1 nov 2023
Vordering om de NZa te verbieden gegevens te verwerken
Rechtbank Midden-Nederland 1 november 2023, IT 4422, LS&R 2219; ECLI:NL:RBMNE:2023:5728 (eisers tegen NZa) Deze zaak gaat over een vordering van eisers om de NZa te verbieden gegevens te verwerken totdat het eindvonnis is gewezen. In deze zaak dient er gekeken te worden of eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de verplichting tot gegevenslevering en de verwerking daarvan duidelijk in strijd is met hoger recht en daardoor gestaakt moet worden.
Bij de inhoudelijke beoordeling dient eerst gekeken te worden of het in deze zaak gaat om persoonsgegevens. Dit is van belang om de AVG toe te passen. De rechtbank overweegt dat er hoogstens sprake is van indirect identificerende persoonsgegevens, omdat onder andere naam, adres, woonplaats en burgerservicenummer geen deel uitmaken van de gegevensaanlevering aan de NZa. Vervolgens dient beoordeeld te worden of artikel 4.2 lid 4 van de Regeling een ongerechtvaardigde inbreuk op het medisch beroepsgeheim maakt. Met betrekking tot de inbreuk op medisch beroepsgeheim oordeelt de rechtbank dat de eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat artikel 4.2 lid 4 van de Regeling een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het medisch beroepsgeheim. Voorts oordeelt de rechtbank dat het doelbindingsbeginsel niet wordt geschonden, omdat de gegevens alleen worden gebruikt voor het ijken van het algoritme zorgvraagtypering en van de verdeling van zorgvraagtyperingen. Tot slot dient er gekeken te worden of het noodzakelijkheidsbeginsel wordt geschonden. De uitvraag van gegevens ten behoeve van onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank voldoende basis voor de uitvraag. De gegevensuitvraag is om die reden vooralsnog noodzakelijk. Hierbij dient er wel gekeken te worden naar de proportionaliteits- en subsidiariteitseis. De rechtbank acht de maatregel proportioneel, omdat de NZa stelt dat de gegevensuitvraag en verwerking nodig is om ervoor te zorgen dat er een goede zorgvraagtypering komt. Ook is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat minder zware maatregelen niet volstaan, waardoor er ook aan de subsidiariteiteis wordt voldaan.
Conclusie is dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat verwerking onrechtmatig is. De verwerking van de persoonsgegevens is namelijk noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de NZa rust. De vordering wordt afgewezen.
4.18. De rechtbank acht de maatregel vooralsnog ook proportioneel. Door de NZa is aangevoerd dat de gegevensuitvraag en verwerking nodig is om ervoor te zorgen dat er een goede zorgvraagtypering komt, zodat patiënten met een zwaardere zorgvraag eerder in behandeling worden genomen. In verband met de privacybelangen van de patiënten heeft zij daarbij (technische en organisatorische) maatregelen genomen om te voorkomen dat de data gekoppeld worden en het aantal mensen dat toegang heeft tot de informatie beperkt. Ook is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk geworden dat minder zware maatregelen niet volstaan. Door de NZa is gemotiveerd naar voren gebracht naar welke minder vergaande (privacy vriendelijkere) methodes zij heeft gekeken om de noodzakelijke verbeteringen in het te hanteren algoritme te bereiken en waarom deze methodes niet geschikt zijn. Ook heeft de NZa gemotiveerd naar voren gebracht waarom alleen met een grote steekproef tot een goed algoritme kan worden gekomen. Het voorgaande betekent dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat niet is voldaan aan de proportionaliteit en de eisen van subsidiariteit.
4.19. Verwerking van persoonsgegevens is op grond van artikel 6 AVG alleen rechtmatig in de daar genoemde gevallen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen hebben Eisers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verwerking onrechtmatig is. Gebleken is dat de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de NZa rust en de rechtsgrond is vastgesteld bij een lidstatelijk wetgevingsmaatregel die duidelijk, nauwkeurig en voorspelbaar is. De verwerking is daarom rechtmatig gelet op artikel 6 lid 1 aanhef en onder c AVG jo artikel 6 lid 3 AVG.