Gepubliceerd op dinsdag 13 december 2022
IT 4177
HvJ EU ||
10 okt 2022
HvJ EU 10 okt 2022, IT 4177; (PS), https://itenrecht.nl/artikelen/prejudiciele-vragen-over-art-82-avg

Prejudiciële vragen over art. 82 AVG

Amtsgericht Wesel (Duitsland) 13 oktober 2022, IT 4177; C-590/22 (PS) Via MinBuza. Eisers in het hoofdgeding vorderen vergoeding van immateriële schade van verweerders wegens schending van bepalingen van de AVG. Eisers waren opdrachtgevers van de eerste verweerder, een belastingadvieskantoor, waarvan de tweede tot en met de zesde verweerder de vennoten zijn. Nadat eisers de eerste verweerder hadden meegedeeld dat hun adres was gewijzigd, stuurde de eerste verweerder per post verscheidene brieven naar het nieuwe adres. De adreswijziging is eveneens ingevoerd in de basisgegevens die zijn opgeslagen in het elektronisch gegevensverwerkingssysteem van verweerder. 

Eisers hebben de eerste verweerder in juli 2020 belast met de opstelling van de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2019. Aanvankelijk kregen eisers op hun nieuwe adres geen documenten dienaangaande toegezonden. Vervolgens hebben eisers navraag gedaan bij de nieuwe bewoners op hun voormalige adres, wier achternamen sterk lijken op de achternamen van eisers. De nieuwe bewoners hebben verklaard dat zij een aan eisers gericht poststuk hadden ontvangen. Een nieuwe bewoonster had de envelop geopend, omdat zij niet had begrepen dat het poststuk niet voor haar was bestemd, ook al was dit gericht aan eisers, wier namen in het adresvenster correct waren vermeld. Hoe dan ook hebben eisers de envelop uiteindelijk van de nieuwe bewoners ontvangen. Op dat moment bevatte de envelop alleen een kopie van de belastingaangifte alsmede het begeleidend schrijven. Eisers gaan ervan uit dat de envelop ook het origineel van de belastingaangifte bevatte, waarin informatie was vermeld betreffende namen en geboortedata van eisers en hun kinderen. De verzending van de belastingaangifte is een gevolg van het feit dat verweerster weliswaar het adres in de basisgegevens van de software van het kantoor had gewijzigd, maar de gegevens voor de belastingaangifte had overgenomen uit een ander gegevensbestand, dat het oude adres bevatte. De verwijzende rechter stelt het Hof een zevental vragen over art. 82 AVG.

Prejudiciële vragen:

1. Is het voor het ontstaan van een recht op schadevergoeding op grond van artikel 82, lid 1, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming, hierna: ,,AVG”) voldoende, dat een bepaling van de AVG die strekt tot bescherming van de eiser is geschonden, of is het noodzakelijk dat zich voor de eiser nog andere nadelige gevolgen hebben voorgedaan dan de inbreuken op de bepalingen als zodanig?

2. Is het volgens het Unierecht voor het ontstaan van een recht op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG noodzakelijk, dat er een nadelig effect van enig belang wordt vastgesteld?

3. In het bijzonder: is het voor het ontstaan van een recht op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG voldoende, dat de eiser vreest dat ten gevolge van inbreuken op de bepalingen van de AVG zijn persoonsgegevens in vreemde handen zijn geraakt, zonder dat dit concreet kan worden vastgesteld?

4. Is het in overeenstemming met het Unierecht, wanneer de nationale rechter bij de vaststelling van een vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG, naar analogie de criteria van artikel 83, lid 2, tweede volzin, AVG toepast, die volgens de bewoordingen ervan alleen gelden voor administratieve geldboeten? 

5. Moet de hoogte van een recht op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG ook zodanig worden berekend dat dit recht een afschrikkende werking heeft, en/of „commercialisering” (ingecalculeerde aanvaarding van geldboeten/ schadevergoedingen) van inbreuken voorkomt?

6. Is het in overeenstemming met het Unierecht om bij de vaststelling van de hoogte van een vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG rekening te houden met gelijktijdig gepleegde inbreuken op nationale bepalingen die de bescherming van persoonsgegevens tot doel hebben, maar die geen gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen zijn die werden vastgesteld overeenkomstig deze verordening, noch lidstatelijk recht waarin in deze verordening vervatte regels worden gespecificeerd?