Geen direct opeisbare boete voor ontbinding overeenkomst 'vermarkten van software' met wederzijdse instemming
Hof Amsterdam 20 december 2016, IT 2294; ECLI:NL:GHAMS:2016:5495 (KAV tegen Verhuurt het en 24Rental) KAV en VH hebben op 1 mei 2012 een "samenwerkingsovereenkomst 24Rental" gesloten voor het gezamenlijk (laten) ontwikkelen van software (hierna: de samenwerkingsovereenkomst). Ontbindingsverklaring met wederzijdse instemming ingetrokken. De eerste rechter oordeelde dat de appellante dit niet aldus mocht begrijpen dat de geïntimeerden daarmee aanvaardden dat zij een boete verbeurden voor 'vermarkten' van software. Bekrachtiging van het vonnis.
3.4. (...) Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank het, naar het oordeel van het hof terecht, zeer onaannemelijk geacht dat VH c.s. met hun voorstel om de ontbinding in te trekken accepteerden dat zij voor het verleden een boete van € 5.000 per dag verbeurd zouden zijn en ook voor de toekomst die boete nog zouden verbeuren voor het ontijdig vermarkten van de software.
Uitspraak ingezonden door Jeroen Naves, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V.
KPN mag opschorten met beroep op artikel 6:80 lid 1 sub c BW
Rechtbank Den Haag 26 april 2017, IT 2293; ECLI:NL:RBDHA:2017:4252 (Entropia tegen KPN) Zie ook de vonnissen ECLI:NL:RBDHA:2017:4250, ECLI:NL:RBDHA:2017:4253 en ECLI:NL:RBDHA:2017:4254. Citaat uit vonnis ECLI:NL:RBDHA:2017:4252. Entropia houdt zich onder andere bezig met de exploitatie van een TETRA radiocommunicatienetwerk. KPN en GVB hebben een overeenkomst gesloten met Entropia ter zake de levering, installatie en het onderheid van MOBNEXT. Met de opschorting door TetraNed had KPN vanaf dat moment goede gronden om te vrezen dat Entropia haar verplichtingen op grond van de Overeenkomst GVB niet zou kunnen nakomen omdat zij niet meer op de ondersteuning van TetraNed zou kunnen rekenen. De in de brief verwoorde weigering van Entropia maakt dat de gevolgen van haar niet-nakoming op grond van artikel 6:80 lid 1 aanhef en onder c BW reeds waren ingetreden voordat de vorderingen van KPN op grond van de Overeenkomst GVB opeisbaar werden. KPN was gerechtigd om de Overeenkomst GVB op de voet van artikel 6:265 lid 1 BW te ontbinden.
Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Willem Roos, Joep Meddens, Höcker Advocaten.
Hardware-AMvB's thuiskopie niet onverbindend
Hof Den Haag 23 mei 2017, IEF 16819; IT 2292; ECLI:NL:GHDHA:2017:1359 (HP, Dell, Imation en FAIR tegen Staat der Nederlanden en Stichting De Thuiskopie) Thuiskopie ex 16c lid 1 Auteurswet. Bij AMvB zijn er, overeenkomstig het SONT-advies, nieuwe voorwerpen aangewezen ex 16c Aw en nieuwe thuiskopievergoedingen vastgesteld. De rechtbank verklaart dat de hardware-AMvB's in strijd zijn met het verbod op willekeur [IEF 14552]. Het Hof vernietigt het vonnis voorzover de vorderingen van HP c.s. zijn toegewezen en wijst de vorderingen af. Geen van de door HP aangedragen gronden kunnen haar vorderingen dragen: de 2012/2015-AMvB's kunnen niet strijdig worden geacht met de ARl, artikel 16c Aw, het willekeurverbod en/of het zorgvuldigheidsbeginsel. De AMvB's zijn niet onverbindend en de vaststelling en uitvaardiging daarvan door de Staat is niet onrechtmatig, zodat hij hierom niet schadeplichtig is. Er is niet onverschuldigd betaald. Het hof is tot deze beslissingen gekomen zonder de Copydan-kopieën mee te rekenen.
Prejudiciële vraag: Is een natuurlijke persoon die acht tweedehands-advertenties heeft geplaatst een handelaar?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 16 februari 2017, IEFbe 2187; IT 2291; RB 2870; C-105/17 (OLX verkoop Longines horloge) Consumentenbescherming. Oneerlijke handelspraktijken. Bij de Commissie voor consumentenbescherming (verweerster) is een klacht ingediend over levering van een tweedehands ‘longines’-horloge dat via een website van een aanbieder was gekocht onder de voorwaarden van verkoop op afstand. Het product wordt 20-10-2014 door een koerier afgeleverd met gegevens van de aanbieder (= verzoekster). De klant is niet tevreden met het product omdat het niet de eigenschappen bezit die op de website worden vermeld, waarna hij verzoekster belt om de overeenkomst te ontbinden. Daartoe is verzoekster echter niet bereid. Verweerster start een onderzoek en komt via de koeriersdienst en de exploitant van de website uit bij verzoekster. Zij blijkt acht advertenties op de website te hebben geplaatst voor verschillende producten (iPhones, een BMW, Turkse tegels). In geen van de advertenties worden gegevens van de aanbieder genoemd, noch de prijs, leveringsvoorwaarden, garanties en termijnen voor uitoefening van consumentenrechten. Verweerster besluit daarop 27-02-2015 tot vaststelling van een bestuursrechtelijke overtreding op grond van de BUL consumentenbeschermingswet, waartegen verzoekster 17-03-2015 bezwaar maakt omdat zij meent niet als handelaar in de zin van die wet te kunnen worden aangemerkt. Dit wordt afgewezen en verzoekster krijgt een boete. Zij vecht die aan bij de Rb Varna die vaststelt dat verzoekster niet de hoedanigheid van ‘handelaar’ in de zin van de uitvoeringsbepalingen van de wet heeft, en evenmin in de zin van RL 2005/29. Het boetebesluit wordt 22-03-2016 vernietigd. Verweerster gaat in cassatieberoep bij de verwijzende rechter.
Prejudiciële vragen over verantwoordelijkheid van zoekmachines en de verwerking van persoonsgegevens
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 24 februari 2017, IT 2290; IEFbe 2185; C-136/17 (X tegen CNIL) Bescherming persoonsgegevens. Recht op verwijdering koppelingen. De vier verzoekers hebben alle vier bij Google aangeklopt met verzoeken om verwijdering van ongewenste koppelingen van hun namen aan bijvoorbeeld filmpjes op YouTube of krantenartikelen. Als Google weigert wenden zij zich tot de FRA gegevensbeschermingsAut (CNIL) om Google tot actie te dwingen, maar CNIL sluit de klachten zonder actie te ondernemen af. Verzoekers starten daarop een procedure wegens bevoegdheidsoverschrijding. De verwijzende FRA rechter (Raad van State) stelt vast dat de FRA regelgeving (oorspronkelijke wet van 1978) de omzetting bevat van RL 95/46. Het HvJEU heeft in zijn arrest C-131/12 bepaald in welke gevallen informatie uit zoekmachines als ‘verwerking van persoonsgegevens’ moet worden gekwalificeerd. In de FRA wet is opgenomen dat de wet van toepassing is op verwerking van gegevens waarvan de verantwoordelijke op FRA grondgebied is gevestigd [in welke (rechts)vorm dan ook]. Google heeft een dochter in FRA en valt dus onder de werkingssfeer van de FRA wet. Er is ook een bepaling in de wet opgenomen betreffende het ‘recht op het laten verwijderen van koppelingen’ indien aan de voorwaarden daartoe is voldaan. In dat geval is de exploitant van de zoekmachine verplicht tot verwijdering over te gaan. In de punten 10 – 13 zet de rechter nader uiteen om welke te verwijderen koppelingen het in de vier zaken gaat. Hij citeert nogmaals uit arrest C-131/12 waarin het HvJEU voor recht verklaarde dat exploitanten aan de vereisten van RL 95/46 moeten voldoen opdat de daarin vervatte waarborgen hun volle werking kunnen krijgen en een doelmatige en volledige bescherming van betrokkenen, vooral wat betreft eerbieding privéleven, tot stand kunnen brengen en ziet daarin een uitlegprobleem van de RL. Deze vraag (en vervolgvragen) legt hij voor aan het HvJEU:
Vraag aan HvJ EU: Is met toestemming plaatsen op openbare website beschikbaarstelling voor het publiek, wanneer het werk op een server wordt gekopieerd en van daaruit op website wordt geüpload?
Prej. vragen aan HvJ EU 23 februari 2017, IEF 16813; IT 2289; IEFbe 2183; C-161/17 (Land Nordrhein-Westfalen tegen Dirk Renckhoff) Auteursrecht. Via Minbuza: Verzoeker is beroepsfotograaf. Verweerder is de deelstaat Nordrhein-Westfalen als zijnde belast met onderwijsinspectie. Het gaat om een foto van verzoeker van de stad Cordoba die een scholiere van een school die onder verantwoordelijkheid van verweerder valt (als onderwijsinspectie) bij een in het Spaans gesteld werkstuk op de website van de school heeft geplaatst. Onder de foto staat een verwijzing naar de website waaraan verzoeker de foto voor gebruik (‘eenvoudig gebruiksrecht’) heeft afgestaan. Hij stelt dat de school zijn auteursrechtelijk reproductierecht en het recht op beschikbaarstelling voor het publiek heeft geschonden. Hij eist een verbod op het vertonen van de foto en een schadevergoeding. Verzoeker wordt in eerste twee instanties in het gelijk gesteld. De appelrechter oordeelt dat de foto valt onder auteursrechtelijke bescherming van de DUI auteurswet en dat verzoeker recht heeft op bescherming van naburige rechten. Door plaatsing op de website van de school had verzoeker niet meer de uitsluitende zeggenschap over beschikbaarstelling van zijn foto voor het publiek. Hij stelt vast dat de leerkracht Spaans aansprakelijk is omdat zij de in het kader van haar onderwijsactiviteiten op haar rustende toezicht- en controleverplichtingen niet is nagekomen.
Hof bekrachtigt dat gegevens over advocaat uit zoekresultaten Google verwijderd moeten worden
Gerechtshof Den Haag 23 mei 2017, IEF 16812; IT 2288; ECLI:NL:GHDHA:2017:1360 (Google tegen X) Mediarecht. Privacy. Vonnis waarin Rechtbank Rotterdam [IT 2043] bepaalt dat Google tweetal links uit zoekresultaten moet verwijderen, wordt bekrachtigd. De grieven gaan over: de stelling dat het feit dat de bronpagina strafrechtelijke persoonsgegevens bevat, nog niet maakt dat Google die gegevens verwerkt, dat los daarvan door de opname van de URL in de resultatenlijst, die de naam en foto van verweerder bevat, slechts sprake is van verwerking van 'gewone' persoonsgegevens en geen 'strafrechtelijke' gegevens, dat de rechtbank ten onrechte het bevel niet heeft beperkt tot google.nl maar ook google.com, en het bevel daarmee een extra-territoriale werking heeft gekregen waarvoor geen recht bestaat en dat de dwangsomoplegging niet nodig was als prikkel om de beschikking na te leven.
Uitspraak ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN.
Ex parte verbod tegen aanbod ongeautoriseerde muziek- en orkestbanden
Ex parte Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 7 april 2017, IEF 16805; IT 2287 (Brein tegen aanbieder ongeautoriseerde orkestbanden) Ex parte. BREIN heeft geconstateerd dat Gerekwestreerde ongeautoriseerde instrumentale muziek- en orkestbanden verspreidt via een zestal eigen websites en vier door hem beheerde Facebook pagina's. Hij adverteert veelvuldig op zijn Facebook pagina's voor zijn website(s) waarop lijsten met orkestbanden die hij aanbiedt te vinden zijn. Ter promotie van de verkoop van eigen ongeautoriseerd geproduceerde orkestbanden geeft hij gratis illegaal gekopieerde orkestbanden weg. Gerekwestreerde heeft geen toestemming voor het zelf produceren en verkopen van orkestbanden van originele muziekwerken van derden. De voorzieningenrechter beveelt staking van het inbreukmakend handelen, waaronder in ieder geval ieder ongeautoriseerd verveelvoudigen en openbaar maken op straffe van een dwangsom van €2.000 per dag(deel) met een maximum van €50.000.
AP: Facebook handelt in strijd met Nederlandse privacywetgeving
AP Onderzoeksrapport 16 mei 2017, IT 2286; z2014-00929. Uit het persbericht: Facebook handelt in strijd met de Nederlandse privacywetgeving. Dat is de conclusie van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) na onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens van zo’n 9,6 miljoen Nederlandse Facebook-gebruikers. Facebook overtreedt onder meer de wet door gebruikers onvolledig te informeren over het gebruik van persoonsgegevens. Ook heeft de AP vastgesteld dat Facebook bijzondere gegevens van gevoelige aard gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van de gebruikers. Zo verwerkte Facebook gegevens over seksuele geaardheid om op basis hiervan gerichte advertenties te tonen. Facebook is met dit laatste inmiddels gestopt. De AP beoordeelt momenteel of de overige overtredingen zijn beëindigd. Als dat niet het geval is, kan de AP besluiten om Facebook een sanctie op te leggen.
Kentekenparkeren wederom niet in strijd met Wbp of EVRM
Hof Amsterdam 16 mei 2017, IT 2285; ECLI:NL:GHAMS:2017:1796 (Kentekenparkeren Amsterdam) Zie eerder IT 2149 en IT 2011. Privacy. Hoger beroep kort geding. Het hof bekrachtigt het vonnis van rechtbank Amsterdam dat het parkeervergunningstelsel geen schending van de privacy is. Volgens het hof is er geen strijd met de Awr, de Wbp of het EVRM. Ook hier wordt het oordeel van het Hof van 7 januari 2016 gevolgd. Dat appellant ervoor kiest om zijn kenteken niet in te voeren vanwege privacyoverwegingen is zijn eigen vrije keuze. Dat hij telkens in bezwaar moet komen tegen de naheffingsbeschikking, maakt niet dat de Gemeente haar parkeerbeleid dient aan te passen. Hof oordeelt tevens dat er onvoldoende spoedeisend belang is en de zaak zich ook verder niet leent voor een voorziening.