IT 4658
5 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Patērētāju tiesību aizsardzības centrs

 
IT 4655
5 november 2024
Uitspraak

Rechtbank komt terug op afwijzing litispendentieberoep

 
IT 4657
5 november 2024
Artikel

Vacature Universitair docent Privaatrecht en Intellectueel Eigendom

 
IT 1884

Inbreuk omdat in folders script, webdesign zit

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 oktober 2015, IT 1884 (Kingbee tegen Eenmanszaak)
Auteursrecht. Makerschap. Contractenrecht. Mediarecht. Kingbee is een internetmarketingbedrijf dat diverse websites in Nederland, België en Duitsland exploiteert waarop een verzameling van actuele reclamefolders, acties en kortingscodes gerubriceerd per categorie en winkel. Gedaagde eenmanszaak verricht programmeerwerkzaamheden voor eiser. Na opdrachtwijzigingen en onbetaald laten van facturen, stopt gedaagde de samenwerking. Via sitedeals en gegegevensbestand biedt hij de scripts te koop aan. Het script is een auteursrechtelijk beschermd werk ex 10 lid 1 onder 12 Aw, waarvan gedaagde de rechthebbende is op de back end. In de mailwisseling is paragraaf over Copyright geschrapt voor de werkzaamheden omdat “dit aanpassingen aan reeds beschreven code is”. Voor de latere opdrachten is dit auteursrecht voorbehouden, maar moet Kingbee door geven van instructies voor de front end, als maker worden aangemerkt.

Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, levert in gebruikneming onder een nieuwe domeinnaam een verveelvoudiging van het webdesign op. De Eenmanszaak moet scripts van de websites verwijderen en wordt verboden de opnieuw de scripts te koop aan te bieden of in licentie te geven. Kingbee wordt in reconventie verboden in het openbaar negatief uit te laten over de Eenmanszaak.

3.1. Kingbee vordert – samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [de eenmanszaak]:
(...)
(II) te gebieden om de scripts van Kingbee op de websites www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl onmiddellijk te verwijderen en verwijderd te houden,
(III) te verbieden om scripts van de websites van Kingbee aan derden te koop aan te bieden, aan derden in licentie te geven en/of te publiceren als zijnde de eigendom van [de eenmanszaak],
(...)

5.8. Het voorgaande overziend, heeft [de eenmanszaak] bij het maken van de initiële afspraken in 2011 dus duidelijk te kennen gegeven dat rechten ten aanzien van nieuwe code bij [de eenmanszaak] rusten, waarna [X] een versie van de algemene voorwaarden heeft ondertekend. Vervolgens heeft [X] in de periode waarin het vervaardigen en ontwerpen van nieuw materiaal tussen partijen aan de orde was, onbestreden aanspraak gemaakt op de rechten op het design van de nieuwe websites. De hieraan voorlopig te verbinden conclusie dat [de eenmanszaak] op basis van deze ‘afspraken’ auteursrechthebbende is op het script en Kingbee op het webdesign van de website, strookt ook met hetgeen Kingbee en [de eenmanszaak] intellectueel aan de website hebben bijgedragen en wie op basis van de Auteurswet voorlopig als maker van de te onderscheiden werken moet worden aangemerkt.

5.9. Zo staat vast dat Kingbee als opdrachtgever de in PSD (Photoshop) gemaakte ontwerpen van het uiterlijk van de website bij [de eenmanszaak] aanleverde en ook is uit verschillende emails af te leiden dat Kingbee instructies gaf welke aanpassingen aan de front end diende plaats te vinden. Zie bijvoorbeeld de emails van [X] van 10 maart 2014 en 13 april 2014 (rov 2.10) met lijstjes met aanwijzingen voor te verrichten aanpassingen. Verder is onbestreden dat Kingbee de plaatjes en teksten voor de website inbracht. Ten aanzien van het webdesign van de website rechtvaardigt dit de voorlopige conclusie dat het is tot stand gebracht naar het ontwerp van Kingbee en/of (ook) onder diens leiding en toezicht, zodat Kingbee als de maker van het webdesign van de website kan worden aangemerkt.

5.10. Ditzelfde kan niet worden gezegd voor het tot stand brengen van het script. Indachtig het door Kingbee gewenste webdesign en de gewenste functionaliteiten, heeft [de eenmanszaak] immers de onderliggende technieken voor de website ontwikkeld en die samengebracht in het script. Bij het ontwikkelen van die technieken heeft enkel [de eenmanszaak] geestelijke arbeid verricht, oftewel in lijn met artikel 10 lid 2 Aw heeft [de eenmanszaak] de zelfstandig beschermde vertaling (verveelvoudiging in gewijzigde vorm) van het gewenste uiterlijk en de gewenste functionaliteiten van de website gemaakt. Dit rechtvaardigt ten aanzien van het script derhalve de voorlopige conclusie dat niet Kingbee maar [de eenmanszaak] als de maker moet worden aangewezen.

Inbreuk - te koop aanbieden en verkopen script(s)?
5.14. Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, brengt verkoop van het script voor gebruik onder een nieuwe domeinnaam naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mee dat het webdesign van de website wordt verveelvoudigd in de vorm waarin het ook in dat script is vertaald. In het verlengde daarvan en omdat het verveelvoudigen van het werk aan de auteursrechthebbende is voorbehouden, is met de verkoop van [de eenmanszaak] van het script zonder toestemming van Kingbee eveneens naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Kingbee op het webdesign van de website. Door het script blijvend te koop aan te bieden op www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl, dreigt bovendien een nieuwe inbreuk, zeker omdat [Gedaagde] in zijn brief van 23 juni 2015 aan de advocaat van Kingbee schrijft dat [de eenmanszaak] het script mag doorverkopen aan iedereen en dit ook zal blijven doen (productie 32 van de zijde van Kingbee). De vorderingen van Kingbee onder II) en III) zullen ten aanzien van de website dan ook worden toegewezen.

Slotsom
5.22. Voor wat betreft de in conventie gevorderde maatregelen is de slotsom dan ook dat de vorderingen onder II) en III) zullen worden toegewezen ten aanzien van de website en www.kortingscodez.nl. Daaraan zal als gevorderd een dwangsom worden verbonden. De vorderingen onder I) en IV) tot en met VII) zullen worden afgewezen.

Verbod tot het doen van negatieve uitlatingen
6.3. Het spoedeisend belang van [de eenmanszaak] bij het door hem gevorderde verbod vloeit voort uit de gestelde schadelijke negatieve uitlatingen van Kingbee en de vrees dat Kingbee dat andermaal zal doen. (...)

6.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [de eenmanszaak] voor nu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bericht van [Y], welk bericht niet is overgelegd maar waarin [Gedaagde] kennelijk – volgens de beheerder van www.sitedeals.nl – voor oplichter wordt uitgemaakt, te linken is aan Kingbee. Dat is al af te leiden uit het antwoord van deze [Y] op de mail van de beheerder en de reactie daarop van [Gedaagde] (rov 2.13), waarin hij schrijft over ‘zijn compagnon’ en ten aanzien van folderz.be spreekt over dat ‘we hebben besloten daar een ander naar te laten kijken’. Maar [X] maakt die verdenking compleet als hij de dag daarna aan [Gedaagde] schrijft dat (rov 2.14) hij slechte recensies over [Gedaagde] kan schrijven en dat ook de mensen met wie [X] heeft gewerkt staan te popelen om zulke recensies te schrijven. En als Kingbee al niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het bericht van deze [Y], dan geeft zijn bericht van 14 maart 2015 in elk geval grond te vrezen dat hij negatieve uitlatingen over [de eenmanszaak] zal doen. Naast de mogelijkheid van het schrijven van slechte recensies, geeft hij immers te kennen dat hij contact heeft met een journalist van het programma Tros Opgelicht over ‘jouw oplichtingspraktijken’.
IT 1883

Code van een brandmeldalarmsysteem is een zaak in de zin van art. 3:290 juncto 3:2 BW

Vzr. Rechtbank Rotterdam 4 september 2015, IT 1883; ECLI:NL:RBROT:2015:7101 (Hovra Holding tegen gedaagde en PBT Installatietechniek)
Hovra heeft een overeenkomst tot onderaanneming van werk gesloten. Het project heeft betrekking op de nieuwbouw van het Wings Hotel op Rotterdam The Hague Airport. Onder de aangenomen werkzaamheden door gedaagde valt ook de brandmeldinstallatie (BMI). Gedaagde is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst ter zake onderhoud en garanties. Hovra vordert dat de gedaagde wordt geboden om de installateurscode te wijzigen zodat een derde de werkzaamheden kan overnemen. Gedaagde heeft voorwaarden gesteld. De code wordt beschouwt als een zaak in de zin van art. 3:290 juncto 3:2 BW, nu de code gelijk is te stellen met een fysieke sleutel. Gedaagde mag zich niet op een retentierecht beroepen. Gedaagde moet de code onvoorwaardelijk aan Hovra verschaffen.

5.12. Gezien het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde1] is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst ter zake onderhoud en garanties ten aanzien van de BMI. Hierbij wordt ten overvloede nog opgemerkt dat tevens niet aannemelijk is geworden dat de veiligheid van de hotelgasten en het personeel van het hotel wegens een niet goed functionerende BMI thans in het gedrang is. De primaire vordering wordt dan ook afgewezen.

5.13. (...) Niet wordt ingezien dat [gedaagde1] in beginsel de code niet aan Hovra zou behoeven te verschaffen. Daarbij komt dat Hovra niet contractueel gehouden is om [gedaagde1] , nu de BMI is opgeleverd, toegang te blijven verlenen tot de BMI, indien Hovra ervoor kiest de werkzaamheden aan de BMI door een derde te laten verrichten. [gedaagde1] heeft aangevoerd dat zij bereid is de code aan Hovra ter beschikking te stellen, doch zij heeft daaraan de volgende voorwaarden gesteld:
- acceptatie van de gevolgen van de overdracht van de code aan een andere installateur door Hovra;
- verval van garantie en iedere aansprakelijkheid van [gedaagde1] voor de BMI;
- afstand van aansprakelijkheid, korting of verrekening als gevolg van terugzetten code;
- finale kwijting ter zake de BMI. Het is niet gebleken dat [gedaagde1] deze voorwaarden rechtens mag stellen. Door het stellen van deze voorwaarden wordt [gedaagde1] dan ook geacht een beroep te doen op een retentierecht ten aanzien van de code. Hierbij wordt opgemerkt dat de voorzieningenrechter de code beschouwt als een zaak als genoemd in artikel 3:290 juncto 3:2 BW, nu de code in deze gelijk te stellen aan een fysieke sleutel. Op grond van artikel 14 van de overeenkomst is het [gedaagde1] evenwel niet geoorloofd om zich op een retentierecht te beroepen, zodat dit beroep reeds daarom niet kan slagen. Dit betekent dat [gedaagde1] de code onvoorwaardelijk aan Hovra dient te verschaffen, althans de benodigde medewerking dient te verlenen aan het wijzigen van de huidige code in een andere.
IT 1882

Camerasysteem maakt geen ongeoorloofde inbreuk op de privacy

Ktr. Rechtbank Rotterdam 25 april 2014, IT 1882; ECLI:NL:RBROT:2014:3975 (eiser tegen Stichting Waterweg Wonen)
Privacy. Camerasysteem. De verhouding tussen eiser en Familie B is niet goed. Eiser wil dat Waterweg Wonen het camerasysteem van Familie B verplaatst zodat de voordeur van eiser niet via het camerasysteem kan worden bekeken en de persoonlijke gegevens van eiser uit het camerasysteem verwijdert. Er is geen sprake van ongeoorloofde inbreuk op de privacy van eiser. Als daarvan al sprake zou zijn, dan gaat het om een zodanig beperkte inbreuk dat het belang van het plaatsen van het camerasysteem (vergroten van veiligheid), moet prevaleren boven het belang van eiser. Er kan namelijk niet worden gezegd dat Familie B daadwerkelijk de voordeur van eiser in de gaten houdt. Als daarvan wel sprake zou zijn, dan hoeft dat niet te betekenen dat het via het camerasysteem gaat. Eiser heeft immers ook aangegeven dat de buurvrouw het dichtdoen van zijn voordeur kan horen. Eiser kan daarnaast zelf eenvoudig gegevens uit het camerasysteem verwijderen.

4.2 De kantonrechter overweegt als volgt. Over de werking van het camerasysteem heeft Waterweg Wonen aangevoerd dat het hoofdzakelijk is gericht op de voordeur van de bewoner zelf, dat het niet mogelijk is in de woning van de buren te kijken, dat het niet filmt, dat het automatisch een foto maakt van de bezoeker die aanbelt, maar dat de bewoner niet zelf foto’s kan maken. Nog daargelaten dus of de buren met het camerasysteem ook de voordeur van [eiser] goed kunnen zien, kan niet worden vastgesteld dat zij die voordeur daadwerkelijk in de gaten houden. [eiser] heeft in dat verband aangegeven dat het voorkomt dat de buurvrouw achter hem aangaat, zodra hij de woning heeft verlaten. In het midden latende of de buurvrouw dat inderdaad doet, hoeft het in ieder geval niet te betekenen dat zij hem via het camerasysteem heeft gezien. [eiser] heeft namelijk ook heeft aangegeven dat de buurvrouw het dichtdoen van zijn voordeur kan horen.

4.5 [eiser] vordert verder verwijdering van zijn persoonlijke gegevens uit het camerasysteem. In dit verband heeft Waterweg Wonen, onder overlegging van de handleiding, aangevoerd dat indien [eiser] geen gebruik wil maken van de door het camerasysteem geboden mogelijkheid van video-bellen met medebewoners en ook niet wil dat zijn gegevens voor andere bewoners zichtbaar zijn, hij deze gegevens zelf eenvoudig uit het camerasysteem kan verwijderen. Nu [eiser] deze stellingname niet heeft weersproken, wordt uitgegaan van de juistheid daarvan. Dit brengt de kantonrechter tot het oordeel dat [eiser] geen belang heeft bij dit deel van de vordering, wat daarvan verder ook zij.
IT 1881

Verbod app-ontwikkelaar berichten van commerciële derde partijen te sturen die niet tevoren in redelijk overleg met app-eigenaar zijn afgestemd

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 24 september 2015, IT 1881; ECLI:NL:RBNHO:2015:8098 (Triple C Au Pair e.a. tegen Else Globe B.V.)
Rechtspraak.nl: Nakoming overeenkomst (SLA). Gedaagde (ontwikkelaar van app) heeft aan eiseres (een au pair bemiddelingsbureau) de toegang tot de beheersfunctionaliteiten van de app ontzegd, waardoor eiseres haar community van au pairs niet meer kan bereiken. Geschil tussen partijen over het ondertekenen van een Service Level Agreement waarin gedaagde aanspraak maakt op eigenaarschap van de gebruikersdata en aan eiseres beperkingen oplegt in het gebruik van gebruikersdata. Ordemaatregelen getroffen. Vordering tot het verlenen van toegang aan eiseres tot het dashboard toegewezen, alsmede om eiseres in staat te stellen oneigenlijk gebruik van de app te bestrijden, alsmede een verbod aan gedaagde om berichten naar de gebruikers van de app te sturen die niet tevoren met eiseres zijn afgestemd, een en ander op straffe van een dwangsom.

2 Uitgangspunten

2.1. Triple C is een au pair bemiddelingsbureau. Zij is in mei 2014 tijdens de Australian Youth Tourism Exchange-conferentie in Sydney in contact gekomen met Else, die daar aanwezig was voor de promotie van haar app.

2.2. Else ontwikkelt sinds 2009 een computerprogramma en sinds 2014 een app waarmee jonge rugzaktoeristen (backpackers) onderling contact kunnen houden. De backpackers-app van Else kan gratis worden gedownload. Else verdient haar investeringen in deze app terug door de gebruikers aan de hand van hun persoonsgegevens te categoriseren en vervolgens aan commerciële derde partijen de mogelijkheid aan te bieden om via Else commerciële berichten naar gebruikers te versturen. Teneinde voldoende gebruikers te krijgen die haar app downloaden sluit Else overeenkomsten met zogenaamde ‘brand partners’. Dit zijn meestal reisorganisaties. Brand partners beschikken over een klanten- of relatiebestand van potentiële gebruikers. De app van Else wordt dan ‘gebrand’ (gemerkt) overeenkomstig de huisstijl van de brand partner. Dit kost enkele honderden euro’s. De brand partners kunnen op deze wijze de app tegen lage kosten aanbieden aan hun klanten.

2.3. Triple C heeft medio 2014 aan Else opdracht gegeven om een app te realiseren waarmee au pairs contact met elkaar kunnen leggen en een sociaal netwerk kunnen opbouwen in het land waar ze verblijven. Ook wilde Triple C via deze app informatie aan de au pairs toezenden over culturele uitjes en andere informatie ter bevordering van hun culturele uitwisseling.

2.6. Else heeft op 31 augustus 2014 een offerte aan Triple C toegezonden. In de offerte wordt een totaalbedrag van € 2.395,- voor de realisatie van de au-pair app vermeld, alsmede dat de kosten voor updates € 29,- per maand bedragen vanaf de beschikbaarheid van de au pair-app in de Androidstore en Appstore. Triple C heeft de offerte op 11 september 2014 ondertekend en geretourneerd.

2.9. Op 10 november 2014 is de au pair-app in gebruik genomen. Inmiddels maken ongeveer 2000 au pairs gebruik van de app. Dit betreft voornamelijk jonge vrouwen met een gemiddelde leeftijd tussen de 18 en 25 jaar. Sinds november 2014 heeft Triple C tientallen oneigenlijke gebruikers, voornamelijk mannen, geïdentificeerd. Deze zijn op verzoek van Triple C door Else van de app verwijderd.

2.12. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de SLA, dat Else in verschillende varianten ter ondertekening aan Triple C heeft voorgelegd. Partijen zijn daar niet uitgekomen. Else heeft op 20 april 2015 Triple C de toegang tot het dashboard van de app ontzegd, waardoor Triple C haar gebruikersgroep en hun gegevens niet meer kan bereiken.

2.13. Triple C heeft Else bij e-mail van 24 april 2015 om opheldering gevraagd, in gebreke gesteld en gesommeerd om haar onmiddellijk toegang tot de app te verlenen. Else heeft hier geen gehoor aan gegeven.

4 De beoordeling

4.2. Blijkens de e-mailwisseling van 24 juli 2014 en 29 juli 2014 is tussen partijen van meet af aan gesproken over het exclusieve beheer van de au pair-app, onder meer over de toegang tot de gebruikersgroep en de gebruikersgegevens. Else schrijft daarover letterlijk aan Triple C dat zij toegang krijgen tot de gegevens zoals zij worden ingevoerd binnen de app en dat de branded app in principe de app van Triple C is, met toegang tot haar gebruikers.

4.8. Het heeft er alle schijn van dat Else tijdens het traject met Triple C veel meer uit handen heeft gegeven dan zij later wilde, toen zij steeds meer mogelijkheden voor haar eigen app zag op basis van de input en wensen van Triple C, en dat zij toen heeft getracht haar positie tegenover Triple C te verstevigen. Else heeft betoogd dat zij aan al haar branded partners een SLA voorlegt die qua privacy policy en terms of use luiden als de SLA’s die aan Triple C zijn voorgelegd, maar Else heeft daarvan geen enkel exemplaar in het geding gebracht. Ook gaat Else eraan voorbij dat er in dit geval geen sprake meer was van een standaard branded app, maar een app die afweek van de app die zij tot mei 2014 aan haar klanten aanbood. De au pair-app betrof een in samenwerking met Triple C door-ontwikkelde dan wel omgebouwde app.

4.9. De Lissabon-SLA voldoet op zich aan de wens van Triple C om te komen tot het exclusieve beheer van de app (daarbij stuurt Else geen berichten meer door aan de gebruikers, zodat partijen geen discussie zullen krijgen over de relevantie van de berichten voor de au pairs) maar daar hangt een prijskaartje aan. Gezien het feit dat de au pair-app inmiddels al een community van 2000 gebruikers heeft (dankzij de promotie van Triple C) zal Triple C daarvoor nu maandelijks 5 keer zoveel voor de app moeten betalen dan zij thans doet. Dat strookt niet met de doelstelling van Triple C, die de app anders dan Else niet gebruikt voor commerciële doeleinden. En dat strookt ook niet met afspraken tussen partijen waarbij Triple C al toegang tot de gebruikers en de gebruikersgegevens zou krijgen, wat later via het dashboard is gerealiseerd.

4.10. Thans probeert Else Triple C in feite te dwingen tot het ondertekenen van de WYSTC-SLA dan wel de Lissabon-SLA, door haar de toegang tot het dashboard te onthouden. Onder voornoemde omstandigheden staat haar dat echter niet vrij. Daarom zal de voorzieningenrechter de onderhavige ordemaatregelen treffen.

4.11. Else dient Triple C onmiddellijk weer de toegang tot het dashboard te verschaffen op de wijze vóór de afsluiting. Ter zitting is van de zijde van Else toegezegd dat zij dat zou doen, mede gelet op de schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Triple C heeft nadien niet aangegeven dat zij (nog steeds) geen toegang (meer) heeft, zodat de voorzieningen-rechter ervan uitgaat dat Else zich aan haar toezegging heeft gehouden. Zekerheidshalve zal de voorzieningenrechter de vordering van Triple C desalniettemin toewijzen.

4.12. De vordering tot het in staat stellen van Triple C tot het zelf bestrijden van oneigenlijk gebruik van de app zal eveneens worden toegewezen. Gesteld noch gebleken is dat dat technisch onmogelijk is terwijl het voor Triple C gelet op de kwetsbaarheid van de au pairs van groot belang is dat voortvarend tegen oneigenlijk gebruik wordt opgetreden. Indien dat door tussenkomst van Else moet plaatsvinden gaat dat kennelijk niet snel genoeg. Else schermt in dit verband met de privacy policy en de Wet bescherming persoonsgegevens, maar vooralsnog is onduidelijk in hoeverre dat in de weg staat aan het door Triple C bestrijden van oneigenlijk gebruik, nu zij op grond van de afspraken tussen partijen al in vergaande mate toegang heeft tot de gegevens die door de gebruikers worden ingevoerd in de app.

4.13. De vordering van Triple C om Else te verbieden om berichten van commerciële derde partijen te sturen aan de gebruikers van de au pair-app zal worden toegewezen als na te melden, als een minder verstrekkende variant van het gevorderde. Triple C heeft erkend dat zij wist van het verdienmodel van Else en dat zij heeft ingestemd met het zenden van commerciële berichten. Zij kan thans in redelijkheid niet verwachten dat de berichtgeving door Else in zijn geheel wordt gestaakt. Echter, nu Else zelf stelt dat voorkomen dient te worden dat aan de gebruikers van de au pair-app ongepaste aanbiedingen worden gedaan of dat de gebruikers de app als een irritant reclamekanaal ervaren, is het niet onredelijk van Triple C dat zij zeggenschap wil hebben over de frequentie en de aard van de berichten die Else stuurt. Partijen dienen daarover in overleg te treden, waarbij Triple C zich coulant dient op te stellen.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1. veroordeelt Else om binnen één dag na betekening van dit vonnis aan Triple C vrije toegang te verlenen tot het dashboard van de Au Pairs Around app;
5.2. veroordeelt Else om binnen één week na betekening van dit vonnis Triple C in staat te stellen om zonder tussenkomst van Else oneigenlijk gebruik van de Au Pairs Around app te bestrijden;
5.3. bepaalt dat Else een dwangsom verbeurt van € 1.000,- voor ieder(e) dag(deel) dat Else in gebreke blijft met de nakoming van de veroordelingen onder 5.1. en 5.2., met een maximum van € 25.000,-;
5.4. verbiedt Else berichten te sturen aan de gebruikers van de Au Pairs Around app die niet tevoren in redelijk overleg met Triple C zijn afgestemd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- voor iedere keer dat zij dit verbod overtreedt, met een maximum van € 5.000,-;
5.5. veroordeelt Else in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Triple C begroot op
€ 707,19 aan verschotten en op € 816,- voor salaris advocaat;
5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
IT 1880

Geen sprake van auteursrechtinbreuk op de broncode van PLC-software

Rechtbank Oost-Brabant 30 september 2015, IT 1880; ECLI:NL:RBOBR:2015:5626 (Premier Tech Chronos tegen Votech)
Auteursrecht. Onrechtmatige concurrentie. Zie eerder IEF11036. Chronos houdt zich bezig met ontwikkeling en productie van industriële verpakkingssystemen. Gedaagden zijn ex-medewerkers van Chronos en oprichters van Votech. Er bestond noch een concurrentie -noch een relatie- noch een geheimhoudingsbeding tussen Chronos en zijn ex-medewerkers. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van onrechtmatig gebruik ten aanzien van het klantenbestand met offerte - en projectgegevens van Chronos vanwege tekort aan concrete aanwijzingen. Daarnaast is er geen sprake van auteursrechtinbreuk op de broncode van de PLC-software en technische tekeningen van Chronos. Ook heeft Votech met betrekking tot de knowhow niet onrechtmatig gehandeld. Er is geen sprake van onrechtmatige concurrentie omdat Votech geen klanten afhandig heeft gemaakt, geen bestellingen of offertes heeft uitgebracht gedurende het dienstverband, geen personeel afhandig heeft gemaakt, geen verwarring heeft geschept tussen de twee bedrijven of misbruik heeft gemaakt van bedrijfsvertrouwelijke gegevens.

4.2.3 (...) Er zijn voorts geen concrete aanwijzingen dat Votech c.s. gebruik maken/hebben gemaakt van het in Become-IT opgeslagen klantenbestand met daaraan gekoppeld de offerte- en projectgegevens van Chronos.
De stelling van Chronos dat er geen andere reden voor bestaat om het Become-IT bestand naar een extern medium te kopiëren, dan het gebruiken daarvan bij de opzet van de nieuwe onderneming, vindt dan ook geen steun in de feiten. Gelet op het verweer van Votech c.s. is de enkele bevinding van de partijdeskundige Evidentium onvoldoende om daaraan de conclusie te verbinden dat [gedaagde sub 2] en/of Votech c.s. op enige wijze onrechtmatig gebruik hebben gemaakt van het Become-IT bestand.

4.3.17. Zoals de rechtbank hiervoor onder 4.3.11. heeft overwogen, komt aan Chronos geen auteursrecht op het programma TW1284.r10 toe, aangezien dit programma is geschreven door [naam 3] . Voor zover Votech c.s. al inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht op de broncode van dit programma, betreft dit dan ook geen aan Chronos toekomend auteursrecht.

4.3.20. (...) Naar het oordeel van de rechtbank moet het er in rechte voor worden gehouden dat de klanten van Chronos, dan wel Votech c.s. als door hen gemachtigd, gerechtigd waren om ten behoeve van de interoperabiliteit van de machines van Chronos met de machines van Votech c.s. een kopie te maken van de PLC-software en deze aan Votech c.s. te sturen. Dat een aantal van deze kopieën vervolgens intern is doorgestuurd bij Votech levert naar het oordeel van de rechtbank geen ongeoorloofde verveelvoudiging op. Het in verband met de interoperabiliteit doorsturen van de PLC-programma’s door klanten en het intern doorsturen daarvan binnen Votech levert dan ook geen inbreuk op Chronos’ auteursrecht op de broncode van deze programma’s op.

4.3.23. De rechtbank overweegt als volgt. Uit niets blijkt dat Votech bij de ontwikkeling van haar PLC-software voor door haar geleverde machines gebruik heeft gemaakt van de broncode van Chronos. Voor zover het al zo zou zijn dat Votech c.s. zich hebben laten inspireren door de software van Chronos voor wat betreft de functionaliteiten, hetgeen Votech c.s. betwisten, levert dat geen inbreuk op het auteursrecht van Chronos op de broncode op. De stelling van Chronos dat uit de rapporten blijkt dat de software voor de opdracht bij [Petfood] is gebaseerd op Chronos-software is een blote stelling. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan de rechtbank uit geen van de rapporten opmaken dat dit het geval is, laat staan dat daarmee inbreuk zou zijn gemaakt op het auteursrecht op de broncode. Een elektrisch schema als zodanig is geen auteursrechtelijk beschermd werk.

4.4.2. (...) De conclusie is dan ook dat de technische tekeningen van Chronos auteursrechtelijke bescherming ontberen en dat het verveelvoudigen dan wel bewerken van deze tekeningen door Votech c.s. niet kan worden beschouwd als auteursrechtinbreuk.

4.5.4. De conclusie is dat Votech c.s. met betrekking tot de Knowhow niet onrechtmatig hebben gehandeld jegens Chronos.

4.6.28. De conclusie is dat het verwijt dat Votech c.s. Chronos onrechtmatige concurrentie aandoen, onterecht is.

4.8. De conclusie is, dat geen van de door Chronos aan Votech c.s. gedane verwijten terecht is. Dat betekent dan ook dat alle vorderingen moeten worden afgewezen.
IT 1879

Personen wier persoonsgegevens worden overgedragen en verwerkt tussen twee overheidsinstanties van een lidstaat, moeten op voorhand worden geïnformeerd

HvJEU 1 oktober 2015, IT 1879; C-201/14 (Smaranda Bara e.a./Președintele Casei Naționale de Asigurări de Sănătate e.a.)
Uit het persbericht: De richtlijn betreffende de verwerking van persoonsgegevens (red. Richtlijn 95/46/EG) regelt de verwerking van persoonsgegevens wanneer deze zich in een gegevensbestand bevinden of zullen bevinden. Smaranda Bara en verschillende andere Roemeense burgers zijn zelfstandigen. De Roemeense belastingdienst heeft de gegevens betreffende hun aangegeven inkomsten overgedragen aan het nationale socialezekerheidsfonds, dat vervolgens betaling heeft gevorderd van achterstallige bijdragen aan het ziekteverzekeringsstelsel. De betrokkenen betwisten voor het Curtea de Apel Cluj (hof van beroep te Cluj, Roemenië) dat deze overdracht wettig is uit het oogpunt van de richtlijn. Zij zijn van mening dat hun gegevens zijn gebruikt  voor andere doeleinden dan die waarvoor ze oorspronkelijk zijn meegedeeld aan de belastingdienst, zonder daarover op voorhand te zijn geïnformeerd. Het Hof oordeelt dat het recht van de Unie in de weg staat aan de overdracht en verwerking van persoonsgegevens tussen twee overheidsinstanties van een lidstaat zonder dat de betrokken en daarover op voorhand werden geïnformeerd.

Lees hier het volledige persbericht.

IT 1878

Beschikking dat VS passend beschermingsniveau persoonsgegevens waarborgt, is ongeldig

HvJ EU 6 oktober 2015, IT 1878; ECLI:EU:C:2015:650; C-362/14 (Maximillian Schrems/Data Protection Commissioner)
Safe harbour. Uit het persbericht: Het Hof verklaart de beschikking van de Commissie dat de Verenigde Staten een passend niveau van bescherming van doorgegeven persoonsgegevens waarborgen, ongeldig. Terwijl het Hof als enige bevoegd is om een handeling van de Unie ongeldig te verklaren, mogen de nationale toezichthouders waarbij een verzoek is ingediend, ook wanneer er een beschikking van de Commissie is waarbij wordt vastgesteld dat een derde land waarborgen voor een passend niveau van bescherming van de persoonsgegevens biedt, onderzoeken of de doorgifte van de gegevens van een persoon naar dat land voldoet aan de vereisten van de Unieregelgeving over de bescherming van deze gegevens en zich, zoals de betrokkene, tot de rechter wenden met het oog op een prejudiciële verwijzing om de geldigheid van die beschikking te laten onderzoeken

IT 1877

Hans Frankenprijs 2016

SGOA - Experts in Conflict Management: Hans Frankenprijs 2016
De Hans Frankenprijs is bedoeld voor de HBO/WO student die in de afgelopen twee jaar de meest innovatieve afstudeerscriptie op het gebied van ICT-recht heeft geschreven. Onder ICT-recht wordt in dit kader verstaan: ICT-recht inclusief Internetrecht, Telecommunicatierecht en specifieke toepassingsgebieden van het recht in algemene zin op de ICT-sector: zoals ICT-arbeidsrecht, ICT-belastingrecht en ICT-aanbestedingen enz. Maar ook geschilbeslechting, mediation, arbitrage of conflict management op het gebied van ICT. Naast een eervolle vermelding, ontvangt de prijswinnaar een bedrag van € 2.500,--. Ook zal de winnende scriptie worden uitgegeven in boekvorm.

Inzendingen
Afstudeerscripties welke met tenminste een voldoende zijn beoordeeld en zijn geschreven aan een Nederlandse HBO-instelling of ter afronding van een universitaire master-opleiding, zijn geschreven tussen 1 januari 2014 en 30 november 2015 en welke voldoen aan de inzendingscriteria, vastgelegd in het reglement, kunnen tot uiterlijk 30 december 2015 worden ingezonden. De ingezonden scripties zullen worden beoordeeld door een jury waarin diverse vooraanstaande vertegenwoordigers uit het ICT-recht gebied zijn opgenomen, onder leiding van Prof. dr. mr. K. Stuurman. Inzendingen voor de Hans Frankenprijs 2015 kunnen tot uiterlijk 30 december 2015 worden verzonden aan: hansfrankenprijs@sgoa.eu.

Nadere informatie over de Hans Frankenprijs is opgenomen in het reglement. Ook kunt u contact opnemen via: hansfrankenprijs@sgoa.eu.

IT 1876

Prejudiciële vragen: is er sprake van een mededeling aan het publiek wanneer een mediaspeler met add-ons auteursrechtelijk beschermd materiaal zonder toestemming direct toegankelijk maakt?

Rechtbank Midden-Nederland 30 september 2015, IT 1875(Stichting Brein tegen Filmspeler)
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap en Kreijger en Jurian van Groenendaal en Fulco Blokhuis, Boekx. Auteursrecht. Add-ons. X heeft op een mediaspeler add-ons geïnstalleerd waarin zich hyperlinks bevinden die indien aangeklikt, linken naar websites die door derden worden beheerd. Op deze streamingwebsites zijn films, series en wedstrijden vrij toegankelijk gemaakt. Brein heeft enkele streamingssites gesommeerd te staken met hem beschikbaar stellen van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Daarnaast heeft Brein de hosting provider van de verschillende websites aangeschreven. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of het aanbieden en verkopen van de filmspeler waarop door X add-ons zijn geïnstalleerd die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijke werken zonder toestemming van de rechthebbenden toegankelijk zijn gemaakt, kwalificeert als een mededeling aan het publiek in de zin van de Auteursrecht-richtlijn, zich leent voor een prejudiciële vraag aan het HvJ EU.

Prejudiciële vragen die gesteld zijn:
1) Moet artikel 3 lid 1 van de Auteursrecht-richtlijn aldus worden uitgelegd dat er sprake is van "een mededeling aan het publiek" in de zin van die bepaling, wanneer iemand een product (mediaspeler) verkoopt waarin door hem add-ons zijn geïnstalleerd die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijke beschermde werken, zoals films, series en live-uitzendingen, zonder toestemming van de rechthebbenden, direct toegankelijk zijn gemaakt?
2) Maakt het daarbij verschil:
- of de auteursrechtelijk beschermde werken in het geheel nog niet eerder of uitsluitend via een abonnement met toestemming van de rechthebbenden op internet openbaar zijn gemaakt?
- of de add-ons die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijk beschermde werken zonder toestemming van de rechthebbenden direct toegankelijk zijn gemaakt, vrij beschikbaar zijn en ook door de gebruikers zelf in de mediaspeler te installeren zijn?
- of de websites en dus de daarop - zonder toestemming van de rechthebbenden- toegankelijk gemaakte auteursrechtelijk beschermde werken, ook zonder de mediaspeler door het publiek te benaderen zijn?
IT 1875

Vraag aan HvJ EU over uitleg van art. 10,11 en 13 Richtlijn 95/46/EG betreffende bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 1 oktober 2015, zaak C-201/14 (Smaranda Bara tegen Presedintele Casei Nationale de Asigurari de Sanatate)
Prejudiciële verwijzing. Verwerking persoonsgegevens. De prejudiciële beslissing betreft de uitleg van art. 124 VWEU en art. 10,11 en 13 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. Het Hof verklaart voor recht: Dat de artikelen 10,11 en 13 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer moeten worden uitgelegd dat nationale maatregelen, zoals die welke in het hoofdgeding, een overheidsinstantie van een lidstaat toestaan om persoonlijke gegevens door te geven aan een andere overheidsdienst en daaropvolgende behandeling, zonder dat de betrokkenen op de hoogte zijn van deze transmissie of behandeling.

Sur les dépens
47      La procédure revêtant, à l’égard des parties au principal, le caractère d’un incident soulevé devant la juridiction de renvoi, il appartient à celle-ci de statuer sur les dépens. Les frais exposés pour soumettre des observations à la Cour, autres que ceux desdites parties, ne peuvent faire l’objet d’un remboursement.
Par ces motifs, la Cour (troisième chambre) dit pour droit:
Les articles 10, 11 et 13 de la directive 95/46/CE du Parlement européen et du Conseil, du 24 octobre 1995, relative à la protection des personnes physiques à l’égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, doivent être interprétés en ce sens qu’ils s’opposent à des mesures nationales, telles que celles en cause au principal, qui permettent à une administration publique d’un État membre de transmettre des données personnelles à une autre administration publique et leur traitement subséquent, sans que les personnes concernées n’aient été informées de cette transmission ou de ce traitement.