Verdeling cryptomunten
Rechtbank Noord-Holland 28 juli 2021, IT 3641; ECLI:NL:RBNHO:2021:6715 (Eiser tegen gedaagde) Deze procedure betreft een civiele bodemzaak tussen twee partijen die een relatie met elkaar hebben gehad. Zij hadden een samenlevingsovereenkomst gesloten. In december 2017 hebben zij cryptovaluta aangekocht. Zowel de man als de vrouw hebben hiervoor 10.000 euro ingelegd. De accounts waarop de cryptovaluta gekocht zijn, staan op naam van de vrouw. Nu de relatie voorbij is vordert de man de helft van de waarde van de munten ten tijde van de werkelijke verdeling, zodat hij dezelfde portefeuille op zijn eigen account kan aankopen. De vrouw voert aan dat er in het convenant is afgesproken wanneer het peilmoment van de waarde zou zijn. Daarnaast zijn de cryptomunten feitelijk al verdeeld: de vrouw behoudt de munten, terwijl de man een geldvordering krijgt. De rechtbank vindt het daarom redelijk om bij de waardebepaling uit te gaan van de gemiddelde waarde over een maand na ondertekening van het convenant.