Gepubliceerd op woensdag 9 december 2009
IT 69
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Vergaand recht op inzage in dossier met eigen persoonsgegevens bij verzekeraar wederpartij

De rechtbank Zutphen heeft onlangs een interessante beschikking gegeven over het inzagerecht in dossiers met persoonsgegevens die een ander aanlegt. Deze beschikking bevestigt de vergaande consequenties van het inzagerecht voor de praktijk (Rechtbank Zutphen, 08-10-2009, LJN: BK4206). Eerder heeft de Hoge Raad al geoordeeld over het inzagerecht in beleggingsdossiers bij banken. Nu oordeelt de rechtbank Zutphen over inzage in een dossier bij een verzekeraar.

Met dank aan Mark Jansen, Dirkzwager advocaten.

De zaak handelt over een vrouw die verwikkeld is in een juridische procedure met een ziekenhuisarts over een (vermeende) beroepsfout van die arts. Terwijl die rechtszaak over aansprakelijkheid nog loopt, doet deze vrouw richting Centraal Beheer, de verzekeraar van het ziekenhuis, een beroep op artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens met het verzoek om haar een volledig overzicht te verstrekken van (1) de persoonsgegevens die van haar worden verwerkt en (2) aan wie deze gegevens verstrekt zijn.

Centraal Beheer geeft daarop een overzicht van de bij deze verwerkingen betrokken personen en een twee pagina’s tellende lijst met stukken die over de verzoekster in het dossier zijn opgenomen.

Daarop stelt de vrouw voor de rechtbank dat dit overzicht niet compleet is en dat ze bovendien recht heeft op afschrift van de gegevens. Centraal Beheer verweert zich in deze procedure met de stelling dat de WBP helemaal niet van toepassing is, nu het een papieren dossier betreft. De rechtbank passeert dit verweer door aan te geven dat de WBP naast bij alle geautomatiseerde verwerkingen van persoonsgegevens, krachtens artikel 2 lid 1 WBP ook van toepassing is bij in een “bestand” opgenomen persoonsgegevens. Aangezien het dossier gestructureerd van aard is (althans logischer wel gestructureerd moet zijn), voldoet het dossier van Centraal Beheer volgens de rechtbank aan de definitie van “bestand”. De WBP is dus wel van toepassing. Ook bij papieren dossiers zal dus veelal een inzagerecht bestaan.

Interessant is dat rechtbank oordeelt dat het inzagerecht ook ziet op aanbiedingsbrieven waarin persoonsgegevens van de vrouw aan derden worden verstrekt. Gezien de tekst van de wet moge dit niet zo verrassend zijn, maar wat staat er al niet (aan bijvoorbeeld “sappig” commentaar) in dergelijke briefjes?

Een ander interessant punt is dat de rechtbank oordeelt dat het inzagerecht niet ziet op afschrift van interne notities en werkaantekeningen. Interne werkaantekeningen behoren namelijk niet tot het dossier (aldus de rechtbank). Voor dit oordeel sluit de rechtbank aan bij hetgeen hierover is bepaald in de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen, waarvoor tot 5 februari 2008 een verklaring van geen bezwaar van het College Bescherming Persoonsgegevens gold. Ook krijgt de betrokkene om die reden geen inzage in de correspondentie over de zaak die Centraal Beheer met haar advocaat heeft gevoerd. Gezien het ruime inzagerecht dat volgt uit het kader van de Hoge Raad (zie slot van dit stukje), is het de vraag of deze beperking op het inzagerecht inderdaad moet worden aangenomen. Anderzijds is de vraag of bij alle correspondentie uit het dossier nog wel steeds sprake is van “verwerking van persoonsgegevens”. Deze discussie krijgt ongetwijfeld nog wel een vervolg in een andere zaak.

Centraal Beheer wordt uiteindelijk bevolen om een volledig overzicht te verstrekken van elke verwerking van persoonsgegevens, door alle informatiedragers op te geven waarop deze persoonsgegevens staan. Ook moet zij afschrift geven van de door verzoekster geselecteerde informatiedragers, tenzij dit interne notities, werkaantekeningen of correspondentie met haar advocaat betreft. Daarnaast had de vrouw nog andere vorderingen ingediend – zoals een verbod voor Centraal Beheer haar persoonsgegevens verder te verwerken en een schadevergoeding – maar deze vorderingen moet zij volgens de rechtbank in een normale dagvaardingsprocedure aanhangig maken (in plaats van in deze verzoekschriftprocedure).

De uitspraak van de Rechtbank Zutphen lijkt overigens in lijn met vaste rechtspraak van de Hoge Raad. In een hele serie uitspraken gegeven op 29-06-2007 (zie bijvoorbeeld deze uitspraak) over dit inzagerecht, gaf hij namelijk in steeds gelijke bewoordingen aan dat dit recht ziet op het verkrijgen van een “transparant en volledig” overzicht waarbij “alle relevante informatie over de betrokkene” moet worden verstrekt, waar nodig “door het verstrekken van afschriften, kopieën of uittreksels“. Een beroep op het inzagerecht hoeft volgens de Hoge Raad bovendien niet gemotiveerd te worden: de betrokkene wiens gegevens het betreft kan “volstaan met een verwijzing naar art. 35 Wbp en behoeft geen nadere redenen op te geven“.

Dit bericht verscheen oorspronkelijk op https://dirkzwagerieit.nl/2009/12/09/vergaand-recht-op-inzage-in-dossier-met-eigen-persoonsgegevens-bij-verzekeraar/