8 aug 2025
Kopieer citeerwijze ||
[eiseres] tegen de burgemeester van de gemeente [plaats 2]
Verwerking persoonsgegevens over strafbaar feit niet onrechtmatig

Rb. Midden-Nederland 2 september 2025, IT 4953; ECLI:NL:RBMNE:2025:4562 ([eiseres] tegen de burgemeester van de gemeente [plaats 2]). In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om rectificatie van haar persoonsgegevens en de gedeeltelijke afwijzing van haar verzoek om wissing van deze gegevens uit het Raadsinformatiesysteem (RIS) van de gemeente [plaats 2]. Eiseres is voormalig [functie] voor de fractie van [politieke partij]. Op 24 januari 2022 is door haar fractie een persbericht verzonden met als titel “Grensoverschrijdend seksueel gedrag en angstcultuur bij [bedrijf]”. Op dezelfde dag heeft de fractie raadsvragen gesteld met diezelfde titel. In reactie hierop door het college (van burgemeester en wethouders) een memo verzonden, waarin staat dat onderzocht zou worden of de fractie met het persbericht en de raadsvragen een eerder, in juni 2021, door het college opgelegde en door de raad bekrachtigde verplichting tot geheimhouding had geschonden. In zijn memo van 21 februari 2022 heeft de burgemeester de raad over de voortgang van dit onderzoek geïnformeerd en geschreven een feitenonderzoek in te stellen en daartoe opdracht te hebben gegeven aan een extern bureau. De uitkomst van dit onderzoek heeft ertoe geleid dat de burgemeester aangifte heeft gedaan van schending van het ambtsgeheim. In december 2023 heeft het Openbaar Ministerie de zaak geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Hierover heeft de burgemeester de raad enkele keren geïnformeerd via het RIS. Eiseres verzoekt nu om rectificatie en verwijdering van haar persoonsgegevens uit het RIS.
Als eerst behandelt de rechtbank of in geschil sprake is van een verwerking van persoonsgegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 10 van de AVG. Dit artikel heeft tot doel een betere bescherming te waarborgen tegen verwerkingen die wegens de bijzondere gevoeligheid van de betreffende gegevens in zeer ernstige mate inbreuk kunnen maken op de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde grondrechten op de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. De verwerking waarover deze zaak gaat betreft geen strafrechtelijke veroordeling van eiseres. De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak gaat over een bestuurlijk onderzoek naar feiten en omstandigheden naar aanleiding van een mogelijke schending van de vertrouwelijkheid van gegevens. De gegevensverwerking in de memo’s kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet als verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens in de zin van artikel 10 van de AVG.
Om persoonsgegevens rechtmatig te mogen verwerken moet de verwerking noodzakelijk zijn voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de gemeente is opgedragen. Daarvoor moet allereerst beoordeeld worden of het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt welbepaald en uitdrukkelijk is omschreven. Vervolgens moet worden beoordeeld of met de aan de orde zijnde verwerking van de persoonsgegevens het doel daadwerkelijk wordt bereikt. Het doel moet dan passen binnen de taak van algemeen belang. Ook moet de verwerking noodzakelijk zijn. Volgens de rechtbank is de verwerking van de persoonsgegevens van eiseres door plaatsing van beide memo’s op het RIS rechtmatig. Op grond van artikel 17, derde lid, van de AVG, heeft de burgemeester het verzoek om verwijdering van persoonsgegevens uit het RIS mogen afwijzen. De rechtbank acht het beroep van eiseres daardoor ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug, zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
20. De rechtbank is van oordeel dat de persoonsgegevens niet op een andere, minder nadelige wijze konden worden verwerkt. Minder nadelig betekent in dit geval niet in openbaarheid. De burgemeester wijst er terecht op dat de politiek-bestuurlijke kwestie rond [bedrijf] in de openbaarheid is gebracht door een persbericht en openbaar bekendgemaakte raadsvragen van [politieke partij] . De memo’s zijn een bestuurlijk reactie op deze openbaar gemaakte kwestie. Over [bedrijf] werd tot dan toe vertrouwelijk met de gemeenteraad gesproken. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het openbaar maken van de bestuurlijke reactie, met daarin informatie over een onderzoek naar het schenden van de geheimhoudingsplicht van de leden van de fractie van [politieke partij] , noodzakelijk was en dat een niet openbare reactie, ook op het punt van de geheimhoudingsplicht, geen redelijk alternatief was gelet op de verwerkingsdoelen in het kader van de taak van algemeen belang.