Gepubliceerd op maandag 29 juli 2024
IT 4588
Rechtbank ||
18 jul 2024
Rechtbank 18 jul 2024, IT 4588; ECLI:NL:RBDHA:2024:11317 (IPC tegen Coolers), https://itenrecht.nl/artikelen/gebruik-igloo-merken-door-oud-distributeur-is-toegestaan-voor-de-verkoop-van-opgebouwde-voorraad

Gebruik IGLOO-merken door oud-distributeur is toegestaan voor de verkoop van opgebouwde voorraad

Vzr. Rb. Den Haag 18 juli 2024, IEF 22162, IT 4588; ECLI:NL:RBDHA:2024:11317 (IPC tegen Coolers). IPC is een Amerikaanse fabrikant en houdster van onder meer de Benelux- en Uniemerken ´IGLOO´. Coolers is lange tijd distributeur geweest van IGLOO-producten, waarbij met toestemming veelvuldig gebruik werd gemaakt van de merken van ICP. Op 31 maart 2023 heeft IPC de distributieovereenkomst opgezegd. Hierna verkoopt Coolers nog steeds haar overige voorraad IGLOO-producten. In dat kader adverteert zij ook nog steeds met de IGLOO-merken via tal van online kanalen. IPC vordert dat Coolers wordt geboden om iedere inbreuk op de IGLOO-merken en handelsnaamrechten van IPC te staken en gestaakt te houden. Daaraan ten grondslag legt zij dat door het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers het bestaan van een economische band tussen IPC en Coolers wordt gesuggereerd, terwijl die band niet meer bestaat. Coolers stelt daarentegen dat de opzegging van de distributieovereenkomst door IPC onrechtmatig is omdat de opzegtermijn onvoldoende redelijk zou zijn. Bovendien zou Coolers nog steeds gerechtigd zijn gebruik te maken van de IGLOO-merken, zolang zij producten verkoopt uit de voorraad die zij heeft opgebouwd en ingekocht bij IPC op grond van de overeenkomst.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat pas sprake kan zijn van inbreuk door Coolers op de IGLOO-merken ná de rechtsgeldige beëindiging van de distributieovereenkomst. Op basis van de bewijslevering kan zij echter niet vaststellen of en zo ja, per wanneer, de distributieovereenkomst tussen partijen is geëindigd. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter evenmin vaststellen dat Coolers op dit moment inbreuk maakt of heeft gemaakt op de IGLOO-merken. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om - vooruitlopend op de reeds aanhangige bodemprocedure - het als voorlopige voorziening gevorderde inbreukverbod toe te wijzen. Daaraan draagt bij dat Coolers zich op verscheidene manieren bereid heeft getoond om haar gebruik van de IGLOO-merken te beperken tot enkel het gebruik dat nodig is voor de verkoop van de resterende voorraad IGLOO-producten waarover zij nog beschikt. Bovendien valt niet in te zien waarom IPC er spoedeisend belang bij heeft om alle mogelijke referenties aan een commerciële relatie tussen Coolers en IPC uit te wissen, rekening houdend met de langdurige, in de markt bekende, samenwerking die partijen hebben gehad en waarvan het gebruik door Coolers van de IGLOO-merken onderdeel vormde.

4.9. Anders dan IPC betoogt, kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het merken- en handelsnaamrechtelijke geschil dat in deze kortgedingprocedure voorligt, niet los worden gezien van het geschil tussen partijen over (de rechtsgeldigheid/rechtmatigheid van) de opzegging/ontbinding van de distributieovereenkomst, zoals aan de orde in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure (zie hiervoor onder 2.9). Weliswaar zijn partijen het erover eens dat de distributieovereenkomst feitelijk door IPC is beëindigd, in die zin dat Coolers geen IGLOO-producten meer van IPC kan betrekken. Die vaststelling dwingt echter niet tot de conclusie dat IPC de distributieovereenkomst (juridisch) rechtsgeldig heeft beëindigd, althans dat die beëindiging ten tijde van de in deze procedure door IPC gestelde inbreuken op de IGLOO-merken effectief was. Dat Coolers zich (inmiddels) zou hebben neergelegd bij de conclusie dat de distributieovereenkomst met ingang van 31 oktober 2023 is geëindigd (of zelfs eerder, zoals door IPC ter zitting gesuggereerd), is de voorzieningenrechter op basis van de in deze kortgedingprocedure gewisselde stukken niet gebleken. Coolers heeft ter zitting juist benadrukt dat van inbreuk op de IGLOO-merken geen sprake is omdat de distributieovereenkomst, althans de daarmee samenhangende licentie, nog altijd niet geëindigd is.

4.11. De voorzieningenrechter kan dus niet vaststellen of en, zo ja, per wanneer, de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst die vanaf 2006 tussen hen bestond, is geëindigd. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter evenmin vaststellen dat Coolers op dit moment inbreuk maakt of heeft gemaakt op de IGLOO-merken. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om – vooruitlopend op de reeds aanhangige bodemprocedure – het als voorlopige voorziening gevorderde inbreukverbod toe te wijzen.