Geen onrechtmatige daad voor verspreiden van privacygevoelige informatie nu het gaat om zaaddonor die Asperger syndroom verzwijgt

Rechtbank Rotterdam 26 oktober 2016, IEF 16346; IT 2161; ECLI:NL:RBROT:2016:8270 (verspreiding privacygevoelige informatie zaaddonor) Schending privacy. Internetzaaddonor. Man en vrouw hebben samen een dochter. De man was actief als (internet)zaaddonor. Na beëindiging van deze relatie komt de vrouw erachter dat meerdere kinderen die door de zaaddonor verwekt zijn een vorm van autisme hebben. Een andere persoon was door de man niet geïnformeerd over het feit dat hij was gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger en hij had gesteld dat ik erfelijk gezien geen rol kan spelen. Deze persoon was boos dat de man haar dit verzwegen had nu ook haar kind, een kind van de zaaddonor, een vorm van autisme heeft. De vrouw geeft aan deze persoon privacygevoelige informatie door over de man. Media zijn geïnformeerd en die hadden belangstelling voor de zaak. Zo verschijnt hierover een artikel met een foto van de man in het AD en heeft het programma ‘Undercover in Nederland’ een aflevering gewijd aan de man. De man vordert nu voor recht te verklaren dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld en schade dient te vergoeden en daarnaast dat de vrouw een publicatie- dan wel verspreidingsverbod wordt opgelegd. In de context waarin de vrouw contact met de andere vrouw gezocht heeft en vervolgens de privacygevoelige informatie heeft verstrekt, acht de rechtbank dit niet onrechtmatig. Ook heeft gedaagde niet onrechtmatig gehandeld wat betreft het openlijk verhaal doen aan een journalist van het AD en interview met Undercover in Nederland, omdat de vrouw mocht menen dat het niet aan de man was om deze relevante informatie achter te houden voor de wensmoeders en deze correct geïnformeerd een beslissing behoorden te kunnen nemen over het gebruik van zijn zaad.
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Josine Smits, BINGH Advocaten
Werkgever aansprakelijk voor schade door illegale download van werknemer

Rechtbank Overijssel 26 oktober 2016, IEF 16340; IT 2160; ECLI:NL:RBOVE:2016:4111 (Siemens tegen X) Auteursrechtinbreuk software. Werkgeversaansprakelijkheid voor het downloaden van (illegale) software in privétijd. Werknemer van X gebruikt privélaptop (ook) voor zijn werk. Hij heeft een nieuwere versie van de software van Siemens gedownload en geïnstalleerd op zijn privélaptop; een auteursrechtinbreuk. Voor het aannemen van een 'functioneel verband' staat een fout buiten werktijd, of het op een andere plaats dan waar de ondergeschikte normaal werkzaam is, niet in de weg. Evenmin is het doorslaggevend of een fout is gemaakt met gebruikmaking middelen door de werkgever ter beschikking gesteld. Binnen X wordt (een oudere versie van) de software gebruikt voor de taken van de werknemer, wat de kans vergroot dat de werknemer een illegale versie nodig heeft. Het schriftelijk verbieden om software en apps te downloaden, leidt er niet toe dat X niet aansprakelijk is. Er kan een functioneel verband worden aangenomen, omdat binnen X (oudere) software wordt gebruikt voor de taken die werknemer heeft. Op grond van artikel 6:170 BW is X aansprakelijk voor alle schade die Siemens als gevolg van het onrechtmatig handelen van werknemer heeft geleden. Siemens zal akte nemen over de wijze van schadebegroting ex a-grond uit artikel 13 Handhavingsrichtlijn. De rechtbank staat tussentijds beroep toe.
HvJ EU: Halfjaarlijkse abonnementsprijs voor decodeerkaart niet (duidelijk) vermelden is een oneerlijke handelspraktijk

HvJ EU 26 oktober 2016, IEF 16338; IT 2159; ECLI:EU:C:2016:800 (Canal Digital Danmark A/S) Oneerlijke handelspraktijken. Reclame voor een satelliettelevisieabonnement – Abonnementsprijs die, naast de maandelijkse prijs, een halfjaarlijkse prijs omvat voor de kaart die nodig is om de uitzendingen te decoderen – Niet-vermelding van de halfjaarlijkse prijs of minder in het oog springende presentatie ervan dan van de maandelijkse prijs – Misleidende handeling – Misleidende omissie – Richtlijnbepaling die alleen is omgezet in de voorbereidende werkzaamheden voor de nationale uitvoeringswet en niet in die wet zelf. HvJ EU:
Uitreiking Hans Frankenprijs 3 november 2016

De Stichting Geschillenoplossing Automatisering (SGOA) reikt voor de tweede keer de Hans Frankenprijs uit. Deze prijs is dé scriptieprijs voor HBO-/WO-studenten die in de afgelopen twee jaar de meest innovatieve afstudeerscriptie op het gebied van ICT-recht hebben geschreven. Het programma:
Software gebruik na het beëindigen van de samenwerking

Rechtbank Gelderland 24 augustus 2016, IEF 2156; ECLI:NL:RBGEL:2016:5198 (DEVINE SOFTWARE DEVELOPMENT B.V. tegen gedaagde) Het gaat in deze zaak onder andere om de vraag of het gebruik van software na het beëindiging de samenwerking in het kader van onderneming studie- en huiswerkbegeleiding onrechtmatig is. Daarnaast is de vraag aan de orde of het achterhouden van de boekhouding onrechtmatig is. Van onrechtmatig gebruik van de software door ondernemingen van gedaagde is sprake als het gebruik van de software is verkregen van een partij die daar niet toe gerechtigd is, in casu anderen dan DSD. De enkele ontkenning van gedaagde dat het pakket nog door zijn ondernemingen of door derden met zijn toestemming gebruikt wordt is niet voldoende om de vordering van DSD in zoverre af te wijzen. DSD zal in de gelegenheid gesteld worden haar vordering nader te onderbouwen en te specificeren en bij volgehouden betwisting bewijs bij te brengen.
HvJ: Website exploitant kan gerechtvaardigd belang hebben om persoonsgegevens te bewaren ter beschermen tegen cyberaanvallen

HvJ EU 18 oktober 2016, zaak C‑582/14; IT 2155; IEFBE 1968 (Patrick Breyer tegen Bundesrepublik Deutschland) Verwerking van persoonsgegeven. In deze zaak gaat het om de vraag of dynamische IP‑adressen een persoonsgegeven zijn in de zin van artikel 2, onder a), van richtlijn 95/46/EG. Voor het antwoord daarop moet eerst worden bepaald hoe relevant het daarvoor is dat de aanvullende gegevens die nodig zijn voor de identificatie van de gebruiker, niet in het bezit zijn van de eigenaar van de website, maar van een derde (concreet, de internetprovider).
HvJ EU: In het vandaag uitgesproken arrest antwoordt het Hof in de eerste plaats dat een dynamisch IP- adres dat door een „aanbieder van onlinemediadiensten” (dat wil zeggen door de exploitant van een website, in casu de Duitse federale instellingen) wordt geregistreerd telkens als zijn voor het publiek toegankelijke website wordt bezocht, ten aanzien van de exploitant een persoonsgegeven vormt wanneer deze over wettige middelen beschikt waarmee hij de bezoeker kan identificeren aan de hand van extra informatie die bij diens internetprovider berust.
HvJ EU: Verkrijger van kopie computerprogramma mag kopie tweedehands doorverkopen aan nieuwe verkrijger

HvJ EU 12 oktober 2016, IEF 16310; IEFBE 1959; Zaak C‑166/15 (Aleksandrs Ranks - Jurijs Vasiļevičs) Gebruikslicentie. Kopie computerprogramma. De eerste verkrijger van een kopie van een computerprogramma met een onbeperkte gebruikslicentie mag die kopie en de bijbehorende licentie tweedehands doorverkopen aan een nieuwe verkrijger. Als de originele fysieke drager van de oorspronkelijk geleverde kopie echter beschadigd raakt, wordt vernietigd of verloren gaat, mag die verkrijger zijn reservekopie van het programma niet aan de nieuwe verkrijger verschaffen zonder toestemming van de auteursrechthebbende. HvJ EU: In zijn arrest van heden oordeelt het Hof dat uit de regel inzake uitputting van het distributierecht volgt dat degene die het auteursrecht op een computerprogramma heeft (in dit geval Microsoft) en in de Unie een kopie van dat programma op een fysieke drager (zoals een cd-rom of dvd-rom) met een onbeperkte gebruikslicentie heeft verkocht, zich niet meer tegen de latere wederverkoop van die kopie door de eerste verkrijger of latere verkrijgers kan verzetten, ongeacht of contractuele bedingen latere overdracht verbieden.
Ontbinding overeenkomst omdat gemaakte afspraken niet nagekomen kunnen worden

Hof Den Haag 6 september 2016, IEF 16302; ECLI:NL:GHDHA:2016:2509 (Proximedia tegen X) Informatie. Contract. Tijdens een verkoopgesprek zijn door vertegenwoordiger aan cliënte diverse toezeggingen gedaan die niet nagekomen kunnen worden, zoals een gratis laptop, gratis website en een pinautomaat. Nadat cliënte de getekende overeenkomst had doorgelezen, is er enkele dagen ná ondertekening van de overeenkomst telefonisch contact met opgenomen, waarbij is medegedeeld dat ze deze overeenkomst niet wilde en dat ze de overeenkomst wilde beëindigen. Tijdens het telefoongesprek is door Proximedia medegedeeld dat de vertegenwoordiger die de overeenkomst met cliënte had gesloten inmiddels was ontslagen, omdat hij onjuiste informatie verstrekt aan klanten. Daarnaast werd medegedeeld dat tussentijdse beëindiging van de overeenkomst niet mogelijk was, maar dat het contract wel omgezet kon worden naar een contract met alleen een website, derhalve zonder laptop. Enkel en alleen vanwege het feit dat was medegedeeld dat tussentijdse beëindiging niet mogelijk was, is cliënte akkoord gegaan met omzetting van de overeenkomst. Naar oordeel van het hof kon cliënte de overeenkomst vernietigen op grond van dwaling, nu de toezeggingen die telefonisch aan cliënte waren gedaan niet konden worden nagekomen.
Nieuwe ARBIT, ARIV en ARVODI 2016

Staatscourant 2016-51478. De Algemene Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten 2016 (ARBIT‑2016), de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden 2016 (ARIV-2016) en de Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten 2016 (ARVODI-2016) zijn gepubliceerd en van kracht.
Besluit van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken van 23 september 2016, nr. 3172110 houdende vaststelling van de Algemene Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten 2016 (ARBIT‑2016), de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden 2016 (ARIV-2016) en de Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten 2016 (ARVODI-2016)
Verlenging publicatieverbod toegewezen: voldoende gronden voor verbod op het openbaar maken van vertrouwelijke informatie

Rechtbank Gelderland 6 oktober 2016, IEF 16306; IT 2151; ECLI:NL:RBGEL:2016:5286 (OM tegen X) Privacy. Mediarecht. Het kort geding tussen partijen strekt tot het verkrijgen van een veroordeling van gedaagde om gedurende zes maanden de verklaringen van zijn website te verwijderen en verwijderd te houden. De Staat heeft in dit kort geding een verlenging van het op opgelegde verbod gevorderd. Gedaagde heeft benadrukt dat zijn vrijheid van meningsuiting in het geding is door het verbod en dat de vertrouwelijke documenten op dit moment niet op zijn website gepubliceerd staan. Daarom bestaat volgens hem geen aanleiding voor een verlenging van het verbod. Hij heeft zich er voorts op beroepen dat de Staat geen belang heeft bij een verlenging van het verbod, omdat de vertrouwelijke informatie ook op andere websites staat gepubliceerd. Dit argument wordt verworpen. Het staat vast dat de Staat een algemeen belang heeft om zoveel als mogelijk te proberen om vertrouwelijke informatie uit de beide strafzaken uit de openbaarheid te krijgen en te houden. Dit betekent dat voldoende gronden aanwezig zijn om een nader verbod op het openbaar maken van de vertrouwelijke informatie toe te wijzen. De Staat heeft ter zitting aangevoerd dat alle stukken die zich in een strafdossier bevinden naar hun aard vertrouwelijke stukken zijn. Ten aanzien van het verbod wordt gesteld dat zolang de verhoren nog niet zijn afgerond, een verbod op openbaarmaking van die vertrouwelijke informatie niet op zijn plaats is. Geen verstoring van de waarheidsvinding en de veiligheid van de betrokken getuigen wegen in dit geval zwaarder dan het grondrecht van vrijheid van meningsuiting.