Betekenis toekennen aan het begrip besparing
Rechtbank Oost-Nederland 13 februari 2013, LJN BZ3199 (Eiser tegen Detron ICT & Telecom Groep B.V.)
Vordering tot betaling van de bij overeenkomst van opdracht overeengekomen vergoeding. ERA is een eenmanszaak welke bedrijven adviseert over het realiseren van kostenbesparende maatregelen en begeleidt de uitvoering daarvan.
Detron is marktleider voor de midzakelijke mark op het gebied van ICT en Telecom. ERA en Detron hebben een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan ERA met betrekking tot een zestiental kostencategorieën voor Detron onderzoek zou doen naar besparingsmogelijkheden. Detron heeft bij e-mail van 5 april 2012 de overeenkomst met ERA opgezegd. ERA vordert vergoeding voor verrichte werkzaamheden en vergoeding conform de overeengekomen afkoopsom. In geschil is welke betekenis moet worden toegekend aan het begrip besparing in de tussen partijen gesloten overeenkomst.
Een zuiver tekstuele uitleg van de overeenkomst is volgens de rechtbank in de gegeven omstandigheden te eng. De rechtbank overweegt dat enkel van een daadwerkelijke besparing sprake is wanneer enerzijds sprake is van een afname van de te betalen prijs, terwijl anderzijds de omstandigheden gelijk blijven. Bepalend is de uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-norm).
De rechtbank verwerpt het door Detron gedane beroep op dwaling nu ter onderbouwing van dit verweer is gesteld dat ERA haar nader had moeten inlichten over de gehanteerde berekeningswijze, terwijl blijkt dat ERA deze wijze in het door Detron geaccordeerde situatierapport expliciet heeft uitgelegd. De rechtbank acht het verweer van Detron dat de kosten van haar wagenpark ongeveer gelijk zijn gebleven onvoldoende onderbouwd. Zij had haar verweer ten minste met bedrijfsgegevens moeten onderbouwen. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de gestelde besparing met betrekking tot de leasekosten. De rechtbank veroordeelt Detron tot betaling van de facturen van ERA.
4.9 (...) Een zuiver taalkundige uitleg van de tekst van de overeenkomst onderschrijft derhalve de door ERA voorgestane uitleg van het begrip besparing, te weten het verschil tussen de oude prijs en de prijs die betaald wordt na implementatie van de door ERA gedane aanbeveling. Deze zuiver tekstuele uitleg is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden echter te eng. De rechtbank overweegt dat, gelet op wat in het normale taalgebruik als besparing wordt gezien, enkel van een daadwerkelijke besparing sprake is wanneer enerzijds sprake is van een afname van de (in dit geval voor het vervoer van de pakketten) te betalen prijs, terwijl anderzijds de overige omstandigheden gelijk blijven. Enkel een goedkopere aanbieder - van in dit geval pakketvervoer - vinden is niet voldoende, het moet gaan om een aanbieder die bij gelijkblijvende omstandigheden voor een lagere prijs kan leveren. Dat partijen dit ook voor ogen hebben gehad blijkt uit het feit dat in het situatierapport onder 8.1 door ERA is aangegeven dat er in de categorie logistieke kosten een besparing gerealiseerd zou kunnen worden, zonder dat daarbij op het huidige (derhalve het oude) kwaliteits- en serviceniveau ingeboet zou worden. In 8.3 van het situatierapport zijn alle kennelijk voor Detron relevante aandachtspunten en specificaties van de te vinden nieuwe vervoerder opgenomen (r.o. 2.8).
4.29. De rechtbank verwerpt het in dit kader door Detron gedane beroep op dwaling op feitelijk gronden nu Detron ter onderbouwing van dit verweer stelt dat ERA haar nader had moeten inlichten over de door ERA gehanteerde berekeningswijzen, terwijl uit hetgeen eerder is overwogen blijkt dat ERA haar berekeningswijze in ieder geval in het door Detron geaccordeerde situatierapport expliciet heeft uitgelegd.
4.33. Detron heeft weliswaar betwist dat als gevolg van de aanbevelingen door ERA met betrekking tot de post wagenpark besparingen zijn bereikt. Zij heeft echter, in aanvulling op de reeds verworpen betwisting van de door ERA gehanteerde rekenmethode met betrekking tot de leasekosten, enkel in zijn algemeenheid aangegeven dat de kosten van haar wagenpark in de bewuste periode ongeveer gelijk zijn gebleven. Dit verweer is - nog los van het feit dat het gelijk blijven van de kosten gelet op hetgeen eerder is overwogen over de te gebruiken definitie van het begrip besparing in deze context, niet maakt dat geen besparing kan zijn bereikt - gelet op de met stukken onderbouwde stelling aan de zijde van ERA onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van Detron gelegen om het verweer ten minste met bedrijfsgegevens te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten. De rechtbank gaat voorbij aan het onvoldoende onderbouwde verweer van Detron op dit punt en zal uitgaan van de juistheid van de gestelde besparing van € 12.944,00 met betrekking tot de leasekosten.
4.34. Uitgaande van een geschatte besparing van € 8.823,00, valt de gerealiseerde besparing van € 12.944,00 47% hoger uit dan verwacht. Wanneer de gebudgetteerde besparing van € 400.000,00 met dit zelfde percentage wordt verhoogd, komt de totale besparing waarover de afkoopsom berekend dient te worden op grond van de afkoopregeling op € 588.000,00. De overeengekomen afkoopsom bedraagt 35% hiervan, te weten € 205.800,00. Nu Detron reeds een bedrag van € 20.000,00 heeft voldaan, zal van de vordering van ERA met betrekking tot de post wagenpark in conventie een bedrag van € 185.800,00 worden toegewezen. Vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 15 juni 2012 omdat ERA onbetwist heeft gesteld dat zij Detron bij brief van 31 mei 2012 heeft aangesproken op vergoeding van de afkoopsom waarbij een termijn van 14 dagen is gegund.