14 mrt 2024
Verzoek om inzage bij BKR terecht afgewezen
Rb. Gelderland 14 maart 2024, IT 4512; ECLI:NL:RBGEL:2024:1472 (Verzoeker tegen BKR). Verzoeker is met de bank Santander een geldleningsovereenkomst aangegaan. Het krediet is in opdracht van Santander door BKR geregistreerd in het CKI. Vervolgens is in het CKI registratie gedaan van betalingsachterstand. Verzoeker heeft inzage gevraagd bij het BKR. BKR heeft bij brief aangegeven dat zij geen inzage kan geven in de door haar gevraagde documenten, omdat BKR niet over deze gegevens beschikt en niet gehouden is om die gegevens bij Santander op te vragen. Aan de hand hiervan verzoekt verzoeker bij de rechtbank dat BKR bevelen wordt inzage te geven en baseert dit op het inzagerecht neergelegd in artikel 15 AVG. Het inzagerecht van artikel 15 AVG is echter gericht tot de verwerkingsverantwoordelijke als adressaat van de daarin genoemde verplichtingen en heeft betrekking op de gegevens die door of ten behoeve van een verwerkingsverantwoordelijke waartoe een inzageverzoek wordt gericht daadwerkelijk worden verwerkt. De rechtbank maakt op dat verzoeker ook inzage wil hebben in bijvoorbeeld kredietovereenkomsten met Santander. Verzoeker heeft niet voldoende gemotiveerd kunnen stellen dat dat BKR ook verwerkingsverantwoordelijke is met betrekking tot niet door haar maar alleen door Santander verwerkte persoonsgegevens. De verzoeken worden afgewezen.
5.6. Het inzagerecht van artikel 15 AVG is gericht tot de verwerkingsverantwoordelijke als adressaat van de daarin genoemde verplichtingen en heeft betrekking op de gegevens die door of ten behoeve van een verwerkingsverantwoordelijke waartoe een inzageverzoek wordt gericht daadwerkelijk worden verwerkt. Het strekt zich niet uit tot persoonsgegevens die worden verwerkt door andere verwerkers of verwerkingsverantwoordelijken. Dit volgt uit de bewoordingen en systematiek van artikel 15 AVG (met name de leden 1 en 3), waarin sprake is van persoonsgegevens die worden verwerkt en van verplichtingen met betrekking tot “die persoonsgegevens”.
5.10. Het (kennelijke) standpunt van [verzoeker] dat hij op grond van een enkel verzoek tot inzage van BKR kan verlangen dat zij documenten die niet in haar bezit zijn en gegevens die zij niet verwerkt, door [verzoeker] aangeduid als onderliggende documentatie, in kopie opvraagt bij Santander en aan [verzoeker] (ter inzage) verstrekt vindt ook geen steun in het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2023. Het door [verzoeker] aangehaalde oordeel van het hof in dat arrest4 heeft namelijk geen betrekking op de verplichtingen van BKR als verwerkingsverantwoordelijke in het kader van het inzagerecht. Het ziet daarentegen op de verplichting van BKR om bij de beoordeling van een bezwaar (ex artikel 21 AVG) en/of een verwijderingsverzoek (ex artikel 17 AVG) zelf bij een kredietaanbieder de informatie over betrokkene in te winnen die nodig is voor de beoordeling van een dergelijk verzoek door BKR. Dat is een wezenlijk andere situatie dan de onderhavige, waarin [verzoeker] geen bezwaar of verzoek tot verwijdering ter beoordeling aan het BKR heeft voorgelegd, maar het BKR lijkt te willen gebruiken als alternatief loket voor het (zelf) verkrijgen van inzage in door een andere verwerkingsverantwoordelijke verwerkte persoonsgegevens en informatie en documenten waarover het BKR niet beschikt. Daarvoor is het inzagerecht van artikel 15 AVG naar het oordeel van de rechtbank niet bedoeld.