20 dec 2017
Kopieer citeerwijze ||
Asociación Profesional Elite Taxi contre Uber Systems Spain
HvJ EU: Lidstaten kunnen voorwaarden vaststellen voor taxibemiddelingsdienst Uber
HvJ EU 20 december 2017, IEFbe 2439; IT 2443; ECLI:EU:C:2017:981; C-434/15 (Asociación Profesional Elite Taxi contre Uber Systems Spain) Zie eerder Conclusie A-G [IEFbe 2170]. Uit het persbericht: De door Uber geleverde dienst om met particuliere bestuurders in contact te treden valt onder „diensten op het gebied van het vervoer”. De lidstaten kunnen dus de voorwaarden vaststellen waaronder deze bemiddelingsdienst kan worden geleverd.
(vrij vertaald) Artikel 56, 58 VWEU, en e-Commercerichtlijn moeten worden uitgelegd dat de bemiddelingsdienst waarmee met behulp van een smartphone, tegen vergoeding niet-professionele chauffeurs met hun eigen voertuig personen vervoeren, moet worden beschouwd als een vervoersdienst in de zin van artikel 58 VWEU. Zo'n dienst wordt niet beheerst door 56 VWEU, en de richtlijnen 2006/123 en 2000/31.
Gestelde vragen:
1) Voor zover artikel 2, lid 2, onder d), van [richtlijn 2006/123] vervoersactiviteiten van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluit: moet de door verweerster met winstoogmerk verrichte activiteit van bemiddeling tussen voertuigeigenaren en personen die zich binnen een stad wensen te verplaatsen, middels het beheer van IT-instrumenten – interface en toepassing van software (in verweersters bewoordingen: ,intelligente telefoonapparaten en technologische platforms’) – die deze personen de mogelijkheid bieden om met elkaar in contact te komen, worden beschouwd als een vervoersactiviteit dan wel als een elektronische bemiddelingsdienst of een dienst van de informatiemaatschappij in de zin van artikel 1, lid 2, van [richtlijn 98/34]?
2) Kan die activiteit, met het oog op de vaststelling van de juridische aard ervan, deels worden beschouwd als een dienst van de informatiemaatschappij en, indien dit het geval is, valt de elektronische bemiddelingsdienst onder het beginsel van het vrije verkeer van diensten zoals gewaarborgd door het Unierecht, met name artikel 56 VWEU en de richtlijnen [2006/123] en [2000/31]?
3) Mocht het Hof oordelen dat de door [Uber Spain] verrichte dienst geen vervoersdienst is en dus valt onder richtlijn 2006/123: Is artikel 15 van de wet betreffende oneerlijke mededinging – wat de schending van de bepalingen inzake de aan mededinging onderhevige activiteiten betreft – inhoudelijk in strijd met richtlijn 2006/123, met name met artikel 9 betreffende de vrijheid van vestiging en de vergunningstelsels, voor zover dit artikel naar interne wetten of wetsbepalingen verwijst zonder rekening te houden met het feit dat de regeling voor de verkrijging van licenties, vergunningen of goedkeuringen op generlei wijze beperkend of onevenredig mag zijn, dat wil zeggen dat zij het beginsel van vrije vestiging niet op onredelijke wijze mag inperken?
4) Indien wordt bevestigd dat richtlijn [2000/31] op de door [Uber Spain] verrichte dienst van toepassing is: Zijn de beperkingen die een lidstaat stelt aan het vrij verrichten van de elektronische bemiddelingsdienst vanuit een andere lidstaat, door een vergunning of licentie te vereisen of door bij gerechtelijk bevel de staking te gelasten van de elektronische bemiddelingsdienst op basis van de nationale wetgeving inzake oneerlijke mededinging, geldige maatregelen die krachtens artikel 3, lid 4, van richtlijn [2000/31] afwijken van artikel 3, lid 2, van deze richtlijn?