Gepubliceerd op dinsdag 14 november 2023
IT 4424
Rechtbank Amsterdam ||
25 okt 2023
Rechtbank Amsterdam 25 okt 2023, IT 4424; ECLI:NL:RBAMS:2023:6694 (Stichtingen tegen TikTok), https://itenrecht.nl/artikelen/toetsing-van-de-ontvankelijkheid-van-de-stichtingen-in-wamca-zaak-tegen-tiktok

Toetsing van de ontvankelijkheid van de stichtingen in WAMCA-zaak tegen TikTok

Rb. Amsterdam 25 oktober 2023, IT 4424; ECLI:NL:RBAMS:2023:6694 (Stichtingen tegen TikTok) Drie claimstichtingen (Stichting Onderzoek Marktinformatie, Stichting Take Back Your Privacy en Stichting Massaschade & Consument) menen dat het videoplatform TikTok fundamentele rechten van kinderen en volwassenen schendt en zijn een procedure begonnen. In 2022 verklaarde de rechter zich bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van de stichtingen [zie IT 4142]. Hiermee is de tweede fase van het proces aangebroken en dient te worden bekeken of de stichtingen ontvankelijk zijn, wat het toepasselijke recht is en wordt er een exclusieve belangenbehartiger aangewezen. In dit vonnis beoordeelt de rechtbank of de drie claimstichtingen die vorderingen tegen TikTok hebben ingediend ontvankelijk zijn. 

Stichting Onderzoek Marktinformatie wordt ontvankelijk verklaard door de rechtbank. De ontvankelijkheid van de andere twee stichtingen hangt ervan af of zij bereid zijn de met hun procesfinancier gesloten overeenkomst aan te passen. De vorderingen van de claimstichtingen die zien immateriële schade worden door de rechtbank niet ontvankelijk verklaard. Deze vorderingen vereisen  namelijk een individuele beoordeling. De vorderingen tot vergoeding van materiële schade zijn voorlopig ontvankelijk, maar daarover zal na de inhoudelijke behandeling definitief moeten worden beslist. Wat de vergoeding voor procesfinanciers betreft geeft de rechtbank partijen enige uitgangspunten mee, die zij in deze zaak wil hanteren bij de beoordeling van een voorstel tot collectieve schadeafwikkeling of bij een schikking. De rechtbank vindt het belangrijk dat er hierover van tevoren duidelijkheid is. Er is nog geen ervaring met de situatie dat er drie belangenorganisaties zijn, van wie er een of meer als exclusieve belangenbehartiger kunnen worden aangewezen en de niet aangewezen belangenbehartigers procespartij blijven. Het is ook belangrijk nu al duidelijkheid te geven over hoe de onderlinge financiële verhoudingen van de belangenorganisaties zijn als de rechtbank TikTok zou veroordelen tot betalen van schadevergoeding of tot een schikking.  

Na dit vonnis zullen partijen de gelegenheid krijgen op dit vonnis te reageren en kunnen STBYP en SMC hun financieringsovereenkomsten aanpassen. De rechtbank zal vervolgens beslissen over de ontvankelijkheid van de claimstichtingen en een of meer exclusieve belangenbehartigers aanwijzen. Daarna volgt een fase waarin belanghebbenden de gelegenheid krijgen om te verklaren dat zij wel of niet aan de procedure mee willen doen. De inhoudelijke behandeling zal waarschijnlijk ergens in 2024 zijn.

2.27.4. De Nederlandse wetgever heeft er dus uitdrukkelijk voor gekozen om vorderingen tot schadevergoeding op grond van artikel 82 lid 1 AVG mogelijk te maken voor WAMCA-belangenorganisaties, die onafhankelijk van de opdracht van (maar wel ten behoeve van) van de betrokkenen optreden. De rechtbank volgt TikTok c.s. niet in hun betoog dat de Nederlandse wetgever hiermee een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de AVG. In overweging 142 bij de AVG staat dat voor AVG-belangenorganisaties “kan worden bepaald dat zij niet het recht hebben om namens een betrokkene een vergoeding te eisen buiten de machtiging door de betrokkene om”. Met de stelling dat het hierbij gaat om een vertaalfout en dat is bedoeld “kan niet worden bepaald dat zij het recht hebben om (…)”, miskennen TikTok c.s. dat elke taalversie van de AVG authentiek is. Hun stelling vindt ook geen steun in de overige bepalingen van de AVG of in de door hen aangehaalde uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waaronder HvJ EU 28 april 2022, C-139/20, ECLI:EU:C:2022:322 (Meta). Deze laatste uitspraak verwijst juist naar de beoordelingsmarge die de lidstaten hebben om vorm te geven aan de representatieve vordering binnen hun nationale recht, zonder afbreuk te doen aan de inhoud en de doelstellingen van de AVG.

2.28. Het voorgaande laat onverlet – zie ook de hiervoor onder 2.23 geformuleerde tweede vraag – dat de stichtingen, voor zover het hun op de AVG gebaseerde collectieve vorderingen betreft, niet alleen moeten voldoen aan de in de WAMCA gestelde ontvankelijkheidseisen maar ook aan de in artikel 80 lid 1 AVG gestelde ontvankelijkheidseisen. Uit artikel 80 lid 2 AVG blijkt dat deze AVG-ontvankelijkheidseisen ook gelden voor belangenorganisaties die onafhankelijk van de opdracht van de betrokkenen optreden. Deze dubbele ontvankelijkheidstoets – aan de AVG-vereisten én aan de WAMCA-vereisten – voorkomt eens te meer een commerciële claimcultuur rond persoonsgegevens.