Gepubliceerd op dinsdag 9 augustus 2022
IT 4016
Rechtbank Midden-Nederland ||
30 sep 2021
Rechtbank Midden-Nederland 30 sep 2021, IT 4016; ECLI:NL:RBMNE:2021:5147 (Verzoeker tegen College van Bestuur), https://itenrecht.nl/artikelen/verzoek-om-voorlopige-voorziening-afgewezen

Verzoek om voorlopige voorziening afgewezen

Vzr. Rb. Midden-Nederland 30 september 2021, IT 4016; ECLI:NL:RBMNE:2021:5147 (verzoeker tegen het College van Bestuur) Het College heeft bij besluit van 23 juli 2021 de verzoeken van verzoeker om hem inzage te geven in delen van een datalekregister die zien op zijn persoonsgegevens, afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker het spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening onvoldoende heeft aangetoond. Slechts wanneer het besluit van het College evident onrechtmatig is, zou er nog een voorlopige voorziening getroffen kunnen worden. Daar is hier echter geen sprake van. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening onvoldoende heeft aangetoond. Daargelaten dat het nog maar de vraag is of er wel een rechtstreeks verband is tussen het (bezwaar tegen de afwijzing van het) oorspronkelijke inzageverzoek op grond van artikel 15 van de AVG en het niet voortvarend optreden van verweerder in het kader van de vermeende inbreuken, zoals opgenomen in de artikelen 33 en 34 van de AVG, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker niet heeft aangetoond dat een voorlopige voorziening getroffen zou moeten worden. De enkele stelling dat verzoeker geen risicoanalyse kan maken van de gestelde inbreuken op zijn persoonsgegevens en hij daardoor reputatieschade lijdt, is onvoldoende om een voorlopige voorziening te treffen. Dat de gestelde inbreuken een belangrijke rol spelen in lopende juridische procedures van verzoeker, maakt dat niet anders. Verzoeker heeft niet concreet onderbouwd wat de consequenties zijn van de vermeende inbreuken van zijn persoonsgegeven en waarom de beslissing op het bezwaar niet kan worden afgewacht. Verweerder heeft op de zitting bovendien toegezegd dat hij binnen een week een beslissing op bezwaar zal nemen.