Aanvankelijk opdracht-, later een detacheringsovereenkomst
Rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch 20 februari 2013, LJN BZ2279 (Skills2Score B.V. tegen Compat B.V.)
Contradictoir, opdracht, detachering, ontwikkelen applicatie, mislukt IT-project.
Mislukt IT-project. Eiseres heeft gedaagde ingeschakeld voor technische ondersteuning bij het ontwikkelen van een webapplicatie. De webapplicatie “SkillsManager” is bedoeld voor (1) het meten en ontwikkelen van professionele kwaliteiten, (2) de matching van ontwikkelbehoefte en onderwijs, (3) het vergelijken van innovaties met vakmanschap, en (4) het transparant maken van beroeps- en onderwijsstructuren.
Eiseres heeft onduidelijke opdrachten aan gedaagde verstrekt en het staat niet vast dat sprake er is geweest van een toerekenbare tekortkoming door gedaagde. Bovendien was eiseres in oktober 2009 op de hoogte van de beweerdelijke tekortkoming en zij heeft gedaagde toen niet aansprakelijk gehouden voor de gevolgen daarvan, maar nieuwe afspraken gemaakt met gedaagde over de voortgang van het project waarin de gevolgen van de beweerdelijke tekortkoming zijn verdisconteerd.
Dat de applicatie in april 2010 nog altijd niet naar behoren functioneerde betekent niet dat daarmee de toerekenbare tekortkoming van gedaagde gegeven is. De contractuele relatie tussen partijen die aanvankelijk overwegend de trekken van een overeenkomst van opdracht had, is vanaf begin 2010 overwegend een detacheringsovereenkomst geworden. De verantwoordelijkheid voor het eindresultaat is niet bij gedaagde gebleven (zo die daar voordien al in volle omvang zou hebben gelegen). Voor zover enige inspannings- of resultaatsverplichting op gedaagde is blijven rusten, geldt dat eiseres ten onrechte heeft nagelaten gedaagde in gebreke te stellen. Eiseres heeft ook haar schade onvoldoende onderbouwd.
5.16. Skills2Score beroept zich er op dat [C], een ingeleende medewerkster van Compat, de door haar gewerkte uren grotendeels heeft besteed aan mislukte pogingen tot het oplossen van de bestaande problemen met de snelheid en stabiliteit van de applicatie en dat deze uren niet aan haar in rekening kunnen worden gebracht (zie hiervoor sub (4)). Skills2Score beroept zich hierbij op correspondentie tussen deze medewerkster en Spaanjaars van 8 april 2010 over die performance problemen (productie 39 van Skills2Score) en op correspondentie tussen partijen over de detachering van medio januari 2010 (productie 27 van Skills2Score en productie 30 van Compat) waarin Skills2Score aan Compat heeft laten weten niet bereid te zijn om te betalen voor het verhelpen van ‘bugs’.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit beroep niet slagen. Uit de correspondentie van medio januari 2010 begrijpt de rechtbank dat partijen hebben afgesproken dat het personeel van Compat zou gaan werken aan een aantal werkpakketten, waaronder het werkpakket ‘bugfixing’. Uit de door Compat opgestelde urenspecificaties (productie 36 van Compat) volgt dat de betreffende medewerkster haar uren heeft besteed aan de afgesproken werkpakketten. Een klein deel van haar uren heeft zij besteed aan ‘bugfixing’. In de correspondentie van medio januari 2010 heeft Skills2Score laten weten niet bereid te zijn te betalen voor het werkpakket ‘bugfixing’ maar heeft Compat op haar beurt laten weten hier bezwaren tegen te hebben. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarom niet vast dat is afgesproken dat hiervoor niet zou hoeven te worden betaald. Ook staat niet vast dat het werkpakket ‘bugfixing’ ziet op het oplossen van fundamentele problemen met de performance, onder meer niet omdat Skills2Score in ander verband uitdrukkelijk heeft gesteld dat het verhelpen van ‘bugs’ niet hetzelfde is als het aanpassen van de basisprogrammatuur ter verbetering van de performance. Uit de door Skills2Score genoemde correspondentie van 8 april 2010 volgt ook niet dat de medewerkster vanaf februari 2010 haar tijd grotendeels heeft besteed aan het oplossen van de performance problemen. In die correspondentie doet zij voorstellen voor een aanpak van die problemen en dat wijst er op dat zij tot op dat moment nog niet veel actie daarin heeft ondernomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Skills2Score niet deugdelijk heeft onderbouwd dat de gefactureerde uren door de betreffende medewerkster (grotendeels) zijn besteed aan werkzaamheden waarvan was afgesproken dat Skills2Score daarvoor niet hoefde te betalen.
5.17. Gelet op voorgaande overwegingen kan de rechtbank niet komen tot de vaststelling dat sprake is geweest van een tekortkoming door Compat in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de detacheringsovereenkomst die opschorting van de betalingen door Skills2Score rechtvaardigde.
5.19. Dan komt de rechtbank nu terug op de vraag die zij hier moet beantwoorden, namelijk of de schadevordering van Skills2Score uit hoofde van wanprestatie toewijsbaar is. De rechtbank zal die vraag ontkennend beantwoorden en acht daarvoor het volgende redengevend.
5.22. Voor het geval toch enige inspannings- of resultaatsverplichting op Compat zou zijn blijven rusten geldt dat Skills2Score ten onrechte heeft nagelaten Compat in gebreke te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Skills2Score haar stelling, dat nakoming door Compat onmogelijk was omdat de applicatie niet meer kon worden hersteld, onvoldoende onderbouwd. Skills2Score beroept zich op correspondentie tussen Compat en Spaanjaars van 8 april 2010 over het vervangen van de ‘tree’ (pagina 2 van productie 39 van Skills2Score). Hieruit kan wellicht worden afgeleid dat op dit punt verdergaande aanpassingen nodig waren dan aanvankelijk gedacht, maar het oordeel dat herstel onmogelijk was kan de rechtbank hierop niet baseren. Verder wijst Skills2Score op de verklaring van Spaanjaars van 22 juni 2011 dat hij destijds al zou hebben aangegeven dat het veel beter zou zijn om een totaal nieuwe applicatie te bouwen (pagina 2 van productie 51 van Skills2Score). De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. In zijn Performance Analyse van oktober 2009 heeft Spaanjaars immers aangegeven (onder paragraaf 6.1) dat de traagheid en stabiliteit van de applicatie aanzienlijk te verbeteren zijn tot ver boven het minimale performance niveau door de in zijn rapport opgenomen adviezen door te voeren. Hij heeft niet gerapporteerd dat het beter zou zijn de applicatie van begin af aan opnieuw op te bouwen. Uit het verslag van 23 oktober 2009 (productie 23 van Skills2Score) blijkt ook niet dat Spaanjaars partijen er bij die gelegenheid op heeft gewezen dat herstel van de applicatie niet mogelijk zou zijn en dat men beter een nieuwe applicatie kon bouwen. Dat de bouw van een nieuwe applicatie mogelijk tot een beter resultaat zou leiden, betekent bovendien nog niet dat herstel van de bestaande applicatie tot een aanvaardbaar niveau niet mogelijk was. Partijen zijn dan ook aan de slag gegaan met het aanbrengen van verbeteringen en het ontwikkelen van nieuwe uitbreidingen op de applicatie.
5.22. Voor het geval toch enige inspannings- of resultaatsverplichting op Compat zou zijn blijven rusten geldt dat Skills2Score ten onrechte heeft nagelaten Compat in gebreke te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Skills2Score haar stelling, dat nakoming door Compat onmogelijk was omdat de applicatie niet meer kon worden hersteld, onvoldoende onderbouwd. Skills2Score beroept zich op correspondentie tussen Compat en Spaanjaars van 8 april 2010 over het vervangen van de ‘tree’ (pagina 2 van productie 39 van Skills2Score). Hieruit kan wellicht worden afgeleid dat op dit punt verdergaande aanpassingen nodig waren dan aanvankelijk gedacht, maar het oordeel dat herstel onmogelijk was kan de rechtbank hierop niet baseren. Verder wijst Skills2Score op de verklaring van Spaanjaars van 22 juni 2011 dat hij destijds al zou hebben aangegeven dat het veel beter zou zijn om een totaal nieuwe applicatie te bouwen (pagina 2 van productie 51 van Skills2Score). De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. In zijn Performance Analyse van oktober 2009 heeft Spaanjaars immers aangegeven (onder paragraaf 6.1) dat de traagheid en stabiliteit van de applicatie aanzienlijk te verbeteren zijn tot ver boven het minimale performance niveau door de in zijn rapport opgenomen adviezen door te voeren. Hij heeft niet gerapporteerd dat het beter zou zijn de applicatie van begin af aan opnieuw op te bouwen. Uit het verslag van 23 oktober 2009 (productie 23 van Skills2Score) blijkt ook niet dat Spaanjaars partijen er bij die gelegenheid op heeft gewezen dat herstel van de applicatie niet mogelijk zou zijn en dat men beter een nieuwe applicatie kon bouwen. Dat de bouw van een nieuwe applicatie mogelijk tot een beter resultaat zou leiden, betekent bovendien nog niet dat herstel van de bestaande applicatie tot een aanvaardbaar niveau niet mogelijk was. Partijen zijn dan ook aan de slag gegaan met het aanbrengen van verbeteringen en het ontwikkelen van nieuwe uitbreidingen op de applicatie.
Tweet met link naar advertentie waarin persoonsgegevens staan
Rechtbank ´s-Hertogenbosch 31 januari 2013, LJN BZ2126 (eiser tegen veilingdeurwaarder.nl)
Persoonsgegevens. Verwerking. Advertentie. Executoriale verkopen. Link. Informatieplicht.
Eiser heeft Veilingdeurwaarder verzocht om een overzicht van alle haar betreffende persoonsgegevens en een overzicht van degene aan wie deze gegevens zijn verstrekt. Veilingdeurwaarder is houdster van de website www.veilingdeurwaarder.nl. Op de website kunnen gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders advertenties plaatsen ter aankondiging van de executoriale verkopen. Door de deurwaarder is ten laste van eiser beslag gelegd op een auto. Van de openbare veiling is melding gemaakt door publicatie daarvan op de website.
Aan haar verzoek legt eiser ten grondslag dat Veilingdeurwaarder haar betreffende persoonsgegevens verwerkt door deze op de website te plaatsen en vervolgens geïnteresseerden van de op de website geplaatste advertentie op de hoogte te stellen door middel van een e-mailservice of een tweet, waardoor die geïnteresseerden door op een link te klikken direct in de advertentie komen waarin de naam van eiser en het kenteken van de auto zijn vermeld.
Als uitgangspunt geldt dat degene die persoonsgegevens verwerkt verantwoordelijk is voor de verwerking. In de overgelegde advertentie staan onder RDW-gegevens (die Veilingdeurwaarder volgens haar eigen stellingen dus zelf ophaald) het kenteken van de auto en de naam van de kentekenhouder vermeld. De rechtbank is van oordeel dat Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt voor het plaatsen van de persoonsgegevens op de website, aangezien zij de RDW-gegevens zelf in de advertentie plaatst. Het verzenden van een e-mail of tweet met daarin een directe link naar de advertentie waarin de persoonsgegevens zijn vermeld levert tevens het verwerken van persoonsgegevens op. Ook het verzenden van een hyperlink moet worden beschouwd als een andere vorm van terbeschikkingstelling.
Als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens is Veilingdeurwaarder in beginsel verplicht aan het verzoek op grond van artikel 35 van de Wbp te voldoen. Veilingdeurwaarder heeft echter terecht opgemerkt dat zij op grond van artikel 43 onder e van de Wbp niet hoeft te voldoen aan haar informatieplicht. De rechtbank is met Veilingdeurwaarder van oordeel dat Veilingdeurwaarder niet gehouden is naam- en adresgegevens te verstrekken van alle ontvangers van de nieuwsbrief omdat daarmee een verregaande inbreuk op de privacy van die ontvangers zou worden gemaakt.
4.4. De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt dient te gelden dat degene die persoonsgegevens verwerkt verantwoordelijk is voor de verwerking, tenzij deze aantoont dat dat niet het geval is. Veilingdeurwaarder heeft niet aangegeven welke gegevens zij door de deurwaarder krijgt aangeleverd en welke gegevens zij zelf aanvult vanuit het RDW-register. In de door [eiser] als voorbeeld overgelegde advertentie staan onder RDW-gegevens (die Veilingdeurwaarder volgens haar eigen stellingen dus zelf ophaalt) het kenteken van de auto en de naam van de kentekenhouder vermeldt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat Veilingdeurwaarder deze gegevens zelf in de advertentie plaatst en daarmee als verantwoordelijke voor de verwerking heeft te gelden. Veilingdeurwaarder heeft weliswaar betoogd dat deze gegevens niet als persoonsgegevens moeten worden beschouwd, maar dit verweer wordt verworpen. In het richtsnoer van het CBP is opgenomen dat het bekendste direct identificerend gegeven de combinatie van voor- en achternaam is en als voorbeeld van bekendste indirect identificerende gegevens wordt het kenteken genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank levert een combinatie van achternaam met voorletters en het kenteken zeker een persoonsgegeven in de zin van de Wbp op. De rechtbank is van oordeel dat Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt voor het plaatsen van de persoonsgegevens op de website.
4.5. De rechtbank is tevens van oordeel dat het verzenden van een e-mail of tweet met daarin een directe link naar de advertentie waarin de persoonsgegevens zijn vermeld het verwerken van persoonsgegevens oplevert. Artikel 1 onder d van de Wbp bepaalt immers dat onder verwerking moet worden verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. De rechtbank is van oordeel dat het verzenden van een hyperlink beschouwd moet worden als een andere vorm van terbeschikkingstelling. Ook voor deze verwerking moet Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke worden aangemerkt.
4.7. Aangezien Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens van [eiser] dient te gelden, is Veilingdeurwaarder in beginsel verplicht aan het verzoek op grond van artikel 35 van de Wbp te voldoen. Veilingdeurwaarder heeft echter terecht opgemerkt dat zij op grond van artikel 43 onder e van de Wbp niet hoeft te voldoen aan haar informatieplicht, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De rechtbank is met Veilingdeurwaarder van oordeel dat Veilingdeurwaarder niet gehouden is naam- en adresgegevens te verstrekken van alle ontvangers van de nieuwsbrief omdat daarmee immers een verregaande inbreuk op de privacy van die ontvangers zou worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan Veilingdeurwaarder volstaan met het verstrekken van categorieën van ontvangers, welke mogelijkheid uitdrukkelijk is toegestaan op grond van artikel 35. Het verzoek van [eiser] zal dan ook met die restrictie worden toegewezen.
Op andere blogs:
Ius Mentis (Tweeten of hyperlinken naar persoonsgegevens is verwerking)
SOLV (linken naar persoonsgegevens is een verwerking)
Frequentievergunning beperkt in het kader van de staatsveiligheid
Rechtbank 's-Gravenhage 7 januari 2013, LJN BZ1593 (Worldmax Licenses B.V., Worldmax Operations B.V. en Worldmax Holding N.V. tegen de Staat der Nederlanden)
Frequentievergunning. Breedband diensten.
Eiseressen houden zich bezig met het aanbieden van draadloze breedbanddiensten op basis van de zogenoemde Wimax-standaard. De Staat heeft aan het onafhankelijk onderzoeksbureau TNO opdracht verleend om een rekenmodel te ontwikkelen waarmee de effecten van de uitrol van de Broadband Wireless Access (BWA-)netwerken kunnen worden vastgesteld. Het TNO heeft geconcludeerd dat de impact van de uitrol van BWA leidt tot substantieel productieverlies van Satelliet Grondstation Burum. De Minister heeft medegedeeld dat de verdere uitrol van hun netwerk buiten de Randstad niet meer (volledig) mogelijk zou zijn en dat de vergunning in zoverre zou worden beperkt. De vraag is of het voornemen van gedaagde om de vergunning van eiseressen te wijzigen onmiskenbaar onrechtmatig is.
Eiseressen voeren aan dat artikel 3.7 Tw geen grondslag biedt voor de voorgenomen wijziging van de vergunning. Gedaagde heeft onweersproken aangevoerd dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat deze bevoegdheid in het leven is geroepen opdat de bevoegde autoriteiten "kunnen blijven beschikken over de mogelijkheid om telecommunicatie af te kunnen tappen in het kader van (...) bescherming van de staatsveiligheid". Eiseressen hebben een en ander niet met kracht van argumenten kunnen weerleggen. Daarnaast hebben eiseressen gesteld dat bij hen gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt. De vraag rijst dan of men zich aan de zijde van gedaagde bij het vestigen van SGS Burum het bestaan realiseerde van de verleende vergunning.
Eiseressen hebben niet voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde in deze zaak in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur of met bepalingen van het Europese recht, kan worden geconcludeerd dat het voornemen van gedaagde om de vergunning van eiseressen te wijzigen niet onmiskenbaar onrechtmatig is. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen.
3.4. Het meest verstrekkende bezwaar van eiseressen is dat artikel 3.7 Tw geen grondslag zou bieden voor de voorgenomen wijziging van de vergunning van eiseressen. Op dit punt heeft gedaagde onweersproken aangevoerd dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat deze bevoegdheid in het leven is geroepen opdat de bevoegde autoriteiten "kunnen blijven beschikken over de mogelijkheid om telecommunicatie af te kunnen tappen in het kader van (...) bescherming van de staatsveiligheid". Eiseressen hebben gesteld ook niet te ontkennen dat televisiesignalen in voorkomende gevallen eventueel riskant kunnen zijn voor de uitoefening van defensie- en veiligheidstaken en relevant kunnen zijn voor het waarborgen van de staatsveiligheid. Zij menen evenwel dat voormelde veiligheidssignalen ook op andere wijze verkregen kunnen worden, bijvoorbeeld in samenwerking met NAVO-bondgenoten en dat het opvangen van de betreffende signalen ook in een ander gedeelte van Nederland kan plaatsvinden. Gedaagde heeft wat dat betreft aangevoerd dat MIVD-bevoegdheden bij de grens ophouden en dat slechts op basis van reciprociteit goede informatie-wisseling met de NAVO-partners mogelijk is. Daarnaast heeft gedaagde betoogd dat er, mede gezien ruimtelijke ordeningsvraagstukken, geen betere locatie in Nederland te vinden is dan Burum. Eiseressen hebben een en ander niet met kracht van argumenten kunnen weerleggen.
3.5. Eiseressen hebben voorts gesteld dat bij hen gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt omdat de Minister verschillende keren uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de overdracht van de vergunning. De vraag rijst dan of men zich aan de zijde van gedaagde bij het vestigen van SGS Burum het bestaan realiseerde van de verleende vergunning. Ter zitting heeft gedaagde desgevraagd op dit punt onweersproken verklaard dat Burum is gekozen om zo min mogelijk storing te veroorzaken en dat het probleem pas later actueel werd gelet op de ontwikkelingen van apparatuur in 2008. Daarbij heeft gedaagde toegelicht dat het storingsprobleem specifiek is voor de onderhavige zaak omdat eiseressen bij een landelijke uitrol gebruik maken van basisstations op grote hoogte. Daarnaast heeft gedaagde erop gewezen dat voormeld TNO-rapport noopt tot het nemen van een wijziging van de vergunning van eiseressen. Een en ander leidt tot de conclusie dat artikel 3.7 lid 2 j° lid 3 Tw een basis biedt voor wijziging van de vergunning. Ook is voorshands niet gebleken dat bij eiseressen gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt. Omdat eiseressen voorts niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat gedaagde in deze zaak in strijd heeft gehandeld met de overige door hen genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur of met bepalingen van het Europese recht, kan worden geconcludeerd dat het voornemen van gedaagde om de vergunning van eiseressen te wijzigen niet onmiskenbaar onrechtmatig is. Hierbij is van belang dat gedaagde de bereidheid heeft uitgesproken om het uit de eventuele vergunningswijziging voortvloeiende onevenredige nadeel volgens maatstaven van nadeelcompensatie te compenseren.
Gebruik van Google AdSense komt voor rekening en risico van adverteerder
CvB 5 februari 2009, dossiernr. 2008/01039 (advertentie op speelzolder.com)
Reclamerecht. Kinder- en Jeugdcode. [Reclameboek.nl RB 1633]. AdSense. Rechtvaardiging niet-openbare aanbeveling.
Op de website www.speelzolder.com kunnen games worden gespeeld. Op een subpagina heeft een banner gestaan met de tekst: “Win een Wii!”. Na het klikken op de banner opende zich een pagina van de website www.celldorado.com met een kader waarin twee tekeningen staan met de uitnodiging om de drie verschillen te zoeken en daaronder de tekst: “Zoek ze alle 3 en win een Nintendo”. Na het aanklikken van de drie verschillen opende zich een nieuwe pagina met het woord “Gefeliciteerd!” en een invulvenster voor een 06-nummer. Door het invullen van dit nummer abonneert het kind zich zonder daarvan bewust te zijn op de betaalde abonnementsdienst van Artiq Mobile. Gelet op de domeinnaam, de opzet, de vormgeving en de inhoud van de website www.speelzolder.com, is deze website gericht op kinderen.
Het College stelt voorop dat de eigenaar van de website www.speelzolder.com niet kan worden aangemerkt als een zogenaamde affiliate. Wel is er sprake van adverteren via Google AdSense, via welk systeem van adverteren AdSense-advertenties aan een website kunnen worden gekoppeld, zonder dat een relatie behoeft te worden onderhouden met de adverteerder, dit laatste omdat Google de advertenties aanlevert.
Naar het oordeel van het College rechtvaardigen de omstandigheden van het onderhavige geval niet dat de aanbeveling openbaar wordt gemaakt. De onderhavige aanbeveling heeft betrekking op reclame-uitingen voor de plaatsing waarvan gebruik is gemaakt van Google AdSense. Niet eerder heeft het College zich over dergelijke uitingen uitgesproken.
De banner, de speelpagina en het aanmeldscherm zijn door of in opdracht van Artiq ontwikkeld. Kennelijk heeft Artiq deze uitingen doen toekomen aan Google, waarna Google ervoor heeft gezorgd dat eigenaren van websites de uitingen op hun website kunnen plaatsen. Bovengenoemde omstandigheden, die kennelijk eigen zijn aan het gebruik van Google AdSense, komen naar het oordeel van het College voor rekening en risico van Artiq en betekenen niet dat Artiq niet mede verantwoordelijk zou zij voor de plaatsing van de gewraakte uitingen.
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie, dat zich geen feiten of omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan Artiq Mobile niet medeverantwoordelijk is voor het feit dat de banner is geplaatst op een website die specifiek op kinderen is gericht. Daarmee is gegeven dat Artiq Mobile medeverantwoordelijk is voor het handelen in strijd met voornoemde bepalingen van de KJC en de NRC.
7. De Consumentenautoriteit heeft verzocht deze beslissing openbaar te maken. De Commissie ziet daartoe onvoldoende aanleiding, nu Artiq Mobile zich tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak bereid heeft getoond om maatregelen te nemen om inbreukmakend gedrag van de affiliate voortaan te voorkomen.
Het antwoord in appel
De Commissie heeft terecht geen openbare aanbeveling gedaan.
Er is in dit geval geen sprake van recidive. Voorts is de stelling van de Consumentenautoriteit, dat Artiq eerdere aanbevelingen naast zich heeft neergelegd, onjuist. Weliswaar zijn bepaalde reclame-uitingen van Artiq eerder ontoelaatbaar bevonden, maar het betrof hier andersoortige gevallen van reclame maken, niet alleen wat betreft inhoud, maar ook wat betreft wijze van reclame maken, waarop (mogelijk) andere regels van toepassing zijn.
Ook gezien de inspanning die Artiq zich heeft getroost om ervoor te zorgen dat haar advertenties (waaronder de gewraakte advertentie in het bijzonder) niet meer (via Google AdSense) op kindersites (waaronder www.speelzolder.com) zullen verschijnen, is een openbare aanbeveling niet gerechtvaardigd.(...)
Naar Artiq stelt, biedt Google niet de mogelijkheid om kindersites bij voorbaat te laten uitsluiten van adverteren via Google AdSense, maar kunnen alleen URL’s van websites worden uitgesloten. Daarbij kost het -naar Artiq stelt- veel tijd om te achterhalen welke sites moeten worden uitgesloten, omdat aan de URL’s van de 11.000 sites, waar het in het geval van Artiq om gaat, veelal niet te zien is wat voor site het betreft, meer in het bijzonder of het een site is, gericht op kinderen.
Bovengenoemde omstandigheden, die kennelijk eigen zijn aan het gebruik van Google AdSense, komen naar het oordeel van het College voor rekening en risico van Artiq en betekenen niet dat Artiq niet mede verantwoordelijk zou zij voor de plaatsing van de gewraakte uitingen. Dit laatste, nog daargelaten dat de frequentie van het onderzoek dat Artiq -naar zij stelt- eens per kwartaal verricht om te voorkomen dat haar uitingen worden geplaatst op sites, gericht op kinderen, naar het oordeel van het College zou behoren te worden opgevoerd.Naar het oordeel van het College rechtvaardigen de omstandigheden van het onderhavige geval niet dat de aanbeveling openbaar wordt gemaakt. De onderhavige aanbeveling heeft betrekking op reclame-uitingen voor de plaatsing waarvan gebruik is gemaakt van Google AdSense. Niet eerder heeft het College zich over dergelijke uitingen uitgesproken.
Goede Doelen Loterijen opnieuw beboet voor onterecht bellen duizenden consumenten
Uit 't persbericht: (...) OPTA heeft de Goede Doelen Loterijen (...) beboet voor het overtreden van de telemarketingregels. (...) In totaal zijn bijna 140.000 consumenten ongevraagd benaderd door de Goede Doelen Loterijen ondanks dat zij ingeschreven stonden bij het Bel-me-niet Register. Daarnaast is tijdens bijna 550.000 telefoontjes niet actief aan consumenten gevraagd of zij nogmaals gebeld wilden worden (‘recht van verzet’) noch inschrijving in het register aangeboden. OPTA heeft de overtredingen beboet met in totaal 845.000 euro. (...)
Klachten bij ConsuWijzer
(...) OPTA is het onderzoek naar de Goede Doelen Loterijen gestart nadat consumenten bij ConsuWijzer klaagden dat zij gebeld werden ondanks inschrijving bij het Bel-me-niet Register. De Goede Doelen Loterijen gebruikten telefoonnummers die consumenten opgaven bij het meedoen aan een online prijsvraag, spelletje, enquête, (...) onder het mom van ‘marktonderzoek’ of (...) nadat zij akkoord gaven voor algemene voorwaarden. Voor consumenten was het niet duidelijk dat zij gebeld zouden worden, daarom mogen op deze wijze verkregen telefoonnummers niet worden gebruikt. (...)
Publicatieverbod afgewezen
De Goede Doelen Loterijen hebben bezwaar gemaakt bij OPTA tegen de boetes. De rechter heeft het verzoek van de Goede Doelen Loterijen om publicatie van dit besluit te verbieden, afgewezen. OPTA heeft een deel van de Goede Doelen Loterijen (...) in 2011 ook al beboet voor soortgelijke overtredingen met in totaal 262.500 euro.
Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Strenge interpretatie OPTA bel-me-niet-regels in boetebesluit Postcodeloterij et al)
Wob-verzoek CBP-consultatiedocumenten
Bijdrage van Gerrit-Jan Zwenne, Bird & Bird, Universiteit Leiden.
Als vrijdagmiddagbericht. Er is iets raars aan de hand met de consultaties van de beleidsdocumenten van het CBP. Om vooralsnog onbekende redenen staan deze consultaties alleen open voor organisaties die daartoe door het College worden uitgenodigd. En op de te consulteren documenten staat met grote letters dat ze ‘vertrouwelijk’ zijn of ‘onder embargo’ worden verstrekt.
Om erachter te komen wat de redenen daarachter zijn deed ik een wob-verzoekje, waarna de als vertrouwelijk aangemerkte documenten inderdaad werden verstrekt. Ze zijn hier te vinden.
Opdracht voor studenten [ITenRecht nodigt ook professionals uit om mee te zoeken]: zoek de verschillen met de definitieve versies van deze richtsnoeren (die zijn hier en hier te vinden).
Overeenkomst voor leveren van elektronische betaalsystemen
Hof Amsterdam 11 december 2012, LJN BZ1996 (Appellant tegen Alvira Services B.V.)
Servicewerkzaamheden aan pinautomaat in winkel. Schade als gevolg van onjuiste configuratie. Overeenkomst met coöperatie van samenwerkende winkeleigenaren. Tegenbewijs terhandstelling algemene voorwaarden. Voldaan aan klachtplicht. Doorwerking exoneratiebeding. Geen eigen schuld.
Algemene voorwaarden
3.4.3 uit de omstandigheid dat op de verschillende tussen Alvira/Payzone en de coöperatie gesloten overeenkomsten als vermeld onder 3.4.2 – naar Alvira/Payzone onbetwist heeft aangevoerd – steeds dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard en van enig protest van de zijde van de coöperatie daartegen niet is gebleken, volgt voldoende dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden tussen Alvira/Payzone en de coöperatie is overeengekomen. Ook van protest tegen het ontbreken van de voorwaarden is niet gebleken, terwijl de coöperatie bij de overeenkomst van 13 mei 2004 – een akte met dwingende bewijskracht – heeft verklaard de algemene voorwaarden te hebben ontvangen. Op grond hiervan acht het hof voorshands bewezen dat de algemene voorwaarden voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst aan de coöperatie ter hand zijn gesteld. Hetgeen [ appellant ] tot betwisting van die terhandstelling heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het is derhalve aan [ appellant ] die bewijs heeft aangeboden om tegenbewijs te leveren van de gestelde terhandstelling. Het hof zal [ appellant ] daartoe in de gelegenheid stellen als hierna onder 5. te melden.
Derdenbeding
3.5.1 De vraag of de overeenkomst een derdenbeding bevat en [ appellant ] uit dien hoofde gebonden is, kan evenwel in het midden blijven nu - zoals hierna zal worden overwogen – dit niet tot een andere uitkomst leidt.
Reclame; klachtplicht
3.4.3 uit de omstandigheid dat op de verschillende tussen Alvira/Payzone en de coöperatie gesloten overeenkomsten als vermeld onder 3.4.2 – naar Alvira/Payzone onbetwist heeft aangevoerd – steeds dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard en van enig protest van de zijde van de coöperatie daartegen niet is gebleken, volgt voldoende dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden tussen Alvira/Payzone en de coöperatie is overeengekomen. Ook van protest tegen het ontbreken van de voorwaarden is niet gebleken, terwijl de coöperatie bij de overeenkomst van 13 mei 2004 – een akte met dwingende bewijskracht – heeft verklaard de algemene voorwaarden te hebben ontvangen. Op grond hiervan acht het hof voorshands bewezen dat de algemene voorwaarden voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst aan de coöperatie ter hand zijn gesteld. Hetgeen [ appellant ] tot betwisting van die terhandstelling heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het is derhalve aan [ appellant ] die bewijs heeft aangeboden om tegenbewijs te leveren van de gestelde terhandstelling. Het hof zal [ appellant ] daartoe in de gelegenheid stellen als hierna onder 5. te melden.Exoneratie
3.7.2 Het hof is van oordeel dat ongeacht of [ appellant ] als partij is toegetreden tot de overeenkomst, hij het exoneratiebeding tegen zich moet laten gelden. Daartoe overweegt het hof als volgt.3.7.3 Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het in artikel 12 vervatte exoneratiebeding op zichzelf niet onredelijk bezwarend of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daartoe overweegt het hof dat een exoneratie een gebruikelijk beding is tussen professionele partijen, dat Alvira/Payzone een redelijk belang heeft bij het opnemen van een dergelijke bepaling in haar algemene voorwaarden en dat [ appellant ] door als lid van de coöperatie gebruik te maken van de storingsservice van Alvira/Payzone de met betrekking tot servicewerkzaamheden bedongen exoneratie tegen zich moet laten gelden, ook als hij niet (rechtstreeks) partij is bij de overeenkomst en niet met dit beding bekend was.
Eigen schuld
3.8.2 Onder deze omstandigheden, waarbij ook in beroep niet is gesteld of gebleken dat Alvira/Payzone [ appellant ] ervoor heeft gewaarschuwd dat een fout als hier aan de orde zou kunnen optreden, kan [ appellant ] geen eigen schuld of schending van zijn schadebeperkingsplicht worden tegengeworpen.
4. Slotsom
De conclusie is dat de grieven zowel in principaal als in incidenteel appel falen, met uitzondering van de grieven I en II in principaal appel. Hierover zal het hof oordelen na het door [ appellant ] te leveren (tegen)bewijs als onder 3.4.3 overwogen. Indien [ appellant ] in zijn bewijsopdracht slaagt, dan zal zijn vordering in hoofdsom integraal worden toegewezen. Slaagt hij daar niet in, dan volgt bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Verzoek om inzage persoonsgegevens bij curator afgewezen
Hof Arnhem-Leeuwarden, locatie leeuwarden 8 januari 2013, LJN BZ1829 (appellant tegen curator)
Art. 35, 43 aanhef en sub e en 46 Wet bescherming persoongegevens. Faillissement. Verzoek afgewezen. De curator,die in deze dient te worden aangemerkt als verantwoordelijk in de zin van de Wbp, heeft persoonsgegevens van appellant verwerkt als bedoeld in art. 35 Wbp. Appellant heeft de curator verzocht mee te delen of hij persoonsgegevens heeft geregistreerd en verwerkt en zo ja, om een volledig overzicht en afschrift van die gegevens te verschaffen. De curator heeft, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 43 sub e Wbp en artikel 73a Fw, medegedeeld aan het verzoek geen gevolg te zullen geven.
Appellant verzoekt de rechtbank, met een beroep op de art. 35 en 46 Wbp, de curator te veroordelen alsnog een volledig overzicht te overleggen, alsmede om fotokopieën en afschriften te verstrekken onder verbeurte van een dwangsom. Appellant voert aan dat dit een fundamenteel, Europees verdragsrechtelijk recht is en dat niet valt in te zien dat een goed beheer van een failliete boedel vertrouwelijkheid vereist, laat staan dat op die grond een inzageverzoek kan worden afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen.
Het hof stelt voorop dat de verantwoordelijke in de zin van de Wbp artikel 35 Wbp buiten toepassing kan laten en mitsdien inzage weigeren voor zover dat noodzakelijk is ter bescherming van de betrokkenen of van rechten en vrijheden van anderen. Het hof is van oordeel dat de rechtbank het beroep van de curator op de weigeringsgrond van artikel 43 aanhef en sub e Wbp terecht heeft gehonoreerd.
Een weigeringsgrond kan gelegen zijn in een beroep op vertrouwelijkheid ter bescherming van de rechten of belangen van derden. De curator behartigt bij uitstek de belangen van derden, namelijk de belangen van de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement. De aard van deze aan de curator opgedragen taak brengt mee dat voor een goed beheer van de boedel vertrouwelijkheid vereist is. Het belang van derden, die de curator vertrouwelijke informatie omtrent de gefailleerde of diens vermogen hebben gegeven, kan aan inzage van de daarop betrekking hebbende stukken in de weg staan. De rechtbank heeft het verzoek van appellant naar het oordeel van het hof dan ook terecht afgewezen.
9. Het hof stelt het volgende voorop. De verantwoordelijke in de zin van de Wbp kan artikel 35 Wbp buiten toepassing laten en mitsdien inzage weigeren voor zover dat noodzakelijk is ter bescherming van de betrokkenen of van rechten en vrijheden van anderen (artikel 43 aanhef en sub e Wbp). Tussen partijen is niet in geschil dat de curator als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt.
11. Het hof is van oordeel dat de rechtbank het beroep van de curator op de weigeringsgrond van artikel 43 aanhef en sub e Wbp terecht heeft gehonoreerd. Daartoe wordt het volgende overwogen. Zoals de Hoge Raad in zijn beschikking van 29 juni 2007 LJN 2007, 638 heeft overwogen, kan een weigeringsgrond gelegen zijn in een beroep op vertrouwelijkheid ter bescherming van de rechten of belangen van derden. De curator behartigt bij uitstek de belangen van derden, namelijk de belangen van de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement. De aard van deze aan de curator opgedragen taak brengt mee dat voor een goed beheer van de boedel vertrouwelijkheid vereist is, bijvoorbeeld in het kader van onderzoek naar paulianeuze of frauduleuze handelingen of bestuurdersaansprakelijkheid. Het belang van derden, die de curator vertrouwelijke informatie omtrent de gefailleerde of diens vermogen hebben gegeven, kan aan inzage van de daarop betrekking hebbende stukken in de weg staan.
De curator heeft gesteld dat daarvan in het geval van [appellant] sprake is.
Naar het oordeel van het hof vormt een en ander grond voor de weigering van de curator
[appellant] inzage te geven in de door hem gevraagde gegevens. De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] naar het oordeel van het hof dan ook terecht afgewezen.
Thuiskopieheffing: geen afdracht voor professioneel gebruik
Rechtbank Den Haag 20 februari 2013, LJN BZ1542 (Stichting de Thuiskopie tegen Imation Europe B.V.) - persbericht
Mede ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.
Thuiskopie. Ongedifferentieerd heffen. Vierledig stelsel. Mutualisation. Geen afdracht voor professioneel gebruik. Opgaveverplichting. Vervalbeding en verjaring. Nader overleg over de hoogte van de vordering. Aanhouding van de zaak met mogelijkheid tot tussentijds hoger beroep.
Rechtspraak.nl: Stichting de Thuiskopie is in Nederland belast met het innen van de thuiskopieheffing als vergoeding voor auteursrechten. Zij daagde Imation, importeur en verkoper van optische dragers als data-cd’s en dvd’s, voor het niet afdragen van de thuiskopievergoeding over levering van blanco data-cd’s en dvd’s. De Rechtbank Den Haag stelt echter dat Imation geen vergoeding verschuldigd is voor de levering van data-cd’s en dvd’s aan professionele klanten. Ook al is er in het thuiskopiestelsel, bij de bepaling van de hoogte van de heffing voor data-cd’s en dvd’s meegerekend dat kan worden geheven over alle data-cd’s en dvd’s, op basis van Europese regelgeving is het alleen toegestaan een heffing te vragen voor dragers die door privépersonen worden gebruikt. De rechtbank gelast beide partijen opnieuw voor de rechtbank te verschijnen om vast te stellen welke bedragen over en weer gevorderd mogen worden.
In citaten:
2.19. Met een beroep op de conclusie van de advocaat-generaal in de Padawan zaak en vervolgens op het Padawan-arrest heeft Imation vanaf juni 2010 betaling van thuiskopievergoeding die ziet op (directe en indirecte) leveringen door Imation aan professionele gebruikers (het door Imation zogenoemde ‘Commercial Channel’, dat zich onderscheidt van het door haar zogenoemde ‘Consumer Channel’ waarin zij levert aan bedrijven die op hun beurt doorverkopen aan privégebruikers) stopgezet. Imation heeft Stichting de Thuiskopie dienovereenkomstig bericht.
Ongedifferentieerd heffen
4.5. Noch uit artikel 16c Aw noch uit enige andere bepaling uit die wet is naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat de betalingsplicht van de thuiskopievergoeding ook betrekking heeft op voorwerpen die niet worden gebruikt voor het maken van een thuiskopie maar voor professioneel gebruik.
4.6. De rechtbank dient artikel 16c Aw bovendien richtlijnconform te interpreteren en dus zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de Auteursrechtrichtlijn, teneinde het door de richtlijn beoogde resultaat te bereiken. De rechtbank dient er daarbij vanuit te gaan dat de wetgever de bedoeling heeft gehad ten volle uitvoering te geven aan de uit die richtlijn voortvloeiende verplichtingen. De Hoge Raad heeft in het arrest ACI/Thuiskopie overwogen dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van de implementatiewet niet blijkt dat de Nederlandse wetgever iets anders voor ogen heeft gestaan dan het getrouw omzetten van de Auteursrechtrichtlijn.
4.9. Uit het Padawan-arrest volgt ook - en daar gaat het in deze zaak om - dat heffen op alle dragers, ongeacht of die dragers juridisch of feitelijk ter beschikking worden gesteld aan privégebruikers dan wel aan professionele gebruikers, niet is toegestaan (hierna: ongedifferentieerd heffen).
Vierledig stelsel
4.10. Stichting de Thuiskopie stelt dat in Nederland met betrekking tot professioneel gebruik het volgende vierledige stelsel geldt (hierna: vierledig stelsel):
(i) bepaalde blanco informatiedragers zoals onder meer floppy-disks en dvd RAM zijn geheel vrijgesteld van thuiskopievergoeding omdat deze hoofdzakelijk voor professionele doeleinden worden gebruikt;
(ii) voor bepaalde blanco dragers (alle analoge dragers zoals audiocassette, videocassette en minidisk en voor bepaalde digitale dragers namelijk audio cd-r/rw en HI MD) geldt een vrijstelling in geval van (aantoonbaar) professioneel gebruik (zoals uitgewerkt in de artikelen 7 en 8 van de Voorwaarden contractanten A). Uitsluitend audiovisuele productiebedrijven kunnen ook voor dvd in aanmerking komen voor een dergelijke vrijstelling;
(iii) er geldt een restitutieregeling voor bedrijven die reeds aan Stichting Stemra hebben betaald voor het maken van kopieën op blanco dragers van auteursrechtelijk beschermde (audio) werken (“mechanische reproductierechten”);
(iv) voor de dragers data-cd (-r/rw) en dvd (-r/rw en +r/rw) is geen vrijstelling mogelijk voor professioneel gebruik maar is de mate van professioneel gebruik telkens al verdisconteerd in de hoogte van de thuiskopievergoeding ( mutualisation): de thuiskopievergoeding is in verband met de geschatte mate waarin de dragers professioneel worden gebruikt op een aanzienlijk lager bedrag vastgesteld dan het geval zou zijn geweest als er een vrijstellingsregeling zou hebben gegolden voor professioneel gebruik.Bevriezing stelsel
4.13. Om diezelfde reden gaat de stelling van Stichting de Thuiskopie niet op dat de bevriezing van het stelsel door de AMvB’s (hiervoor vermeld in 2.10) - waardoor over mp3-spelers en hard-discs niet wordt geheven terwijl die wel worden gebruikt voor het maken van thuiskopieën - een rechtvaardiging vormt voor het ongedifferentieerd heffen over data-cd’s en dvd’s. Ook als de rechthebbenden door het niet heffen over bepaalde soorten dragers in hun belangen worden geschaad, zoals Stichting de Thuiskopie stelt, betekent dit, anders dan Stichting de Thuiskopie kennelijk meent, gezien het Padawan-arrest niet dat ter compensatie van die schade mag worden geheven op data-cd’s en dvd’s waarbij niet is voldaan aan het vereiste noodzakelijk verband tussen de heffing over het voorwerp en het ter beschikking stellen daarvan aan de natuurlijke persoon in de hoedanigheid van privégebruiker.Mutualisation
4.16. De rechtbank is met Imation van oordeel dat mutualisation geen onderdeel uitmaakt van de SONT-besluiten. (...)4.19. Mutualisation is, zoals overwogen, in strijd met artikel 16c Aw en in strijd met het Padawan-arrest omdat daarbij ongedifferentieerd wordt geheven en dus ook over dragers die bestemd zijn voor professioneel gebruik. Dat de mate van professioneel gebruik ten opzichte van privégebruik is verdisconteerd in een lagere thuiskopievergoeding voor alle data-cd’s en dvd’s maakt dit niet anders.
Belang, ongerechtvaardigde verrijking
4.27. Ook is geen sprake van ongerechtvaardigd verrijken. Als al sprake van verrijking zou zijn, dan is dit een verrijking ten koste van de professionele eindgebruiker en niet ten koste van Stichting de Thuiskopie. Tot slot verschaft Imation zich geen oneerlijk concurrentievoordeel ten opzichte van andere fabrikanten of importeurs. Dat anderen het systeem van mutualisation (kennelijk) niet aanvechten, is Imation niet aan te rekenen.Tussenconclusie: geen afdracht voor professioneel gebruik
4.28. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat Imation slechts verplicht is aan Stichting de Thuiskopie thuiskopievergoeding af te dragen voor data-cd’s en dvd’s die zij direct of indirect heeft geleverd aan privégebruikers, maar niet aan professionele gebruikers.Opgaveverplichting
Stichting de Thuiskopie heeft belang bij die opgave omdat, zoals hierna vermeld, Imation de thuiskopievergoeding dient af te dragen over ieder drager waarvan zij het professioneel gebruik niet kan aantonen.4.33. De gevorderde veroordeling tot het doen van gespecificeerde opgave aan Stichting de Thuiskopie van alle door Imation uitgeleverde blanco informatiedragers en om zulke opgave te blijven doen, is derhalve toewijsbaar. Daarbij dient een beperking in tijd te worden toegevoegd, te weten dat die opgaveverplichting geldt voor zolang de voorwaarden contractanten A waarin zulks is overeengekomen, ongewijzigd tussen partijen gelden.
Vervalbeding en verjaring
4.37. Stichting de Thuiskopie heeft niet betwist dat zij, zoals Imation heeft gesteld, sinds 1999 aan de markt heeft gecommuniceerd dat voor data-cd’s en dvd’s (anders dan de uitzondering voor productiebedrijven) geen vrijstelling bestond voor professioneel gebruik zodat Imation en anderen geen beroep toekwam op artikel 7 van de voorwaarden contractanten A voor restitutie van thuiskopievergoeding. Onder die omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Stichting de Thuiskopie thans een geslaagd beroep zou kunnen doen op het vervalbeding om te betogen dat Imation geen recht (meer) heeft op restitutie omdat zij niet binnen de in artikel 7 onder b gestelde termijn (te weten in het kwartaal na het kwartaal waarin de dragers aan professionele gebruikers zijn geleverd) de benodigde gegevens zou hebben verstrekt aan Stichting de Thuiskopie.4.38. Het beroep op verjaring is door Imation niet bestreden, zodat er van moet worden uitgegaan dat Imation in ieder geval geen recht heeft op teruggave van afgedragen bedragen vóór 1 juli 2006.
Verrekening
4.40. De rechtbank verwerpt de stelling van Stichting de Thuiskopie dat verrekening niet zou zijn toegestaan omdat de rechthebbenden, die thans door het beroep op verrekening geen thuiskopievergoeding meer ontvangen via Stichting de Thuiskopie, andere rechthebbenden zijn dan die in het verleden thuiskopievergoeding hebben ontvangen voor data-cd’s en dvd’s die professioneel werden gebruikt. De huidige rechthebbenden ontvangen aldus in het geheel geen vergoeding voor gemaakte privé-kopieën, hetgeen volgens de Stichting de Thuiskopie in strijd is met de drie-stappentoets van artikel 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn. Daargelaten dat niet is in te zien dat verrekening door Imation van onverschuldigd betaalde bedragen er noodzakelijk toe zal leiden dat aan huidige rechthebbenden geen billijke vergoeding kan worden geboden, kan dit niet afdoen aan de uitdrukkelijk in de wet bepaalde verrekeningsbevoegdheid. Het risico dat Stichting de Thuiskopie, zoals zij stelt, failliet zal gaan als Imation mag overgaan tot verrekening, hetgeen ertoe zal leiden dat ook andere partijen gaan verrekenen, is geen reden om hierover anders te oordelen.4.41. Nu evenwel thans (nog) niet vaststaat dat en tot welk bedrag Imation een vordering heeft op Stichting de Thuiskopie, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing met betrekking tot de gevorderde verklaring voor recht aan.
Bewijslast
4.44. Artikel 7 onder a van de voorwaarden contractanten A en dan met name de zinsnede ‘voorziet de contractant de stichting van bescheiden waarmee ten genoegen van de stichting wordt aangetoond dat deze blanko dragers ook inderdaad professioneel worden gebruikt’ kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan dat op Imation de bewijslast rust ten aanzien van het daadwerkelijk professioneel gebruik van de door haar geleverde dragers. Dit geldt zowel voor de periode vóór juni 2010, over welke periode Imation aanspraak maakt op terugbetaling, als de periode vanaf juni 2010, waarin zij voor leveringen in het Commercial Channel niet heeft afgedragen.4.45. De door Imation in het kader van die bewijslast aan Stichting de Thuiskopie in ieder geval over te leggen bescheiden staan vermeld in artikel 7 onder c (zie 2.14 hiervoor). Dat uit artikel 8 van de voorwaarden contractanten A een andere verdeling volgt, is door partijen niet aangevoerd.
4.49. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
Tussentijds hoger beroep
4.50. Gezien de aanzienlijke inspanningen en kosten die mogelijk nodig zijn om over en weer te vorderen bedragen vast te stellen, ziet de rechtbank aanleiding om tegen dit vonnis tussentijds hoger beroep open te stellen als bedoeld in artikel 337 lid 2 Rv. In voorkomend geval schorst zulk hoger beroep ingevolge artikel 350 Rv de tenuitvoerlegging van dit tussenvonnis.
Op andere blogs:
FNV-KIEM (Thuiskopieheffing deels in strijd met Europese regels)
Internetconsultatie meldplicht inbreuken gekwalificeerde certificaten
Met dit besluit wordt een meldplicht ingevoerd voor certificatiedienstverleners ten aanzien van gekwalificeerde certificaten, in het geval er sprake is van een inbreuk op de veiligheid of een verlies van integriteit met aanzienlijke gevolgen voor de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van de betreffende certificaten.
Doelgroepen die door de regeling worden geraakt
Certificatiedienstverleners t.a.v. gekwalificeerde certificaten.
Doel van de regeling
Doel van de regeling is de invoering van een meldplicht bij incidenten ten behoeve van de toezichthouder, zodat deze zijn taak beter kan uitoefenen omdat de impact sneller wordt onderkend en er effectiever kan worden opgetreden. Daarnaast kan melding leiden tot snelle hulp en ondersteuning om de gevolgen van een incident te beperken en op te lossen.
Verwachte effecten van de regeling
De invoering van een meldplicht zal leiden tot een betere taakuitoefening van de toezichthouder omdat de impact van inbreuken sneller wordt onderkend en er effectiever kan worden opgetreden. Daarnaast kan melding leiden tot snelle hulp en ondersteuning om de gevolgen van een incident te beperken en op te lossen.
Doel van de consultatie
Verwerven en in kaart brengen van reacties.
Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
De gehele regeling en de bijbehorende nota van toelichting
Publicatie reacties
Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.