Gepubliceerd op woensdag 15 februari 2023
IT 4218
Rechtbank Noord-Nederland ||
8 feb 2023
Rechtbank Noord-Nederland 8 feb 2023, IT 4218; ecli:NL:RBNNE:2023:393 (Eisers tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/rechter-oordeelt-over-beledigende-uitlatingen-op-websites

Rechter oordeelt over beledigende uitlatingen op websites

Rechtbank Noord-Nederland 8 februari 2023, IT 4218; ECLI:NL:RBNNE:2023:393 (eisers tegen gedaagde) De eisers beweren dat de gedaagde onrechtmatig handelde door bepaalde websites niet te verwijderen die volgens de eisers onrechtmatig waren en bedoeld om hen te belasteren. De vraag is of de Nederlandse rechter bevoegd is om deze zaak te behandelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit het geval is vanwege de gerichtheid op Nederland. Nederlands recht is van toepassing omdat de marketingactiviteiten van eisers zich alleen op Nederland richten. De gedaagde is echter een buitenlands rechtspersoon en er zijn problemen met betrekking tot de betekening van de dagvaarding. Omdat de zaak spoedeisend is en de beschuldigingen de eisers elke dag schade toebrengen, wordt met toepassing van artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag over gegaan tot verstekverlening.

3.2. Rechtsmacht Nederlandse rechter

Nu gedaagde een rechtspersoon is naar buitenlands recht en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. 

Nu gedaagde niet in een land van de Europese Unie gevestigd is, is de Verordening (EG) nr. 44/2001 "Brussel I" (EEX-Vo) - anders dan eisers hebben betoogd - ex artikel 4 van die verordening niet van toepassing. De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden beoordeeld aan de hand van het (nieuwe) Verdrag van Lugano, welk verdrag tussen de EU en IJsland op 1 mei 2011 in werking is getreden. Op grond van artikel 5 lid 3 van dit verdrag is in een geval zoals dit, waarin de vordering is gebaseerd op onrechtmatig handelen, het gerecht bevoegd van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de Nederlandse rechter, nu eiser sub 2 een Nederlandse ingezetene is en de beweerde onrechtmatige uitlatingen in Nederland toegankelijk zijn en zijn gericht op het Nederlandse publiek en bovendien zijn gesteld in de Nederlandse taal. Ten overvloede wordt overwogen dat ook indien het schadebrengende feit zich al niet in Nederland zou hebben voorgedaan of kan voordoen, de voorzieningenrechter op grond van artikel 31 van genoemd Verdrag bevoegd is om voorlopige maatregelen te treffen.

3.4.1. Eisers hebben voorafgaande aan de mondelinge behandeling een stuk in het geding gebracht onder de naam "Inspanningen ter zake betekening en kennisgeving dagvaarding". Hierin hebben zij - met stukken onderbouwd - uiteengezet welke inspanningen zijn gedaan ter zake de betekening en kennisgeving van de dagvaarding aan gedaagde. Hieruit volgt dat de deurwaarder exploot heeft gedaan aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie in het arrondissement Noord-Nederland, met het verzoek dat van dit exploot overeenkomstig de artikelen 3-6 van het Verdrag van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken (het Haags Betekeningsverdrag, hierna: HBetV) betekening moet worden gedaan met inachtneming van de vormen die in de wetgeving van IJsland voorgeschreven zijn voor de betekening van stukken die bestemd zijn voor zich aldaar bevindende personen. Tevens is door de deurwaarder een afschrift van dit exploot met bijlagen en de Engelse vertaling daarvan per aangetekende brief aan het adres van gedaagde gezonden - en bezorgd op een afhaallocatie - alsmede per e-mail. Eisers hebben vervolgens gesteld dat de betekende stukken nog niet retour zijn ontvangen en evenmin de verklaring van de Centrale Autoriteit als bedoeld in artikel 6 van het HBetV is ontvangen. 

3.4.2. Nu gedaagde niet is verschenen en (nog) niet is gebleken dat aan de vereisten van artikel 15 lid 1 HBetV is voldaan, dient de beslissing op het verzoek tot verstekverlening in beginsel te worden aangehouden. Ingevolge artikel 15 lid 3 HBetV belet het bepaalde in dit artikel niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen kunnen worden genomen. 

3.4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het spoedeisende karakter van deze procedure eraan in de weg dat een beslissing wordt aangehouden totdat is gebleken dat aan de in artikel 15 lid 1 WBetV gestelde vereisten is voldaan. De beschuldigingen aan het adres van eisers in de ten processe bedoelde websites zijn zodanig, dat eisers elke dag dat deze websites via internet toegankelijk blijven, verdere schade lijden. Daarbij acht de voorzieningenrechter voorts van belang dat uit de door eisers in het geding gebrachte stukken volgt, dat gedaagde op de hoogte is van datum en tijdstip van de onderhavige procedure, alsmede van de inhoud van de dagvaarding. Nadat eisers de datum en het tijdstip van dit kort geding, alsmede een concept- en definitieve dagvaarding (ook in de Engelse taal) hadden gezonden bij e-mail van 8 december 2022 naar het e-mailadres " [e-mailadres] ", is diezelfde dag blijkens de door eisers als productie 48 in het geding gebrachte e-mail vanaf datzelfde e-mailadres en wel van " [naam 2] , Customer Support Representative, IceNetworks Ltd" immers een reactie gekomen, waarin onder meer is vermeld: "If you would like for us to remove content due to any of the aforementioned above, please provide us with an Icelandic court order including a court's decision regarding the content in question. If any content is found to fit any of the above by court of law, we will comply immediately with removal/suspension."

Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voldoende grond bestaat om met toepassing van artikel 15 lid 3 WBetV over te gaan tot verstekverlening.