De niet-mededeling van als technische voorschriften aangemerkte voorschriften
Prejudiciële vraag aan HvJ EU 24 april 2015, IT 1825; C-303/15 (M et S)
Verzoeker M is ten laste gelegd dat hij (in TSJ aangeschafte) speelautomaten in een casino exploiteert zonder vergunning krachtens de POL wet op de kansspelen hetgeen een (fiscaal) strafbaar feit oplevert. Verzoekster S is ten laste gelegd dat zij als verhuurster van een gedeelte van de bar (in TSJ aangeschafte) speelautomaten heeft geëxploiteerd zonder de vereiste vergunning. In januari 2015 heeft de rechter in eerste aanleg (districtsRb Lodz) de zaken geseponeerd. Hij verwijst daarbij naar gevoegde zaken C-213/11 – C-217/11 waar het ging om een ander wetsartikel, maar hij oordeelt dat ook artikel 6, lid 1 van de POL wet een technisch voorschrift is dat wegens niet aanmelding bij de EURCIE niet aan verzoekers kan worden tegengeworpen. Verweerder (diensthoofd douanekantoor) gaat in beroep.
De verwijzende POL rechter (regionale rechtbank Lodz) moet bezien hoe het EURrecht in deze zaak toepassing moet vinden. Hij is op de hoogte van de rechtspraak van het HvJEU waarbij de EULS in op gebied van kansspelwetgeving een ruime beoordelingsmarge is toegestaan gezien de verschillen tussen de EULS op moreel, cultureel, en religieus gebied. Toetsing van de regelgeving mag door de bevoegde autoriteiten alleen aan de door de EULS zelf gestelde doelstellingen (met name beschermingsniveau). Hij weet ook dat de gevolgen zijn van niet-nakoming van de mededelingsplicht (arresten CIA Security International en Lidl Italia) dat de technische voorschriften buiten toepassing dienen te worden gelaten. Hij is van oordeel dat onderhavige zaak niet hetzelfde is als de aangehaalde zaken aangezien de technische voorschriften die in die zaken niet waren meegedeeld, betrekking hadden op gebieden van regelgeving die niet waren onderworpen aan beperkingen die vergelijkbaar zijn met de voor kansspelen geldende beperkingen, die tot doel hebben de maatschappij te beschermen tegen de negatieve gevolgen van kansspelen en de controle van de overheid over dit gebied. Om de zaak te kunnen beslissen heeft hij nadere uitleg nodig over artikel 8 van RL 98/34 en hij besluit daarover de volgende vraag aan het HvJEU voor te leggen:
“Kan artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204, blz. 37, zoals gewijzigd) aldus worden uitgelegd dat bij niet-mededeling van als technische voorschriften aangemerkte voorschriften een onderscheid kan worden gemaakt met betrekking tot de gevolgen in dier voege dat, in het geval van voorschriften die vrijheden betreffen die niet aan de beperkingen van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onderworpen zijn, de niet-mededeling ervan dient mee te brengen dat die voorschriften in een bepaalde aanhangige zaak niet mogen worden toegepast, terwijl in het geval van voorschriften die vrijheden betreffen die aan de beperkingen van artikel 36 van dit Verdrag onderworpen zijn, de nationale rechter, die tevens een Unierechter is, mag beoordelen of die voorschriften ondanks de niet-mededeling ervan voldoen aan de vereisten van artikel 36 van het Verdrag en niet onderworpen zijn aan de sanctie van niet-toepasselijkheid?”