Gepubliceerd op vrijdag 17 mei 2024
IT 4551
Rechtbank ||
1 mei 2024
Rechtbank 1 mei 2024, IT 4551; ECLI:NL:RBGEL:2024:2708 (BKR tegen Odido), https://itenrecht.nl/artikelen/bkr-wint-geschil-van-odido-over-doorbelasting-kosten-inzageverzoeken

BKR wint geschil van Odido over doorbelasting kosten inzageverzoeken

Rb Gelderland 1 mei 2024, IT 4551; ECLI:NL:RBGEL:2024:2708 (BKR tegen Odido). In onderhavige zaak tussen BKR en Odido draait het om de betaling van facturen voor inzageverzoeken in het register van Bureau Krediet Registratie (BKR). Odido meent dat BKR alleen de daadwerkelijke kosten mag doorberekenen en eist daarom volledige financiële verantwoording en inzage in de kostenstructuur. BKR stelt echter dat zij gerechtigd is om het tarief voor inzageverzoeken vast te stellen en dat de doorbelasting niet beperkt is tot de daadwerkelijke kosten. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst tussen BKR en Odido geen verplichting voor BKR bevat om alleen de werkelijke kosten door te belasten. Zij baseert dit oordeel op de tekst van de overeenkomst, het Algemeen Reglement CKI en de Algemene Handleiding CKI, evenals op de achtergrond van de overeenkomst en de feitelijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat het niet de bedoeling is geweest om alleen de daadwerkelijke kosten in rekening te brengen of achteraf te verrekenen op basis van de werkelijke kosten. Daarom wijst de rechtbank de vorderingen van Odido af en die van BKR toe. Odido mag de betaling van de facturen van BKR niet opschorten en wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen. Odido kan zich niet beroepen op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid omdat er geen leemte is in de overeenkomst wat betreft financiële verantwoording. Anders dan Odido stelt, rust op BKR ook geen dergelijke transparantieverplichting. De rechtbank komt in een soortgelijke zaak tegen KPN tot een soortgelijk oordeel. 

3.12. Kortom, de rechtbank ziet in de context van de bepalingen geen aanwijzingen dat bedoeld is om af te rekenen op basis van de daadwerkelijk kosten die verband houden met de inzageverzoeken, althans dat Odido dat redelijkerwijs zo had mogen begrijpen. Overige argumenten die tot een andere uitleg van voormelde bepalingen kunnen leiden, heeft Odido niet aangevoerd. De door Odido aangevoerde argumenten dat de in rekening gebrachte kosten niet de werkelijke kosten kunnen zijn gelet op het toegenomen aantal inzageverzoeken en de automatisering alsmede dat onduidelijk is hoe het door BKR vastgestelde tarief zich verhoudt tot de gemaakte kosten, gaan uit van de veronderstelling dat uitsluitend de daadwerkelijke kosten kunnen worden doorbelast. Omdat hiervoor is overwogen dat de bepalingen in de overeenkomst tussen partijen niet zo begrepen kunnen worden, komt de rechtbank aan beoordeling van deze stellingen niet toe. Aan de stelling van Odido dat er geluiden zijn om van BKR een overheidsinstelling te maken, gaat de rechtbank voorbij omdat dit niet ziet op de thans tussen partijen bestaande overeenkomst.

3.13. Odido beroept zich daarnaast op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW). Zij stelt daarbij dat sprake is van een leemte in de Algemene Handleiding CKI omdat niets is geregeld over door BKR af te leggen financiële verantwoording terwijl BKR enkel de werkelijke kosten bij de deelnemers in rekening mag brengen. Gelet op deze leemte brengt de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) volgens Odido mee dat BKR een verplichting heeft tot het geven van inzage in de kosten en dat BKR financiële verantwoording dient af te leggen. Deze stelling bouwt echter voort op de al verworpen stelling van Odido dat BKR alleen de daadwerkelijke kosten in rekening mag brengen. Daarom is niet nodig dat BKR financiële verantwoording aflegt. Ook anderszins is niet gebleken van een grondslag voor een inzageverplichting.

3.14. Omdat niet komt vast te staan dat op BKR een transparantieverplichting rust, worden de reconventionele vorderingen afgewezen. Nu BKR niet in verzuim is met het geven van inzicht, is Odido niet bevoegd haar betalingsverplichting op te schorten en is zij gehouden tot betaling van de facturen. De in conventie onder (A) gevorderde betaling daarvan (€ [bedrag] ), te vermeerderen met de niet betwiste wettelijke handelsrente zoals vermeld in de beslissing, wordt toegewezen. Zie productie 12 en 13 bij dagvaarding voor (de vervaldata van) de facturen.