Gepubliceerd op zondag 7 juli 2024
IT 4576
Rechtbank ||
29 nov 2023
Rechtbank 29 nov 2023, IT 4576; ECLI:NL:RBMNE:2023:7733 (H.O.D.N. tegen anonieme B.V.), https://itenrecht.nl/artikelen/eiser-beschuldigt-voormalig-mede-vennoot-van-het-zich-onrechtmatig-laten-toe-eigenen-en-re-directen-van-domeinnaam

Eiser beschuldigt voormalig mede-vennoot van het zich onrechtmatig (laten) toe-eigenen en re-directen van domeinnaam

Rb. Den Haag 29 november 2023, IEF 22118; IT 4576; ECLI:NL:RBMNE:2023:7733 (H.O.D.N.). Eiser exploiteert sinds 1 oktober 2020 een eenmanszaak die gericht is op de verkoop van machines en apparaten voor de warmte-, koel- en vriestechniek voor de horeca. Hiertoe runt eiser een webshop, waarvan de domeinnaam op 24 oktober 2023 zonder diens toestemming op naam is gezet van gedaagde, de voormalige vennoot van eiser. Het gevolg is dat eiser zijn webshop niet langer kan exploiteren en de domeinnaam nu doorverwijst naar de website van gedaagde. De actie zou te kwader trouw hebben plaatsgevonden, aldus eiser, omdat gedaagde het succes van eiser niet zou kunnen verkroppen. In dat kader zou gedaagde de website-ontwikkelaar van eiser (gedaagde 2) hebben gecontacteerd, om hem te overtuigen de domeinnaam aan gedaagde over te dragen. Vast staat dat de website-ontwikkelaar een dergelijke autorisatie inderdaad had, aangezien hij het domein zonder medeweten van eiser op naam van zijn vriendin had gezet.

Eiser vordert in kort geding dat gedaagden worden geboden zich te onthouden van ieder onrechtmatig handelen en/of wanpresteren tegenover eiser, waaronder begrepen het (laten) redirecten van het onderhavige domein, op straffe van een dwangsom. Bovendien vordert hij dat gedaagden de domeinnaam aan hem terug overdragen, inclusief de daaraan gekoppelde e-mailadressen, alsmede dat gedaagden alle gegevens verstrekken die nodig zijn voor het beheer van de webshop van eiser.

Eerstgenoemde gedaagde heeft geen bekende woon- en/of verblijfplaats binnen of buiten Nederland, maar de rechter acht zich bevoegd om te oordelen op basis van het in Nederland voorgedane schadebrengende feit (het gaat om een Nederlandse domeinnaam). Omdat gedaagden niet zijn verschenen in de procedure en de vorderingen daarom niet zijn betwist, moet de voorzieningenrechter slechts beoordelen of de vorderingen haar onrechtmatig of ongegrond voorkomen. De rechter acht de vorderingen rechtmatig, zowel jegens de voormalige vennoot als de website-ontwikkelaar. Gedaagden worden dan ook ieder hoofdelijk bevolen om de overdracht van de domeinnaam en de daarbij behorende gegevens en accounts aan eiser te bewerkstelligen.

3.3. De voorzieningenrechter stelt vast dat hij bevoegd is van het geschil kennis te nemen. De vordering tegenover [gedaagde sub 3] is gegrond op onrechtmatig handelen. Artikel 6 sub e Rv schrijft voor dat wanneer het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of voor kan doen de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Daarvan is in dit geval sprake nu het verwijt betrekking heeft op het (ongeoorloofd) wegnemen van een Nederlandse domeinnaam. Daarnaast is de Nederlandse rechter in ieder geval bevoegd tegenover de beide andere gedaagden nu zij in Nederland woonachtig en/of gevestigd zijn. Op grond van artikel 7 Rv heeft de Nederlandse rechter in dat geval ook rechtsmacht bij een zodanige samenhang tussen de vorderingen dat een gezamenlijke behandeling doelmatig is.

3.8. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] zullen de vorderingen worden toegewezen, omdat de vorderingen de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen met dien verstande dat er geen dwangsom zal worden opgelegd ten aanzien van het onder 2. en 3. gevorderde in verband met het gevorderde en toegewezen onder 4. Ten aanzien van het onder 1. gevorderde wordt wel een dwangsom opgelegd, met dien verstande dat deze wordt beperkt tot een maximum van € 50.000 per keer en € 10.000 per dag(deel) dat in strijd met dit gebod wordt gehandeld, tot een maximum van € 300.000.

3.9. Voor zover de vorderingen zich richten tegen [gedaagde sub 2] zijn deze eveneens toewijsbaar, omdat [eiser] ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat [gedaagde sub 2] enerzijds mogelijk nog de beschikking heeft over kopieën van de verhuissleutels behorende bij de domeinnamen. En anderzijds het gelet op de huidige gebeurtenissen niet te voorzien is hoe [gedaagde sub 2] zich in de toekomst tegenover [eiser] zal gedragen en daarmee niet valt uit te sluiten dat hij zich in de toekomst niet meer schuldig zal maken aan onrechtmatig handelen. Ook hier geldt dat er ten aanzien van het onder 2. en 3. gevorderde geen dwangsom zal worden opgelegd in verband met het gevorderde en toegewezen onder 4. Ten aanzien van het onder 1. gevorderde wordt wel een dwangsom opgelegd, met dien verstande dat deze wordt beperkt tot een maximum van € 50.000 per keer en € 10.000 per dag(deel) dat in strijd met dit gebod wordt gehandeld, tot een maximum van € 300.000