Gepubliceerd op dinsdag 21 januari 2025
IT 4752
Rechtbank Amsterdam ||
15 jan 2025
Rechtbank Amsterdam 15 jan 2025, IT 4752; ECLI:NL:RBAMS:2025:313 (SBP en SMC tegen Google), https://itenrecht.nl/artikelen/stichtingen-ontvankelijk-in-collectieve-actie-tegen-google-wegens-privacy-schendingen

Stichtingen ontvankelijk in collectieve actie tegen Google wegens privacy-schendingen

Rb. Amsterdam 15 januari 2025, IT 4752; ECLI:NL:RBAMS:2025:313 (SBP en SMC tegen Google) Stichtingen SBP en SMC hebben collectieve acties ingesteld tegen Google vanwege vermeende schendingen van privacywetgeving bij de verwerking van persoonsgegevens van gebruikers van Google-diensten en Android-apparaten. SBP en SMC stellen dat Google op onrechtmatige wijze grote hoeveelheden persoonsgegevens verzamelt, bundelt en verwerkt zonder voldoende toestemming van de gebruikers, en deze gegevens vervolgens gebruikt voor gerichte advertenties en doorverkoop aan derden. De stichtingen vorderen onder meer verklaringen voor recht dat Google onrechtmatig handelt, veroordeling tot betaling van schadevergoeding en het opleggen van geboden en verboden aan Google. Google betwist de ontvankelijkheid van de stichtingen en de rechtmatigheid van hun vorderingen.

De rechtbank oordeelt dat zowel SBP als SMC voldoen aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a BW en de WAMCA-regelgeving. De rechtbank stelt vast dat beide stichtingen representatief zijn voor de belangen van de gebruikers van Google-diensten en Android-apparaten, en dat hun collectieve acties effectiever en efficiënter zijn dan individuele vorderingen. De rechtbank verwerpt de verweren van Google over de summierlijke ondeugdelijkheid van de vorderingen en de vermeende afhankelijkheid van de procesfinanciers. Daarnaast bevestigt de rechtbank dat de stichtingen voldoende middelen en zeggenschap hebben over de rechtsvorderingen en dat hun belangen voldoende zijn gewaarborgd. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van SBP en SMC niet summierlijk ondeugdelijk zijn en dat de collectieve acties doorgang kunnen vinden. De zaak wordt voortgezet met verdere inhoudelijke behandeling, waarbij ook de ontvankelijkheidseisen uit de AVG aan de orde zullen komen.

10.4. Google heeft ter zitting erkend dat zij voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding is uitgenodigd voor overleg door SMC. Het verweer van Google dat SMC niet “heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken” strandt daarom. SMC heeft dit verzoek gedaan op 23 november 2023, dus 19 dagen voordat haar dagvaarding in deze collectieve actie moest worden uitgebracht. Anders dan Google heeft betoogd is uit die korte termijn niet af te leiden dat SMC het belang van de door haar beweerde achterban niet voor ogen heeft gehad. SMC heeft dus voldaan aan het overlegvereiste. Dat SMC op dat moment nog geen kenbare achterban had, doet daar niet zonder meer aan af. Op een later moment, toen SMC wél een achterban had, heeft het overleg immers alsnog plaatsgevonden.

10.5. SBP en Google hebben voorafgaand aan de dagvaarding overleg gevoerd, dat niet tot een schikkingsresultaat heeft geleid.

10.6. Aan alle eisen van artikel 3:305a lid 3 BW is dus voldaan door zowel SBP als SMC.

12.5. Mede gelet op hetgeen over gelijksoortige belangen (hoofdstuk 7) hiervoor is overwogen en beslist, hebben de stichtingen voldoende aannemelijk gemaakt dat het voeren van de door hen ingestelde collectieve vorderingen efficiënter en effectiever is dan het instellen van individuele vorderingen door ieder van de gebruikers van een Google dienst of product. Met betrekking tot de door artikel 1018c lid 5 onder b Rv als relevant aangemerkte omstandigheden is hiervoor steeds in bevestigende zin geoordeeld. Gesteld noch gebleken is dat er aanleiding is voor een ander oordeel bij het toepassen van artikel 1018c lid 5 onder b Rv zelf.