Gepubliceerd op maandag 20 januari 2025
IT 4749
Rechtbank Zeeland-West-Brabant ||
18 dec 2024
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 18 dec 2024, IT 4749; ECLI:NL:RBZWB:2024:8959 (eiseres tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/gedeeltelijke-toewijzing-vordering-voor-onbetaalde-facturen-internetdiensten

Gedeeltelijke toewijzing vordering voor onbetaalde facturen internetdiensten

Rb. Zeeland-West-Brabant 18 december 2024, IT 4749; ECLI:NL:RBZWB:2024:8959 (eiseres tegen gedaagde) Eiseres en gedaagde hebben op 3 maart 2023 een overeenkomst gesloten voor het leveren van internetdiensten, waaronder het ontwikkelen van landingspagina's en het opzetten van een Google Ads-campagne. De overeenkomst was aangegaan voor een periode van 24 maanden, maar gedaagde heeft aangegeven de maandelijkse betalingen niet te kunnen voldoen. Ondanks een aanpassing van de overeenkomst en verlaging van het maandbedrag, heeft gedaagde de facturen van eiseres onbetaald gelaten. Eiseres heeft meerdere aanmaningen gestuurd en uiteindelijk de dienstverlening opgeschort. Eiseres vordert nu betaling van de openstaande facturen en de resterende termijnen van de overeenkomst, in totaal € 4.783,18, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de facturen van eiseres voor de periode van april 2023 tot en met augustus 2023 moet betalen, omdat eiseres aantoonbaar werkzaamheden heeft verricht. De vordering voor de resterende termijnen van de overeenkomst wordt afgewezen omdat het handhaven van deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter wijst erop dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd welke kosten zij heeft gemaakt en dat er geen diensten tegenover de gevorderde termijnen staan.

5.4. De kantonrechter begrijpt dit verweer van [gedaagde] zo, dat hij een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Getoetst moet dus worden of het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ertoe leidt dat hij het gevorderde bedrag van € 2.831,00 niet is verschuldigd. Hoewel hier de nodige terughoudendheid op zijn plaats is, ziet de kantonrechter in deze specifieke situatie aanleiding om aan deze rechtsregel toepassing te geven. Hierbij zijn de volgende omstandigheden van belang. Bij betaling door [gedaagde] van de volledige vergoeding zou betaald worden voor diensten die niet geleverd zijn. Niet is gebleken dat die betaling een redelijke vergoeding is voor het door [eiseres] concreet geleden verlies of de gederfde winst, zodat [eiseres] aldus aanzienlijke inkomsten verkrijgt waar geen verrichting of noemenswaardige kosten tegenover staan. Ook heeft [eiseres] niet onderbouwd hoeveel zij aan aanvangsinvestering heeft gedaan en op welke wijze deze over de gehele contractduur wordt verspreid. De optelsom van deze omstandigheden heeft tot gevolg dat het handhaven van de vergoeding naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval tot een buitensporig resultaat zou leiden en het daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] een vergoeding van € 2.831,00 is verschuldigd. Het verweer van [gedaagde] slaagt in zoverre en dit gedeelte van de vordering wordt dus afgewezen.