Gepubliceerd op donderdag 16 juni 2022
IT 3967
Rechtbank Rotterdam ||
25 mrt 2022
Rechtbank Rotterdam 25 mrt 2022, IT 3967; ECLI:NL:RBROT:2022:3869 (Eisers tegen gedaagden), https://itenrecht.nl/artikelen/website-is-niet-in-strijd-met-aandeelhoudersovereenkomst

Website is niet in strijd met aandeelhoudersovereenkomst

Vzr. Rb. Rotterdam 25 maart 2022, IT 3967; ECLI:NL:RBROT:2022:3869 (Eisers tegen gedaagden) Eisers komen als werkmaatschappij en aandeelhouders op voor de website waarmee zij echtscheidingscliënten werven en koppelen aan plaatselijke bemiddelaars of mediators. Eisers vorderen onder andere dat gedaagden een schadevergoeding betalen en hun concurrerende website uit de lucht halen, waarbij de grondslag is gelegen in de aandeelhoudersovereenkomst waarbij gedaagden (oud-aandeelhouders) eerder partij waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het niet aannemelijk is dat gedaagden met hun website in strijd handelen met de overeenkomst. Ook heeft de rechter problemen met de vraag waar de geleden schade exact uit zou bestaan, waardoor de rechter tot het oordeel komt om de vorderingen af te wijzen.

4.6. Dat [gedaagden] met hun website [website 2] in strijd handelen met de aandeelhoudersovereenkomst en de lidmaatschapsovereenkomst is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Dat [gedaagden] met hun website iets anders doen dan reclame maken en de website gebruiken als gezamenlijk uithangbord blijkt vooralsnog nergens uit. Datzelfde geldt voor een gezamenlijke deelname aan het economisch verkeer. Uit de producties van [gedaagden] blijkt nou juist dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] onafhankelijk van elkaar een eigen praktijk runnen. Dat [gedaagden] hetzelfde proberen te bereiken met hun website als [eisers] met de website [website 1] is evenmin aannemelijk. De naam [handelsnaam ] lijkt ook in de verste verten niet op de naam van [netwerk] en de functionaliteiten, het gebruik en de doelgroep van de website verschillen zichtbaar van elkaar. De website van [gedaagden] kent nauwelijks functies en heeft minder diepte dan de website [website 1] . Zo heeft de website van [gedaagden] geen doorklikmogelijkheden naar ondersteunende functionaliteiten die een mediator nodig heeft en blijkt nergens uit dat de website van [gedaagden] wordt gebruikt voor een landelijk netwerk van aangesloten leden of er op gericht is een dergelijk netwerk op te zetten. Ook qua uiterlijk zijn de websites niet identiek aan elkaar. Bovendien zijn partijen ten tijde van de aandelenoverdracht, in afwijking van het bepaalde in de aandeelhoudersovereenkomst, overeengekomen dat het [gedaagden] is toegestaan om activiteiten te verrichten in het kader van online-scheiden, zulks in de ruimste zin van het woord. Dat [eisers] schade ondervinden door het handelen van [gedaagden] , en waar die schade precies uit bestaat, buiten de vrees voor precedentwerking, concretiseren en onderbouwen [eisers] ook niet. Dit had, zeker nu niet duidelijk is wie wat in welke hoedanigheid en op welke grondslag vordert, van hen wel verwacht mogen worden.

4.7. Daar waar niet aannemelijk is dat er sprake is van inbreuk op de aandeelhoudersovereenkomst of de lidmaatschapsovereenkomst en evenmin duidelijk is dat en welke schade [eisers] lijden als gevolg van (onrechtmatig) handelen van [gedaagden] bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. De vorderingen worden om die reden afgewezen. Op de specifieke positie van ieder van eisers hoeft dan niet meer te worden ingegaan.