoeking na ontslag op staande voet terecht

IT 1504

Selectie van documenten via zoektermen en zoekmachine te onbepaald

Vzr. Rechtbank Overijssel 7 maart 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2322 (zoekmachineverzoek I), 14 april 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2321 (zoekmachineverzoek II)
Bewijsbeslag op digitale bestanden ex 843a Rv. Verzoek om selectie van documenten door middel van zoektermen en een digitale zoekmachine zoals Google. Verzoekster kan kennelijk pas na doorzoeking en kennisneming van documenten, aanwijzen van welke bepaalde bescheiden zij inzage of afschrift wil vorderen. Dat is te ruim en ter voorkoming van een ‘fishing expedition’, wordt het verzoek afgewezen.

2.3. De voorzieningenrechter toetst het verzoek aan artikel 843a Rv. in het licht van deze overwegingen van de Hoge Raad. De rechter begrijpt uit dit gebruik in het verzoekschrift, dat verzoekster kennelijk alle bij gerekwestreerde aan te treffen digitale documenten (alsmede alle eerdere concepten daarvan en inclusief verwante documentatie zoals interne en externe correspondentie), niet één uitgezonderd, in de vorm van digitale kopieën in beslag wil laten nemen, en dat verzoekster deze kopieën vervolgens (zodra kennisneming van die stukken of van een deel daarvan zou worden toegestaan) met behulp van een zoekmachine zoals Google wil doorzoeken om daaruit die stukken te selecteren waarin (telkens) tenminste één van de door haar gewenste zoektermen voorkomt.

2.4. Verzoekster kan dus kennelijk pas na die doorzoeking en dus pas na kennisneming van de inhoud van die documenten, althans pas na kennisneming van een door de zoekmachine gegeven korte samenvatting of aanduiding van de inhoud van die documenten, aanwijzen van welke bepaalde bescheiden zij inzage, afschrift of uittreksel wil vorderen.

2.5. Dat is te ruim, en beantwoordt niet aan de in artikel 843a Rv. ter voorkoming van ‘fishing expeditions’ gestelde voorwaarde dat slechts inzage, afschrift of een uittreksel kan worden gevorderd van bepaalde bescheiden. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
IT 1503

Personalia: Nieuwe partners versterken Louwers IP|Technology advocaten

Huub de Jong (1974) is deze maand toegetreden als partner van Louwers IP|Technology Advocaten, nichekantoor gespecialiseerd in IT, technologie, privacy en intellectuele eigendom. Hij stapt van Bird & Bird over naar Louwers, in 2006 opgericht door Ernst-Jan Louwers en Marianne Korpershoek. Ook Tom de Wit (1969) is partner geworden. Hij is al sinds 2011 verbonden aan Louwers.

Huub de Jong en Tom de Wit partners van Louwers IP|Technology Advocaten. Huub de Jong (1974) verklaart vandaag bij zijn toetreding als partner van Louwers IP|Technology Advocaten: "ING wil klantgegevens gebruiken voor nieuwe diensten en Facebook vraagt op hetzelfde moment een bankvergunning aan. Twee recente gebeurtenissen die illustreren dat de juridische werkelijkheid steeds complexer wordt en bijvoorbeeld zorgvuldige omgang met persoonsgegevens steeds belangrijker. Het is als advocaat heel inspirerend om cliënten bij te staan bij het ontwikkelen van nieuwe, grensverleggende diensten."

(...) Tom de Wit (1969) is tegelijkertijd benoemd tot partner. Hij werkt al sinds 2011 bij Louwers. "Rechtsgebieden als het intellectueel eigendomsrecht en het privacyrecht zijn door technologische ontwikkelingen volop in beweging. Wij zijn als geen ander in staat om cliënten juridisch te ondersteunen bij de toenemende digitalisering. Als partner kan ik een waardevolle bijdrage leveren aan de koers van ons kantoor."

Technologie en innovatie
De advocaten bij Louwers staan cliënten bij met juridische diensten in de steeds meer door innovatie en technologie gedomineerde wereld.

De Wit: "We blijven daarbij niet hangen in obstakels, maar geven preventief juridisch advies waardoor klanten zonder kleerscheuren verder komen. Cliënten staan soms pas op de stoep als de problemen er al zijn. Juist om die te voorkomen zoeken wij tijdig de dialoog over trends en ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld big data, 3D printing en de cloud."

Met het oog op meer strategische begeleiding van cliënten heeft Louwers recent de doorgewinterde technologieondernemer Dimmes Doornhein aan het kantoor verbonden.

De Jong: "Het is cruciaal technologie en het strategisch belang daarvan voor organisaties te begrijpen. Nieuwe diensten moeten snel worden geïntroduceerd op de markt en het juridische mag daarbij geen onnodig obstakel vormen. Dat vraagt om projectmatig werken en slimme oplossingen."

Met de komst van Doornhein en De Jong is Louwers nog beter in staat om cliënten slagvaardig, hoogwaardig en pragmatisch te bedienen.

IT 1502

Directe prijsvergelijking webshops na RCC gestaakt, KG laat gestart

Vzr. Rechtbank Overijssel 2 mei 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2344 (Your Hosting tegen Strato)
Prijsvergelijk. RCC. Eiser vordert dat gedaagde een rectificatie plaatst van een volgens haar onjuiste advertentie die van 2 mei tot 13 augustus 2013 door gedaagde is gepubliceerd in de dagbladen Telegraaf en de Volkskrant en het maandblad Computer Totaal. Het betrof een directe prijsvergelijking met onder meer webshops. Zo genuanceerd als het betoog van Strato is, zo ongenuanceerd heeft Strato de onderhavige advertenties opgesteld. Voor die nuance is, gezien de wijze waarop de advertentie is vormgegeven, geen enkele ruimte. Hoewel de voorzieningenrechter met eiser van oordeel is dat de bedoelde reclame misleidend is geweest, wijst hij de vorderingen af bij gebrek aan (spoedeisend) belang van eiser; de advertentie wordt sinds 13 augustus 2013 niet meer gevoerd, na de beslissing van de RCC heeft Your Hosting enkele maanden gewacht en de gevolgen zijn niet (aangetoond) voelbaar.

4.4.Met Your Hosting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de reclame-uitingen van Strato in de periode 2 mei tot 13 augustus 2013 misleidend zijn geweest. Dit volgt al uit de beslissing van de Reclame Code Commissie van 21 oktober 2013, waarin is overwogen dat de uiting misleidend is en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Daarnaast heeft Strato ter zitting uitvoerig gepoogd de verschillen tussen partijen op het gebied van webshops uiteen te zetten. Zo genuanceerd als dit betoog van Strato is, zo ongenuanceerd heeft Strato de onderhavige advertenties opgesteld. Voor die nuance is dan ook, gezien de wijze waarop de advertentie is vormgegeven, geen enkele ruimte. Your Hosting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij webshops aanbiedt. Met het plaatsen van een “x” onder de naam Your Hosting en achter “webshop” verkeert ook de door Strato aangehaalde “gemiddelde geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone beroeps- of bedrijfsoefenaar” in de – onjuiste – veronderstelling dat Your Hosting in het geheel geen webshops aanbiedt. Voor zover het betoog van Strato ertoe strekt dat de “x” zou betekenen dat Your Hosting een andere variant van webshops aanbiedt dan Strato, dan is dat – voor zover dat al het geval zou zijn, hetgeen door Your Hosting uitvoerig gemotiveerd is betwist – niet uit de advertentie op te maken.
4.5. Het vorenstaande leidt echter niet tot toewijzing van de vorderingen.

4.6. Ten eerste is het zeer de vraag of Your Hosting een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. (...)

4.7. Verder heeft Your Hosting niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de gevolgen van de misleidende reclame op dit moment nog voelbaar zijn. (...)

4.8. Hieruit volgt dat een rectificatie op de door Your Hosting gevorderde wijze naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment geen redelijk doel (meer) dient. Daarbij betreft het een ingrijpende voorziening, gezien de daarmee gepaard gaande hoge kosten, die onomkeerbaar is.