Gepubliceerd op donderdag 4 juli 2024
IT 4575
Rechtbank ||
6 jun 2024
Rechtbank 6 jun 2024, IT 4575; (Staat der Nederlanden tegen Visma Connect B.V.), https://itenrecht.nl/artikelen/logius-heeft-onvoldoende-belang-bij-verregaande-informatie-inzake-de-door-visma-geleverde-digipoort

Uitspraak ingezonden door Edward de Lange, Summit Legal.

Logius heeft onvoldoende belang bij verregaande informatie inzake de door Visma geleverde ´Digipoort´

Rb. Den Haag 6 juni 2024, IT 4575 (de Staat der Nederlanden tegen Visma Connect B.V.). Logius is als overheidsagentschap verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van de digitale overheid, ten behoeve van het digitale contact tussen overheidsorganisaties en de burger. In dat kader biedt het onder meer 'Digipoort' aan, een dienst voor de afhandeling van digitaal berichtenverkeer. De ontwikkeling daarvan besteedt Logius uit aan IT-leveranciers, waaronder Visma, een gespecialiseerde IT-dienstverlener. Ten behoeve van de samenwerking sluiten Logius en Visma een scala aan overeenkomsten af. Desondanks ontstaat er een geschil tussen de partijen, als gevolg van de beoogde transitie van Logius naar een andere leverancier. Betwist wordt in welke mate Visma informatie dient te verstrekken aan Logius ter ondersteuning van die transitie. Na afsluiting van een schikkingsovereenkomst en nadere bemiddeling tussen partijen, levert Visma zoals afgesproken de broncode van de gebruikersportalen van de Digipoort aan Logius. Daarop reageert Logius dat de geleverde broncode onvolledig is, ofwel in strijd met de tussen hen gesloten 'Level Playing Field-overeenkomst' (LPF-overeenkomst).

Gelet op het voorgaande, vordert Logius bij de voorzieningenrechter primair dat Visma alsnog de volledige broncode verstrekt, inclusief alle configuratie en documentatie met betrekking tot de Digipoort, namelijk op dusdanige wijze dat een redelijk bekwame programmeur ermee verder aan de slag kan. Subsidiair vordert Logius verstrekking van minder verregaande informatie, inhoudende specifieke programmatuur en configuratiebestanden. Ter onderbouwing stelt Logius er groot belang bij te hebben om snel te kunnen beschikken over een volledige versie van de door Visma ontwikkelde broncode, configuratie en documentatie van de Digipoort, althans in ieder geval over de subsidiair gevorderde onderdelen daarvan. Het gebrek daaraan zou de transitie naar een nieuwe Digipoort immers dwarsbomen en vertraging opleveren van minstens een jaar, met alle extra kosten van dien. Visma beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van Logius, dan wel op de afwijzing van de vorderingen.

De rechter is het eens met de stelling van Visma dat de primaire vordering van Logius te breed geformuleerd is. Een dergelijke brede formulering zou betekenen dat Visma informatie moet verstrekken die niet direct relevant is voor Logius, des te meer nu de geleverde Digipoort op een geheel ander platform draait dan de door Logius voorgenomen nieuwe Digipoort. Bovendien heeft Visma voldoende aannemelijk gemaakt dat Logius al over de gevorderde informatie beschikt. Bij gebrek aan een nadere, concrete onderbouwing van Logius wordt de primaire vordering afgewezen. Dat geldt ook wat betreft de resterende vorderingen, inzake de programmatuur die wel onder de definitie van de LPF-overeenkomst valt maar die door Visma niet specifiek voor Logius is ontwikkeld (zoals de 'Husky Generator'). Het gaat immers om 'tooling' die de dienstverlening jegens verschillende afnemers in het algemeen mogelijk maakt en die bovendien al van vóór de onderhavige overeenkomst dateert. Anders dan Logius stelt, leidt een belangenafweging niet tot een ander oordeel. 

4.5. Visma heeft hiertegen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht, aangevoerd dat deze vordering zo ruim is geformuleerd dat daaronder alle software valt die Visma (ook indirect op de achtergrond) gebruikt, zoals bijvoorbeeld Microsoft Office en haar e-mailsysteem en dat Logius niet heeft onderbouwd waarom zij aanspraak kan maken op een overzicht van die software. Voor zover Logius heeft beoogd een overzicht te krijgen van alle onderdelen van de software met betrekking tot de KIS-diensten, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Visma heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat Logius al over de gevorderde informatie beschikt, omdat een deel daarvan van Logius zelf afkomstig is, een deel ‘open source’ en bij Logius bekend is, van de ‘third party-software’ in 2021 al een lijst is opgenomen in de Dataroom en voor de overige onderdelen bij de oplevering van broncode en bestanden in 2023 (zie hiervoor in randnummer 2.17.) door Visma een zogenoemde ‘POM-file’ met de betreffende informatie is meegeleverd. Visma heeft daarnaast toegelicht dat de huidige Digipoort op een geheel ander platform draait dan de nieuwe Digipoort, zodat met betrekking tot een deel van de informatie die Logius heeft gevorderd niet zonder meer duidelijk is waarom deze voor Logius relevant is in het kader van de realisatie van de nieuwe Digipoort. Ten slotte heeft Visma aangevoerd dat Visma wekelijks operationele transitieoverleggen voert met Logius en Capgemini en dat Logius eventuele vragen met betrekking tot de softwareonderdelen ook tijdens die overleggen aan de orde kan stellen. Tegenover deze verweren van Visma heeft Logius zijn (spoedeisend) belang bij het gevraagde overzicht onvoldoende concreet gemaakt. Dit betekent dat de primaire vordering onder I. wordt afgewezen.

4.9. Visma heeft aangevoerd dat uit de definitie van programmatuur in de considerans van de LPF-overeenkomst blijkt dat het nadrukkelijk de bedoeling van partijen is geweest om de gemaakte afspraken met betrekking tot het gebruiksrecht van de programmatuur en de oplevering van actuele exemplaren daarvan te beperken tot de software die specifiek voor Logius is ontwikkeld in het kader van de verlening van de KIS-diensten, te meer omdat de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de programmatuur en documentatie op grond van artikel 2 lid 1 van de LPF-overeenkomst toebehoren aan EBPI. Dit betekent volgens Visma dat zij op grond van de LPF-overeenkomst alleen verplicht is tot oplevering van een exemplaar van de programmatuur en documentatie overeenkomstig de definitie in de LPF-overeenkomst en aan die verplichting heeft zij in 2023 (uit coulance) voldaan door een actueel exemplaar van de programmatuur en de documentatie met Logius te delen, aldus Visma. Daar komt volgens Visma bovendien nog bij dat Logius al beschikt over de voor de KIS-diensten ontwikkelde softwareonderdelen, in welk verband zij het verweer voert dat hiervoor in randnummer 4.5. al is besproken, en dat Visma uitdrukkelijk heeft toegezegd om de machinecode van de programmatuur alsnog aan Logius op te leveren en om delta’s aan Logius ter beschikking te stellen voor zover de broncode van de portalen gedurende de looptijd van de NOK KIS wijzigt. 

4.10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Logius hiertegenover in algemene zin onvoldoende concreet heeft gemaakt welk belang zij heeft bij toewijzing van de gevorderde volledige broncode, configuratie en documentatie. Voor zover Logius heeft gesteld dat de door Visma tot nu toe opgeleverde broncode (verwijzings)fouten bevat, wordt daaraan voorbijgegaan, omdat Logius zijn stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. 

4.14. Bij die stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat Logius tegenover het verweer van Visma onvoldoende heeft onderbouwd op grond waarvan Visma gehouden zou zijn de code van de Husky Generator aan Logius te verstrekken. Het beroep van Logius op het bepaalde in artikel 5 lid 8 van de LPF-overeenkomst rechtvaardigt in ieder geval niet de conclusie dat de verplichtingen van Visma worden uitgebreid naar alle programmatuur die Visma in het kader van de KIS-diensten heeft gebruikt. Visma heeft in dit verband immers naar voren gebracht dat deze bepaling alleen ziet op de voorafgaand en tijdens de overbruggings- en overgangsperiode ontwikkelde programmatuur, terwijl zij de Husky Generator al ruim daarvoor in de periode 2012-2013 heeft ontwikkeld. Gelet op deze lijnrecht tegenover elkaar staande standpunten is nader onderzoek nodig voor de beantwoording van de vraag welke programmatuur moet worden begrepen onder het bepaalde in artikel 5 lid 8 van de LPF-overeenkomst en voor dat onderzoek is in kort geding geen plaats.