Uitingen op facebook door ex-werknemer is geen overtreding van relatiebeding
Rechtbank Rotterdam 19 augustus 2012, LJN BX7261 KG ZA 12-555 (eiser tegen Gosh Sports & Healthclub)
Opheffen beslag (in conventie). Geldvordering (in reconventie). Relatiebeding overtreden in verband met uitlatingen op facebook. Boetebeding. Herbegroting.
In 2011 is het dienstverband tussen eiser en Gosh beëindigd. Eiser heeft een eigen facebookpagina. Eiser heeft op 6 maart 2012 de volgende status van The Training Room op zijn facebookpagina heeft gedeeld. “Vandaag start de voorverkoop om lid te worden van The Training Room! Kijk op de website voor de aanbieding. Voorkom een wachtlijst en maak nu vast een afspraak. thetrainingroom.nl”. Nu eiser het relatiebeding heeft overtreden met uitlatingen op facebook, laat Gosh laat conservatoir beslag leggen op rekening van Eiser vanwege het niet betalen van het boetebeding. Rechtbank oordeelt tot opheffing beslag. De Rechtbank wijst een deel van de geldvordering toe nu bewezen is dat Eiser door de (mede)oprichting van Training Room b.v. het relatiebeding heeft overtreden. De Rechtbank acht de uitlatingen op facebookpagina niet als een overtreding van het relatiebeding nu Gosh hiervoor te weinig bewijs aanvoert.
5.6. Personeel van Gosh
Het enkele gegeven dat [eiser] tezamen met [D] (die - naast een collega bij Gosh - reeds gedurende 14 jaar een vriend van [eiser] is, aldus [eiser]) op 24 februari 2012, voor het einde van het dienstverband van [D] bij Gosh, The Training Room B.V. heeft opgericht doet vermoeden dat sprake is geweest van één of meerdere contacten tussen [eiser] en [D] die te duiden zijn als zakelijk. Dit vermoeden wordt ondersteund door hetgeen [eiser] daarover ter zitting heeft opgemerkt, te weten dat hij aan [D] heeft voorgesteld voor zichzelf te beginnen op het moment dat de arbeidsrelatie met Gosh vertroebeld was, maar kennelijk nog niet (formeel) beëindigd. [eiser] kan daarmee voorshands geacht worden het initiatief te hebben genomen voor het leggen van een met het relatiebeding strijdig contact met [D]. Gerechtvaardigd lijkt dan ook de conclusie dat [eiser] het relatiebeding heeft overtreden. Van overtredingen van [eiser] ten aanzien van andere personeelsleden van Gosh is niet gebleken en evenmin is dit expliciet gesteld door Gosh. De voorzieningenrechter is in het kader van dit kort geding van oordeel dat sprake is geweest van één enkele duidelijke overtreding van het relatiebeding met betrekking tot personeel van Gosh, te weten de handeling die tot de gezamenlijke (indirecte) betrokkenheid van [eiser] en [D] bij de oprichting van The Training Room B.V. heeft geleid. Voorshands aannemelijk is dan dat [eiser] als gevolg daarvan jegens Gosh een boete van € 5.000,00 heeft verbeurd.
Dat [eiser] (al dan niet via [Y]) binnen The Training Room B.V. alleen fungeert als geldschieter (zoals hij zelf - door Gosh betwist - heeft betoogd), en niet ook bij de bedrijfsvoering is betrokken, doet aan het voorgaande niet af.
5.8. Ook overigens kunnen de berichten die op de openbare facebookpagina van The Training Room zijn geplaatst of rechtshandelingen die namens The Training Room zijn verricht op het eerste gezicht niet zonder meer aan [eiser] worden toegerekend als ware sprake van het maken van misbruik door [eiser] van identiteitsverschil tussen [eiser] (Holding B.V.) en The Training Room B.V. (‘vereenzelviging’).
Hoewel vaststaat dat [eiser] bestuurder en voor 50% aandeelhouder is in The Training Room en dus directe (beleids-) betrokkenheid bij The Training Room aannemelijk lijkt, is ter zitting tussen partijen vast komen te staan dat [eiser] (op lichamelijke en psychische gronden) voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard, een ziektewetuitkering ontvangt en het hem dus uit dien hoofde niet is toegestaan arbeid te verrichten en hij daartoe ook niet in staat kan worden geacht. [eiser] stelt verder dat hij, mede gelet op zijn arbeidsongeschiktheid, bij The Training Room enkel betrokken is als geldschieter en dat het [D] is die (overwegend) de facebookpagina van The Training Room vult (overigens, heeft [eiser] erkend dat hij wel in privé berichten kan plaatsen op de facebookpagina van The Training Room, zoals ook is gebleken (zie 5.7.2)). Hetgeen Gosh daartegenin heeft gebracht, heeft zij onvoldoende gestaafd met concrete bewijzen, zodat de voorzieningenrechter vooralsnog van de juistheid van de stellingen van [eiser] uitgaat. De twitterberichten die [eiser] blijkens productie 18 van Gosh heeft gepost (op 24 februari 2012: “[email-adres] De voorbereidingen voor The Training Room zijn begonnen. Ready, steady… Go!” en op 25 februari 2012: “@TrainingRoom: Zoveel mensen vinden The Training Room leuk op Facebook! Binnen 8 uur zoveel! Leuk en bedankt!! Retweet”) zijn onvoldoende om daaruit af te leiden dat [eiser] meer is voor The Training Room dan geldschieter. Dat [eiser] op zondag 12 augustus 2012 voor The Training Room yogales in het park zou hebben gegeven is door hem betwist en verder door Gosh niet met bewijzen gestaafd, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij gaat.
Boetebeding
5.9. Vooropgesteld zij dat een boete in principe alleen verschuldigd is bij wanprestatie. Blijkens het hiervoor overwogene is daarvan aan de zijde van [eiser] jegens Gosh op het eerste gezicht in zekere mate sprake. De discussie tussen partijen op het punt van het boetebeding spitst zich toe op de vraag of een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring nodig is teneinde nakoming van het boetebeding te vorderen. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter in dit geval ontkennend. Immers, bij nakoming van de hoofdverbintenis - te weten het naleven van het vanaf 31 augustus 2011 gedurende twaalf maanden voortdurend geldende relatiebeding - is ten aanzien van de voorshands geconstateerde in het verleden opgetreden wanprestaties blijvend onmogelijk. De bedongen boete is dan zonder nadere aanmaning verschuldigd. Dat de voorshands aannemelijk geworden wanprestaties van [eiser] voor de aanmaning d.d. 16/17 april 2012 van Gosh (zie 2.7) hebben plaatsgevonden, is dus niet relevant. De wettelijke rente over een verbeurde boete wordt echter pas na schriftelijke aanmaning op de voet van artikel 6:82 BW verschuldigd. Op matiging van de verschuldigde boetes heeft [eiser] in dit kort geding geen expliciet beroep gedaan, zodat op hetgeen Gosh hierover heeft opgemerkt in de beoordeling niet nader behoeft te worden ingegaan.
Beslag
5.10. Vooruitlopend op een beslissing in de bodemprocedure gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat Gosh ten aanzien van [eiser] gerechtvaardigd nakoming van het boetebeding voor een bedrag van in totaal € 15.000,00 zal kunnen vorderen. Verwezen wordt naar hetgeen is overwogen onder 5.6 en 5.7.4/5.7.5. De vordering waarvoor de beslagen ten laste van [eiser] zijn gelegd, kan, gelet hierop, daarom voorshands niet als summierlijk ondeugdelijk worden aangemerkt voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 (het bedrag van € 15.000,00 vermeerderd met een opslag van 30% aan rente en kosten) niet te boven gaat. Dit brengt mee dat de voorzieningenrechter opportuun acht de vordering ten laste van [eiser] te herbegroten op voormeld bedrag van € 19.500,00 en de ten laste van [eiser] gelegde beslagen op te heffen voor zover deze het bedrag van € 19.500,00 (inclusief rente en kosten) te boven gaan.
De voorzieningenrechter beslist:
7.1. herbegroot de vordering waarvoor ten laste van [eiser] door Gosh beslag is gelegd op € 19.500,00,
7.2. heft op het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag rustend op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening met nummer [1] gehouden bij de Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A. te Rotterdam, het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening gehouden bij de ING Bank N.V. te Rotterdam en het beslag dat onder de Rabobank is gelegd op een op naam van [eiser] staande effectenrekening met nummer [2] voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 te boven gaat,
7.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6. Personeel van Gosh
Het enkele gegeven dat [eiser] tezamen met [D] (die - naast een collega bij Gosh - reeds gedurende 14 jaar een vriend van [eiser] is, aldus [eiser]) op 24 februari 2012, voor het einde van het dienstverband van [D] bij Gosh, The Training Room B.V. heeft opgericht doet vermoeden dat sprake is geweest van één of meerdere contacten tussen [eiser] en [D] die te duiden zijn als zakelijk. Dit vermoeden wordt ondersteund door hetgeen [eiser] daarover ter zitting heeft opgemerkt, te weten dat hij aan [D] heeft voorgesteld voor zichzelf te beginnen op het moment dat de arbeidsrelatie met Gosh vertroebeld was, maar kennelijk nog niet (formeel) beëindigd. [eiser] kan daarmee voorshands geacht worden het initiatief te hebben genomen voor het leggen van een met het relatiebeding strijdig contact met [D]. Gerechtvaardigd lijkt dan ook de conclusie dat [eiser] het relatiebeding heeft overtreden. Van overtredingen van [eiser] ten aanzien van andere personeelsleden van Gosh is niet gebleken en evenmin is dit expliciet gesteld door Gosh. De voorzieningenrechter is in het kader van dit kort geding van oordeel dat sprake is geweest van één enkele duidelijke overtreding van het relatiebeding met betrekking tot personeel van Gosh, te weten de handeling die tot de gezamenlijke (indirecte) betrokkenheid van [eiser] en [D] bij de oprichting van The Training Room B.V. heeft geleid. Voorshands aannemelijk is dan dat [eiser] als gevolg daarvan jegens Gosh een boete van € 5.000,00 heeft verbeurd.
Dat [eiser] (al dan niet via [Y]) binnen The Training Room B.V. alleen fungeert als geldschieter (zoals hij zelf - door Gosh betwist - heeft betoogd), en niet ook bij de bedrijfsvoering is betrokken, doet aan het voorgaande niet af.5.8. Ook overigens kunnen de berichten die op de openbare facebookpagina van The Training Room zijn geplaatst of rechtshandelingen die namens The Training Room zijn verricht op het eerste gezicht niet zonder meer aan [eiser] worden toegerekend als ware sprake van het maken van misbruik door [eiser] van identiteitsverschil tussen [eiser] (Holding B.V.) en The Training Room B.V. (‘vereenzelviging’).
Hoewel vaststaat dat [eiser] bestuurder en voor 50% aandeelhouder is in The Training Room en dus directe (beleids-) betrokkenheid bij The Training Room aannemelijk lijkt, is ter zitting tussen partijen vast komen te staan dat [eiser] (op lichamelijke en psychische gronden) voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard, een ziektewetuitkering ontvangt en het hem dus uit dien hoofde niet is toegestaan arbeid te verrichten en hij daartoe ook niet in staat kan worden geacht. [eiser] stelt verder dat hij, mede gelet op zijn arbeidsongeschiktheid, bij The Training Room enkel betrokken is als geldschieter en dat het [D] is die (overwegend) de facebookpagina van The Training Room vult (overigens, heeft [eiser] erkend dat hij wel in privé berichten kan plaatsen op de facebookpagina van The Training Room, zoals ook is gebleken (zie 5.7.2)). Hetgeen Gosh daartegenin heeft gebracht, heeft zij onvoldoende gestaafd met concrete bewijzen, zodat de voorzieningenrechter vooralsnog van de juistheid van de stellingen van [eiser] uitgaat. De twitterberichten die [eiser] blijkens productie 18 van Gosh heeft gepost (op 24 februari 2012: “[email-adres] De voorbereidingen voor The Training Room zijn begonnen. Ready, steady… Go!” en op 25 februari 2012: “@TrainingRoom: Zoveel mensen vinden The Training Room leuk op Facebook! Binnen 8 uur zoveel! Leuk en bedankt!! Retweet”) zijn onvoldoende om daaruit af te leiden dat [eiser] meer is voor The Training Room dan geldschieter. Dat [eiser] op zondag 12 augustus 2012 voor The Training Room yogales in het park zou hebben gegeven is door hem betwist en verder door Gosh niet met bewijzen gestaafd, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij gaat.
Boetebeding
5.9. Vooropgesteld zij dat een boete in principe alleen verschuldigd is bij wanprestatie. Blijkens het hiervoor overwogene is daarvan aan de zijde van [eiser] jegens Gosh op het eerste gezicht in zekere mate sprake. De discussie tussen partijen op het punt van het boetebeding spitst zich toe op de vraag of een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring nodig is teneinde nakoming van het boetebeding te vorderen. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter in dit geval ontkennend. Immers, bij nakoming van de hoofdverbintenis - te weten het naleven van het vanaf 31 augustus 2011 gedurende twaalf maanden voortdurend geldende relatiebeding - is ten aanzien van de voorshands geconstateerde in het verleden opgetreden wanprestaties blijvend onmogelijk. De bedongen boete is dan zonder nadere aanmaning verschuldigd. Dat de voorshands aannemelijk geworden wanprestaties van [eiser] voor de aanmaning d.d. 16/17 april 2012 van Gosh (zie 2.7) hebben plaatsgevonden, is dus niet relevant. De wettelijke rente over een verbeurde boete wordt echter pas na schriftelijke aanmaning op de voet van artikel 6:82 BW verschuldigd. Op matiging van de verschuldigde boetes heeft [eiser] in dit kort geding geen expliciet beroep gedaan, zodat op hetgeen Gosh hierover heeft opgemerkt in de beoordeling niet nader behoeft te worden ingegaan.
Beslag
5.10. Vooruitlopend op een beslissing in de bodemprocedure gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat Gosh ten aanzien van [eiser] gerechtvaardigd nakoming van het boetebeding voor een bedrag van in totaal € 15.000,00 zal kunnen vorderen. Verwezen wordt naar hetgeen is overwogen onder 5.6 en 5.7.4/5.7.5. De vordering waarvoor de beslagen ten laste van [eiser] zijn gelegd, kan, gelet hierop, daarom voorshands niet als summierlijk ondeugdelijk worden aangemerkt voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 (het bedrag van € 15.000,00 vermeerderd met een opslag van 30% aan rente en kosten) niet te boven gaat. Dit brengt mee dat de voorzieningenrechter opportuun acht de vordering ten laste van [eiser] te herbegroten op voormeld bedrag van € 19.500,00 en de ten laste van [eiser] gelegde beslagen op te heffen voor zover deze het bedrag van € 19.500,00 (inclusief rente en kosten) te boven gaan.
De voorzieningenrechter beslist:
7.1. herbegroot de vordering waarvoor ten laste van [eiser] door Gosh beslag is gelegd op € 19.500,00,
7.2. heft op het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag rustend op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening met nummer [1] gehouden bij de Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A. te Rotterdam, het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening gehouden bij de ING Bank N.V. te Rotterdam en het beslag dat onder de Rabobank is gelegd op een op naam van [eiser] staande effectenrekening met nummer [2] voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 te boven gaat,
7.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,