Gepubliceerd op dinsdag 29 april 2025
IT 4846
Rechtbank Amsterdam ||
16 apr 2025
Rechtbank Amsterdam 16 apr 2025, IT 4846; ECLI:NL:RBAMS:2025:2401 (Stichting Pictoright, Stichting Auteursrechten Dr. G. Th. Rietveld, eisers tegen Meta Platforms Ireland Ltd.), https://itenrecht.nl/artikelen/rechtbank-beslist-tot-deskundigenonderzoek-in-auteursrechtelijk-geschil-pictoright-meta

Rechtbank beslist tot deskundigenonderzoek in auteursrechtelijk geschil Pictoright/Meta

Rb. Amsterdam 16 april 2025, IEF 22672; IT 4846; ECLI:NL:RBAMS:2025:2401 (Pictoright c.s. tegen Meta). Pictoright c.s. vorderen onder meer een verklaring voor recht dat Meta zonder toestemming inbreuk heeft gemaakt op het Pictoright-repertoire, zonder zich naar beste vermogen te hebben ingespannen om toestemming te verkrijgen, en vorderen schadevergoeding. In het tussenvonnis van 20 november 2024 [zie:IEF 22394] heeft de rechtbank geoordeeld dat Meta kwalificeert als aanbieder van een online dienst voor het delen van inhoud in de zin van artikel 29c Auteurswet en artikel 17 DSM-richtlijn. Of Meta zich voldoende had ingespannen om toestemming te verkrijgen kon toen nog niet worden beoordeeld. Meta werd opgedragen haar methode voor het bepalen van de economische waarde van het gebruik van het Pictoright-repertoire toe te lichten. De rechtbank stelt vast dat Meta geen concreet aanbod heeft gedaan aan Pictoright. De onderhandelingen zijn in een impasse geraakt. Pictoright heeft wel een concreet aanbod gedaan, dat Meta mocht afwijzen. Meta stelt dat zij geen bod kon doen omdat Pictoright geen representatieve hoeveelheid referentiebestanden heeft verstrekt. De rechtbank oordeelt dat Pictoright daartoe niet verplicht was, nu de betrouwbaarheid van de voorgestelde data discovery van Meta nog niet vaststaat. Daarom kan Meta Pictoright niet verwijten dat zij nog geen bod heeft gedaan.

De rechtbank stelt voorop dat artikel 17 van de DSM-richtlijn beoogt te bevorderen dat licenties worden gesloten, zodat auteursrechthebbenden een passende vergoeding ontvangen voor gebruik van hun werk op online platforms. Beoordeeld moet worden of Meta, in de zin van artikel 29c Auteurswet, zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen. Die beoordeling kan niet worden beperkt tot de periode vóór dagvaarding. Vaststaat dat Meta nog geen toestemming heeft verkregen van de bij Pictoright aangesloten rechthebbenden. Op Meta rust een voortdurende verplichting zich naar beste vermogen in te spannen. De rechtbank kan daar pas over oordelen nadat duidelijk is geworden of Metas methode bruikbaar is om feitelijke gegevens te verschaffen die als basis voor onderhandelingen kunnen dienen. Meta heeft aangevoerd dat de onderhandelingsvrijheid van partijen niet mag worden vervangen door een door de rechtbank gestuurd proces, omdat artikel 29c Auteurswet en artikel 17 DSM-richtlijn uitgaan van contractsvrijheid. De rechtbank benadrukt dat de benoeming van deskundigen niet bedoeld is om een uitkomst af te dwingen of die vrijheid te beperken.

De rechtbank overweegt verder dat Meta terecht als uitgangspunt neemt dat de economische waarde van het Pictoright-repertoire de basis moet vormen voor licentieonderhandelingen. Deze benadering vereist twee stappen: vaststellen van de aanwezigheid van het repertoire op Metas platforms, en het bepalen van de waarde daarvan. Gegevens uit Metas systemen zijn hiervoor nodig. De deskundigen zullen beoordelen of deze gegevens voldoende betrouwbaar zijn. Daarna kunnen partijen opnieuw onderhandelen. Alleen als dat mislukt, beoordeelt de rechtbank alsnog of Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen. Meta heeft verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank wijst dat verzoek af. De DSM-richtlijn bevat een open norm en Meta heeft niet onderbouwd welke onduidelijkheid beantwoording door het Hof noodzakelijk maakt. De nationale rechter moet dit zelf beoordelen. De rechtbank benoemt drie deskundigen, die onder meer beoordelen of de methode van Meta geschikt is om de aanwezigheid van het Pictoright-repertoire vast te stellen, of 100.000 referentiebestanden nodig zijn, en welke waarderingsmethode het meest geschikt is, met inachtneming van eventuele correcties wegens excepties. De zaak wordt verwezen naar de parkeerrol, zodat partijen opnieuw kunnen onderhandelen na ontvangst van het deskundigenbericht. Als dat niet tot een oplossing leidt, volgt een nieuwe zitting en een eindvonnis.

3.8. Het oordeel over de vraag of Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen kan bij deze stand van zaken niet worden beperkt tot de periode voorafgaand aan de dagvaarding. Vast staat immers dat Meta tot op heden geen toestemming van de bij Pictoright aangesloten auteursrechthebbenden heeft verkregen voor het gebruik van hun werk op haar platforms. Op Meta rust een voortdurende verplichting om zich in te spannen om die toestemming te verkrijgen. De rechtbank zal (indien partijen na hervatting van de onderhandelingen niet tot overeenstemming komen) daarover pas een oordeel kunnen geven nadat duidelijk is geworden of de door Meta voorgestelde methode (die pas in het kader van deze procedure deugdelijk is toegelicht) bruikbaar is om feitelijke gegevens te verschaffen die basis kunnen zijn voor de onderhandelingen.

3.14. De rechtbank acht een vraag van uitleg van het EU-recht niet aan de orde. Meta heeft ook niet uitgelegd welke onduidelijkheid in het EU-recht zij op het oog heeft. De DSM-richtlijn bevat een open norm. Beoordeeld moet worden of Meta - in de bewoordingen van het op art. 17 DSM-Richtlijn gebaseerde art. 29c Aw -“zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen”. De nationale rechter heeft tot taak binnen de grenzen van het nationale procesrecht alle middelen aan te wenden om tot beantwoording van die vraag te komen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het HvJ prejudiciële vragen te stellen.