22 okt 2024
Voorzieningenrechter heft beslag bankrekening op
Rb. Amsterdam 22 oktober 2024, IT 4681; ECLI:NL:RBAMS:2024:6398 (eiser tegen Automattic en WooCommerce) Automattic en WooCommerce bieden via hun platforms WordPress- en WooCommerce-software aan waarmee websites kunnen worden gebouwd. Automattic heeft haar software grotendeels toegankelijk gemaakt onder een open source software licentie. WooCommerce heeft de rechten op EU-merken WOOCOMMERCE en WOO. Om Wordpress en WooCommerce software te kunnen downloaden moet de gebruiker de algemene voorwaarden van Automattic of WooCommerce accepteren. Hierin staat dat de software open source is, maar dat de IE-rechten bij Automattic en WooCommerce blijven. Eiser is via zijn eenmanszaak en website actief met het delen van open source WordPress-thema’s en plug-ins. Automattic meent dat eiser inbreuk maakt op haar merkrechten en auteursrechten en dat eiser contractuele bepalingen schendt. De voorzieningenrechter heeft het ex-parte verzochte inbreukverbod toegewezen. Later heeft Automattic beslag gelegd op allerlei eigendommen van eiser. Eiser vordert de beslagen op te heffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat sprake is van een zekere schending van artikel 21 Rv door Automattic, omdat zij in haar verzoekschrift geen melding heeft gemaakt van een interview waarin de CEO van Automattic verklaart dat het handelen van eiser "legal under the GPL" was. Dit interview werpt een ander licht op de zaak dan Automattic in haar processtukken heeft geschetst. Verder is voor sommige van de standpunten van beide partijen wat te zeggen. De voorzieningenrechter heeft het beslag op de bankrekening van eiser op, maar het beslag op zijn onverdeelde aandeel in de woning wordt gehandhaafd.
6.1. [bedrijf] stelt allereerst dat de beslagen moeten worden opgeheven omdat Automattic de voorzieningenrechter onjuist heeft voorgelicht door in haar beslagrekest geen melding te maken van het interview van 29 september 2024 (artikel 21 Rv). Opheffing louter op grond van schending van artikel 21 Rv is niet aan de orde, omdat dat interview dateert van ná de indiening door Automattic van haar verzoekschrift. Zij had de uitlatingen van haar CEO dus niet kunnen noemen in het verzoekschrift. Dit neemt niet weg dat het interview – dat de voorzieningenrechter pas na de zitting volledig heeft beluisterd (en de door [bedrijf] aangehaalde passage meermaals) – een ander licht op de zaak werpt dan Automattic in het verzoekschrift, de conclusie van antwoord en ter zitting heeft geschetst. Ook het debat op zitting is in belangrijke mate gegaan over de (werking van de) GPL. De CEO zegt in het interview echter onomwonden dat het handelen van [bedrijf] “not illegal” is en “legal under the GPL”2. Deze opmerkingen zien – ander dan Automattic stelt – niet op GoDaddy. De CEO heeft daarvoor inderdaad gezegd dat GoDaddy geen gebruik maakt van de merken van Automattic, maar nadat hij heeft gezegd dat het handelen van [bedrijf] niet in strijd is met de GPL, voegt hij daaraan toe: “We were able to use the trademark basically to shut them down.”3 In het licht van deze opmerkingen van de CEO van Automattic is het opmerkelijk dat circa 15 pagina’s van de 30 pagina’s tellende conclusie van antwoord gaan over de gestelde inbreuk door [bedrijf] op de GPL en slechts vijf over de gestelde merkinbreuk. Ook is opmerkelijk dat de CEO in het interview zegt dat hij nooit zomaar een actie onderneemt tegen een onderneming die naar zijn idee in strijd handelt met gemaakte afspraken. Hij vertelt dat er in de afgelopen 21 jaar wel vaker geschillen zijn geweest met andere partijen, maar dat hij dan altijd met die partij in gesprek gaat (“conversation”), dat hij een e-mail stuurt of een telefoontje pleegt (“picking up the phone”), in het bijzonder (of eigenlijk alleen) als sprake is van merkinbreuk4. Dat is – zoals ter zitting ook aan de orde is geweest – in dit geval niet gebeurd. [eiser] heeft geen telefoontje of e-mail ontvangen. Niemand is eerst met hem in gesprek gegaan. Ter zitting is heeft mr. Trapman op de vraag van de voorzieningenrechter waarom dit niet is gebeurd, geantwoord: “Automattic wordt maar af en toe geconfronteerd met schenders van de GPL. De ervaring tot dusver is dat altijd als Automatic sommeert, de vogel vliegt, de server verhuist etc. Vandaar dat gekozen is voor een ex-parte verzoek.” Dit strookt dus in het geheel niet met de uitlatingen van de CEO in het interview. Tot slot blijkt uit het interview dat de ‘online community’ – zoals [bedrijf] ter zitting ook heeft gezegd – forse kritiek heeft op Automattic, omdat zij haar merkrechten gebruikt om concurrent WP Engine aan te pakken (deze kritiek was de aanleiding voor het interview). De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat uit het interview blijkt dat WP Engine een grote onderneming is (in omvang vergelijkbaar met Automattic/WordPress), met een private equity fund als investeerder – terwijl [bedrijf] een eenmanszaak is – en dat dit de enige andere onderneming is waarmee Automattic in een juridische strijd is gewikkeld. Uit de door [bedrijf] in het geding gebrachte (links naar) publicaties over de strijd tussen WP Engine en WordPress maakt de voorzieningenrechter voorts op dat de website van WP Engine5 gewoon (weer) in de lucht lijkt te zijn, terwijl de website van [bedrijf] – door het ex parte verbod – nog steeds op zwart staat. Het is niet aan deze voorzieningenrechter om erover te oordelen of dit laatste terecht is (dat zal de voorzieningenrechter in Rotterdam moeten doen), maar al hetgeen hiervoor is overwogen speelt wel een rol bij de vraag of het beslag moet worden opgeheven. Van een zekere schending van artikel 21 Rv door Automattic in dit kort geding lijkt in het licht van dit alles voorshands wel sprake.
6.5. Alle belangen afwegend, zal het beslag op de bankrekening van [eiser] worden opgeheven en het beslag op zijn onverdeelde aandeel in de woning worden gehandhaafd. Het belang van [eiser] bij opheffing van het beslag op de bankrekening is groot, omdat het PGB-budget voor zijn verzorging op die rekening binnenkomt. Zijn partner, zijn verzorger en tevens gemeenteambtenaar, heeft dat ter zitting bevestigd. Bovendien heeft [eiser] verklaard dat hij financiële verplichtingen heeft tegenover de aannemer die bezig is met het aanpassen en verduurzamen van de woning. Voorshands is aannemelijk dat hij de aannemer niet zal kunnen betalen zonder de gelden op de rekening; het beslag heeft volgens [eiser] doel getroffen voor € 63.000,00. [eiser] heeft dus een groot belang bij opheffing van het bankbeslag. Het belang van Automattic moet – in het licht van de onzekerheid over de (omvang van de) gestelde vordering en hetgeen hiervoor onder 6.1 is overwogen – wijken voor het belang van Automattic bij handhaving van het beslag. Hoewel het begrijpelijk is dat [eiser] het beslag op zijn (aandeel in de) woning, zoals zijn advocaat het heeft verwoord, ziet als een “directe aanval op zijn waardigheid en zelfstandigheid”, ondervindt hij geen directe hinder van dit beslag (zijn woongenot wordt er niet door aangetast). Dat beslag kan dan ook vooralsnog blijven liggen. Dit kan anders worden als geoordeeld is over de vermeende merkinbreuk.