Gepubliceerd op woensdag 27 november 2024
IT 4685
Rechtbank Midden-Nederland ||
18 okt 2024
Rechtbank Midden-Nederland 18 okt 2024, IT 4685; ECLI:NL:RBMNE:2024:5923 (eiseres tegen Gemeente Hilversum), https://itenrecht.nl/artikelen/gemeente-moet-concessieopdracht-voor-lichtmastreclames-europees-aanbesteden

Gemeente moet concessieopdracht voor lichtmastreclames Europees aanbesteden

Rb. Midden-Nederland 18 oktober 2024, IT 4685; ECLI:NL:RBMNE:2024:5923 (eiseres tegen Gemeente Hilversum) Gemeente Hilversum had gekozen voor een nationale openbare aanbestedingsprocedure, terwijl eiseres stelde dat de opdracht Europees had moeten worden aanbesteed vanwege de geraamde waarde van de concessieopdracht. De geraamde waarde van de opdracht, berekend op basis van het aantal lichtmastreclames en reclameplaten, overschreed de drempelwaarde van € 5.538.000,00, wat een Europese aanbesteding verplicht maakte. De voorzieningenrechter oordeelt dat Gemeente Hilversum de waarde van de concessieopdracht onjuist had geraamd door uit te gaan van een te laag aantal lichtmastreclames en een te lage advertentieprijs. De juiste berekening, met een maximumaantal van 200 lichtmastreclames en een advertentieprijs van € 1.800,00, resulteert in een waarde die de drempelwaarde overschrijdt. Hierdoor moet de opdracht Europees worden aanbesteed. De voorzieningenrechter verbiedt Gemeente om Hilversum de opdracht definitief aan de tussenkomende partij te gunnen en beveelt intrekking van de gunningsbeslissing.

4.15. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van [eiseres] , omdat uit het commentaar bij artikel 2a.11 lid 2 Aw 2012 volgt dat voor de berekening van de totale omzet die de concessiehouder tijdens de looptijd van de concessieopdracht kán behalen, rekening moet worden gehouden met alle voor de waarde mogelijk relevante onderdelen.7 De voorzieningenrechter overweegt dat omdat het aantal lichtmastreclames relevant is voor de waardebepaling van de opdracht, moet worden gerekend met het maximumaantal van 200 stuks. Deze uitleg acht de voorzieningenrechter ook aannemelijk, daar voor de looptijd van de concessieopdracht eveneens wordt uitgegaan van het maximum. Uit niets blijkt dat voor het potentieel van de opdracht moet worden uitgegaan van het reëel aantal reclames dat thans is verhuurd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente en [tussenkomende partij] deze stelling onvoldoende hebben onderbouwd. Indien de Gemeente de mening was toegedaan dat het niet mogelijk is om meer dan 145 lichtmastreclames te verhuren, dan had zij dit aantal en niet het aantal van 200 als maximum in de Aanbestedingsleidraad moeten opnemen.

4.16. Partijen twisten verder over de te hanteren advertentieprijs. Waar [eiseres] heeft gerekend met een prijs van € 2.000,00, heeft de Gemeente expliciet gesteld dat zij bij de raming van de opdrachtwaarde heeft gerekend met een advertentieprijs van € 1.800,00.8 De voorzieningenrechter concludeert dat daarom in ieder geval met laatstgenoemd bedrag kan worden gerekend. De Gemeente is immers gebaat bij een zo laag mogelijke omzet, zodat deze niet gelijk of hoger is dan de drempelwaarde en de opdracht niet Europees maar nationaal kon worden aanbesteed en de opdracht conform het voornemen aan [tussenkomende partij] kan worden gegund. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [tussenkomende partij] haar stelling dat bij het maximumaantal van 200 lichtmastreclames geen advertentieprijs van € 1.800,00 kan worden gevraagd, onvoldoende onderbouwd zodat aan die stelling voorbij wordt gegaan.