6 sep 2023
Afwijzing verzoek verwijdering BKR-registratie op grond van de AVG
Rb. Amsterdam 6 september 2023, IT 4407; ECLI:NL:RBAMS:2023:5743 (Verzoeker tegen ING). Verzoeker had krediet afgesloten bij ING voor zijn eenmanszaak. Op een bepaald moment kon verzoeker het krediet niet meer terugbetalen en is hij failliet verklaard. ING heeft meerdere malen verzocht om het betaalde bedrag terug te betalen, maar verzoeker was hiertoe niet in staat en is toegelaten tot de schuldsanering. Toen verzoeker de schuldsanering had afgerond met een schone lei, heeft ING de bijzonderheidscode 3 toegevoegd in het BKR-systeem aan de kredietverlening van verzoeker. Verzoeker heeft ING tweemaal verzocht om de bijzonderheidscode bij de BKR-registratie te verwijderen, maar kreeg tweemaal nul op rekest. Verzoeker verzoekt nu de rechtbank om ING te veroordelen de codering van de BKR-registratie te verwijderen. Partijen zijn het erover eens dat de BKR-registratie juist is. De einddatum van bijzonderheidscodering 3 aan de BKR-registratie is 2025, maar verzoeker is van mening dat deze eerder verwijderd dient te worden. Een BKR-registratie is aan te merken als het verwerken van persoonsgegevens waarop de AVG van toepassing is.
Verzoeker heeft aangegeven dat hij voornemens is een huis te kopen, omdat zijn huidige woonsituatie niet geschikt is. Door de BKR-registratie is de aankoop van een huis niet mogelijk. Verzoeker geeft aan dat de registratie een nasleep is van zijn financiële situatie van een lange tijd geleden, terwijl hij nu al enige tijd financieel stabiel is. ING stelt daartegen dat haar belang om de BKR-registratie aan te houden zwaarder weegt dan dat van verzoeker. ING vermoedt op grond van brieven en verklaringen van verzoeker dat hij heeft gefraudeerd met het bedrijf, waardoor het in zwaar weer is geraakt. Ook stelt ING dat verzoeker niet lange tijd financieel stabiel is, omdat hij pas in 2020 uit de schuldsanering is gekomen. ING stelt dat de financiële sector daarom beschermd dient te worden en belang heeft van de informatie van verzoeker in het BKR-register. De rechtbank stelt ING in het gelijk, omdat niet blijkt van een nijpende woonsituatie. Ook heeft ING volgens de rechtbank terecht gewezen op het feit dat verzoeker meerdere schulden had staan en er lang over heeft gedaan om uit de schulden te komen. De rechtbank gelooft echter niet dat sprake is van fraude, omdat dit onvoldoende onderbouwd is door ING. Volgens de rechtbank hecht ING terecht een groot belang aan de duur en de omvang van de schuld van verzoeker bij ING. Het belang voor kredietverstrekkers om de bijzonderheidscodering te kunnen zien, weegt zwaarder dan het belang van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker af.
4.8.
Het is begrijpelijk dat [verzoeker] zijn schuldensituatie achter zich wil laten en met zijn gezin een koopwoning wil aanschaffen. Afgewogen tegen wat ING heeft aangevoerd, komt aan dit belang echter onvoldoende gewicht toe. Er is niet gebleken van een nijpende woonsituatie, omdat [verzoeker] en zijn gezin over een woning met meerdere slaapkamers beschikken. Dat de huidige huurwoning niet meer geschikt is en het aanbod van huurwoningen ontoereikend is, is door ING gemotiveerd weersproken en is door [verzoeker] verder niet gestaafd met stukken. Dat de buurt voor [verzoeker] en zijn gezin op dit moment onveilig is, is door ING eveneens betwist en is door [verzoeker] enkel onderbouwd met een algemeen formulier van Slachtofferhulp: zonder dat daarop is vermeld van welk feit aangifte is gedaan. Naar de rechtbank begrijpt, is na de diefstal van de step van één van de kinderen van (de partner van) [verzoeker] een ruzie ontstaan met andere buurtgenoten en worden zij door hen lastig gevallen. Hoewel de rechtbank niets af wil doen aan de door [verzoeker] ervaren gevoelens van onveiligheid, kan zij op grond van het voorgaande niet vaststellen dat hierdoor een noodzaak bestaat om de woning te verlaten en geldt ook in dit verband dat [verzoeker] niet heeft onderbouwd dat het niet mogelijk is om een andere huurwoning te vinden. De omstandigheid dat het kind van [verzoeker] in de omgeving van het Westland naar school gaat en het gezin om die reden naar die regio wil verhuizen, is begrijpelijk. Afgezet tegen wat ING heeft aangevoerd en bij gebreke aan onderbouwing dat het vinden van een huurwoning in het Westland niet mogelijk is, is echter ook dit geen reden om de BKR-registratie te verwijderen.
4.9.
ING heeft er terecht op gewezen dat [verzoeker] meerdere schulden had en er ook lange tijd over heeft gedaan om uit deze schuldenproblematiek te komen. [verzoeker] is herhaaldelijk gewezen op de betalingsachterstand, maar de sommaties in de periode tussen het faillissement en de schuldsanering hebben er niet toe geleid dat hij is overgegaan tot betaling. De rechtbank volgt ING niet in haar stelling dat de problemen zijn ontstaan, omdat [verzoeker] zou hebben gefraudeerd. Dat heeft ING met de enkele brief van de advocaat van één van de andere oud-schuldeisers onvoldoende onderbouwd. Wat wel blijft staan, is dat [verzoeker] na een periode van 10 jaar niet in staat is gebleken om ING te voldoen en zij uiteindelijk een bedrag van € 76.000,- heeft moeten kwijtschelden. [verzoeker] had op dat moment een schuldenlast van € 345.000,-. ING hecht ter bescherming van andere kredietverstrekkers terecht een groot belang aan de duur en de omvang van deze schuld.
4.10.
Hoewel het in zijn voordeel weegt dat [verzoeker] sinds 2019 bij zijn huidige werkgever werkt en daardoor een stabiel inkomen heeft, volgt de rechtbank hem niet in zijn stelling dat hij ook al vanaf 2019 financieel stabiel is. ING heeft in dit kader terecht aangevoerd dat [verzoeker] pas eind 2020 uit de schuldsanering is gekomen. Ook nadat hij een vast inkomen kreeg, is de schuld dus nog ruime tijd blijven bestaan en is uiteindelijk een substantieel bedrag hiervan afgeboekt.