DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 1 november 2019
IT 2928
Hof ||
17 okt 2019
Hof 17 okt 2019, IT 2928; ECLI:NL:GHDHA:2019:2750 (Credits filmproducer), https://itenrecht.nl/artikelen/mondelinge-afspraken-credits-filmproducer-niet-afdwingbaar

Mondelinge afspraken credits filmproducer niet afdwingbaar

Hof Den Haag 17 oktober 2019, IEF 18790, IT 2928; ECLI:NL:GHDHA:2019:2750 (credits filmproducer) Geïntimeerde is initiatiefnemer van een film en werkt aan de productie daarvan. Appellant was associate producer en deelde geïntimeerde mee dat hij een filmcredit als executive producer zou willen. Geïntimeerde mailde appellant dat dit niet bespreekbaar was, maar dat hij een co-productie credit zou aanvaarden indien appellant aan bepaalde voorwaarden zou voldoen, waaronder een betaling van 2000 euro, het volledig terugtrekken uit de productie en het beschikbaar stellen van de scriptie-aantekeningen. Vervolgens hebben partijen met elkaar overlegd in een mondeling gesprek dat ze hebben opgenomen. Na het gesprek heeft appellant zich uit de productie teruggetrokken, echter heeft hij zijn scriptie-aantekeningen niet beschikbaar gesteld. Om deze reden heeft geïntimeerde de afgesproken co-producer credits niet voor appellant vermeld. Appellant vordert nakoming van de overeenkomst, met name door de afgesproken credits te vermelden, alsmede een verbod om de film te distribueren als de openingstitel en aftiteling van de film deze credits niet vermeldt. Deze vorderingen worden niet toegewezen, omdat beide partijen achteraf hebben gemaild dat ze allereerst een schriftelijk contract willen vaststellen voordat enige verplichting op grond van het gesprek zou worden nagekomen. Dit brengt mee dat de partijen niet over en weer konden verwachten dat de afspraken zouden nagekomen.

6.3 Bijna een half jaar na het Gesprek, bij e-mail van 5 november 2016 aan [appellant], heeft [geïntimeerde] zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de afspraken die tijdens het Gesprek gemaakt waren enkel van kracht zijn bij een ondertekend contract.

Daarop heeft [appellant], op 6 november 2016, aan [geïntimeerde] geschreven, dat hij het geld pas zou overmaken op het moment dat alles schriftelijk is geregeld.

Vanaf toen konden partijen redelijkerwijs niet meer van elkaar verwachten dat de mondelinge afspraken uit het Gesprek verder zouden worden nagekomen zolang er geen goed schriftelijk contract zou zijn.

wat nu?

7. 1 Op de primaire vorderingen (vermelding van de co-producer credits) kan [appellant] geen aanspraak maken. [appellant] heeft de inleg niet betaald en dit jarenlang geweigerd. Voor het hof is voldoende aannemelijk dat de financiële inleg door [appellant] door het tijdsverloop nu niet meer nodig is, omdat de kosten van de werkzaamheden waarvoor de inleg door [appellant] nodig was, betaald zijn. [geïntimeerde] kan daarom niet (meer) worden verplicht de inleg van [appellant] nu alsnog te accepteren en de daaraan verbonden co-producer en ‘in association with’ credits te vermelden.

7.2 Het hof zal daarom de primaire vorderingen vandaag afwijzen.

[…]

9.5 Bovendien is volgens het hof in dit kort geding onvoldoende gesteld om aannemelijk te oordelen dat [geïntimeerde] de onderhandelingen op een onregelmatige manier heeft afgebroken, waardoor ook een grondslag voor de subsidiaire vordering ontbreekt.

9.6 Ten slotte geldt dat niet alleen [geïntimeerde], maar ook [appellant] tot onderhandelen bereid moet zijn, waartoe zij beide(n) concrete voorstellen moeten doen. Over de winstverdeling ontbreekt nog iedere afspraak. Door de verdeeldheid van partijen is onvoldoende duidelijk tot welk eindresultaat de onderhandelingen bij benadering moeten leiden. Dit maakt dat het niet mogelijk is om met dit kort geding te bepalen hoe een verplichting tot dooronderhandelen ten uitvoer zou moeten worden gelegd.