Gepubliceerd op dinsdag 20 augustus 2024
IT 4606
Rechtbank Rotterdam ||
6 sep 2024
Rechtbank Rotterdam 6 sep 2024, IT 4606; ECLI:NL:RBROT:2024:7481 (Stedin tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/oud-werknemer-moet-publicaties-over-werkgever-en-collega-s-verwijderen

Oud-werknemer moet publicaties over werkgever en collega’s verwijderen

Vzr. Rb. Rotterdam 6 augustus 2024, IT 4606; ECLI:NL:RBROT:2024:7481 (Stedin tegen gedaagde). Gedaagde is een voormalig medewerker van Stedin. Zijn contract werd niet verlengd nadat er klachten waren binnengekomen over agressief en bedreigend gedrag. Deze gebeurtenis leidde ertoe dat gedaagde zijn oude teamleider een Whatsappbericht stuurt met daarin 40 onderwerpen die naar buiten zullen komen wanneer ze “er samen niet uit zouden komen”. Waar ze precies uit moeten komen, wordt niet duidelijk. Gedaagde gaat echter verder en publiceert op zijn website artikelen die inhoudelijk betrekking hebben op zijn werk en de slechte werkomgeving. Het gaat hierbij onder andere over fraude, ongepast gedrag jegens gedaagde en andere ernstige beschuldigingen. Stedin vordert in reactie hierop een gebod tot verwijdering van al dit soort artikelen en de plaatsing van een rectificatie.

Stedin komt in deze zaak op voor haar werknemer. Zij stelt dat haar werknemers geschaad worden door de publicaties en dat Stedin als werkgever een vordering kan instellen tegen smadelijke publicaties. Deze bevoegdheid kent de rechtbank inderdaad toe. Gedaagde neemt als standpunt in dat zijn artikelen van journalistieke aard zijn. Hij wil hiermee bijdragen aan een verbetering van de werkomgeving binnen Stedin. Tijdens de zitting zegt hij echter ook dat het schrijven van de stukken therapeutisch voor hem werkt. Deze twee beweringen spreken elkaar tegen. Ook blijkt de therapeutische aard niet uit de inhoud van de stukken. De artikelen zijn met name beschuldigend en vaak is af te leiden over wie ze gaan. Dit is naar voorlopig oordeel onrechtmatig en valt niet meer binnen de grenzen van vrijheid van meningsuiting. Het hiervoor genoemde wordt dan ook toegewezen.

4.4. In zijn verweerschrift heeft [gedaagde] het standpunt ingenomen dat de op [naam website] gepubliceerde artikelen van journalistieke aard zijn. De artikelen zijn volgens hem bedoeld om belangrijke en serieuze problemen binnen het KCC aan de kaak te stellen. Ook wil hij daarmee bijdragen aan een verbetering van de werkomgeving bij Stedin. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] hier niet in. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat hij met de artikelen probeert om de situatie van zich af te schrijven omdat dit therapeutisch voor hem werkt. Die verklaring strookt niet met de stelling dat [gedaagde] als journalist misstanden aan de kaak wil stellen. Bovendien blijkt dit ook niet uit de inhoud van de artikelen. Daarin worden Stedin en haar werknemers in algemene zin beschuldigd van o.a. fraude, pesten, groepjesvorming en misdragingen, maar wordt ook een aantal oud-collega’s door [gedaagde] persoonlijk aangevallen. Zij worden in verschillende artikelen met naam en toenaam genoemd en o.a. beticht van bedreiging, fraude en verraad. Ook uit de artikelen waarin geen namen worden genoemd, kan, zo heeft Stedin voldoende aannemelijk gemaakt, worden afgeleid over wie het gaat. Anders dan [gedaagde] stelt, hebben de artikelen naar het oordeel van de voorzieningenrechter weinig met journalistiek te maken. Ze zijn vooral bedoeld om Stedin in kwaad daglicht te stellen en een aantal oud-collega’s te beledigen, te pesten en te schaden. Gelet op de aannemelijke gevolgen die de artikelen voor werknemers van Stedin hebben gehad, dragen deze evenmin bij aan een verbetering van de werkomgeving, waarin [gedaagde] overigens zelf al sinds februari 2024 niet meer aanwezig is. Tijdens de zitting is gebleken dat [gedaagde] met de artikelen wraak wenst te nemen op Stedin en een aantal voormalig collega’s – die het, aldus [gedaagde] , verdiend hebben omdat ze hem hebben laten vallen en gepest – en zijn ongenoegen wil uiten over het feit dat en de wijze waarop zijn arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen. Dit motief wordt niet beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting. Bovendien is de publicatie van de betreffende artikelen naar voorlopig oordeel jegens Stedin en haar werknemers onrechtmatig. De conclusie luidt dan ook dat in dit geval het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers van Stedin zwaarder weegt dan het recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Volledigheidshalve wordt daaraan nog toegevoegd dat, anders dan [gedaagde] blijkbaar veronderstelt, de publicatie van de betreffende artikelen niet de manier is om zijn eer en goede naam te zuiveren.