Gepubliceerd op vrijdag 19 januari 2018
IT 2467
Hoge Raad ||
19 jan 2018
Hoge Raad 19 jan 2018, IT 2467; ECLI:NL:HR:2018:56 (DCC c.s. tegen Forax), https://itenrecht.nl/artikelen/voorbereidend-materiaal-dat-al-van-dien-aard-is-dat-het-later-kan-resulteren-in-een-computerprogramm

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch en Gertjan Harryvan, De Brauw Blackstone Westbroek.

Voorbereidend materiaal dat (al) van dien aard is dat het later kan resulteren in een computerprogramma, wordt door de Softwarerichtlijn beschermd

HR 19 januari 2018, IEF 17443; IT 2467; ECLI:NL:HR:2018:56 (Diplomatic Card tegen Forax) Auteursrecht op software. Vereisten voor bescherming van ‘voorbereidend materiaal‘ als bedoeld in art. 1 lid 2 Softwarerichtlijn. Uit punt 7 van de considerans van de Softwarerichtlijn en het arrest SAS/WPL van het HvJEU blijkt dat uitsluitend voorbereidend materiaal dat (al) van dien aard is dat het later kan resulteren in een computerprogramma, door de Softwarerichtlijn wordt beschermd. Functionaliteit niet beschermd, dat zou neerkomen op het monopoliseren van ideeën. Het arrest (IEF 15663) wordt vernietigd en doorverwezen naar het Hof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing omtrent de proceskostenveroordeling door het Hof.

HvJEU 22 december 2010, IEF 9306, IT 194; ECLI:EU:C:2010:816, NJ 2011/289 (Softwarove) en HvJEU 2 mei 2012, IEF 11257; ECLI:EU:C:2012:259, NJ 2013/270 (SAS/WPL).

3.3.3 In zijn arresten van 22 december 2010, C-393/09, ECLI:EU:C:2010:816, NJ 2011/289 (Softwarova) en 2 mei 2012, C-406/10, ECLI:EU:C:2012:259, NJ 2013/270 (SAS/WPL), heeft het HvJEU art. 1 van de Softwarerichtlijn aldus uitgelegd, dat deze richtlijn de uitdrukkingswijzen beschermt van een computerprogramma en het voorbereidend ontwerpmateriaal, die later respectievelijk tot reproductie van het computerprogramma of tot het computerprogramma zelf kunnen leiden (punt 37 van beide arresten). Daaraan heeft het HvJEU mede ten grondslag gelegd dat uit punt 3.7 van de motivering van het voorstel voor Richtlijn 91/250 [COM(88) 816] blijkt dat het belangrijkste voordeel van de auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s is dat de bescherming alleen de specifieke uitdrukkingswijze van het werk betreft en aldus andere auteurs in voldoende mate vrijlaat om soortgelijke of zelfs identieke programma’s tot stand te brengen, mits zij zich van plagiaat onthouden.

Als de functionaliteit van een computerprogramma auteursrechtelijk zou kunnen worden beschermd, zou bovendien de mogelijkheid worden geboden om ideeën te monopoliseren ten koste van de technische vooruitgang en de industriële ontwikkeling (arrest SAS/WPL, punten 40 en 41).

3.3.4 In het licht van het voorgaande berusten de klachten van de onderdelen op een onjuiste rechtsopvatting waar zij tot uitgangspunt nemen dat alle in het ontwikkelingsproces van het computerprogramma vervaardigde producten behoren tot het voorbereidend materiaal in de zin van de Softwarerichtlijn. Anders dan de onderdelen aanvoeren, heeft het hof geen rechtsregel geschonden door te oordelen dat geen sprake is van ‘voorbereidend materiaal’ in de zin van de Softwarerichtlijn ingeval nog een programmeerslag met creatieve stappen nodig is om van het materiaal een computerprogramma te maken. Het hof heeft met dat oordeel klaarblijkelijk slechts tot uitdrukking willen brengen dat in een dergelijk geval niet kan worden gezegd dat het voorbereidend materiaal tot (reproductie van) het computerprogramma kan leiden. De klachten falen derhalve.

3.6.1 Onderdeel 4 is gericht tegen het oordeel van het hof over de proceskosten in rov. 17.5 (zie hiervoor in 3.2.2, slot).

3.6.2 DC c.s. hebben aan hun stelling dat de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling moet worden verlaagd, ten grondslag gelegd dat Forax c.s. ten onrechte kosten hebben opgevoerd die in andere procedures dan het onderhavige geding zijn gemaakt, en voorts dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de gemengde grondslag van de vorderingen. Het hof heeft geoordeeld dat het aan aftrek van ten onrechte opgegeven kosten niet toekwam, omdat het daarmee volgens DC c.s. gemoeide bedrag van € 59.086,06 viel binnen de vermindering van € 105.850,-- die het hof toepaste vanwege de gemengde grondslag van de vorderingen. Daarbij heeft het hof over het hoofd gezien dat het eerst moest vaststellen of het totaal van de door Forax c.s. opgevoerde proceskosten juist was, voordat het overging tot een correctie op het voor deze kosten te vergoeden bedrag vanwege de gemengde grondslag van de vorderingen. Het onderdeel voert dan ook terecht aan dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is.

(...)
Omdat uitsluitend onderdeel 4 slaagt, en Forax c.s. de door dat onderdeel bestreden beslissing niet hebben uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten ten aanzien van de behandeling van de onderdelen 3-4 worden gereserveerd tot de einduitspraak.