11 apr 2023
Verdachte veroordeeld voor misbruiken persoonsgegevens slachtoffer op social media
Hoge Raad 11 april 2023, IT 4250; ECLI:NL:HR:2023:531 (Verdachte tegen slachtoffer) Strafrecht. In een recente zaak heeft het hof geoordeeld over het misbruiken van persoonsgegevens van een slachtoffer op social media. De verdachte is tegen dit oordeel van het hof in hoger beroep gegaan.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte "nepaccounts" heeft aangemaakt op LinkedIn, Twitter en www.Independent.Academia.EDU uit naam van het slachtoffer, zonder diens toestemming. Hierbij zijn de persoonlijke gegevens, zoals naam en foto, van het slachtoffer gebruikt. Op deze nepaccounts heeft de verdachte het slachtoffer in een negatief daglicht gesteld, met reputatieschade van het slachtoffer tot gevolg. De verdachte betoogde dat zij niet de intentie had om anderen te laten geloven dat zij te maken hadden met het slachtoffer, maar dat zij juist wilde waarschuwen tegen het slachtoffer. De verdachte stelt daarom dat zij de identificerende persoonsgegevens van het slachtoffer niet heeft misbruikt, waardoor er geen sprake zou zijn van enig nadeel voor het slachtoffer. Het hof heeft deze verweren destijds verworpen en geoordeeld dat de handelingen van de verdachte niet als 'ironie' of 'humor' kunnen worden beschouwd, maar dat zij daadwerkelijk heeft geprobeerd om anderen te laten geloven dat zij te maken hadden met het slachtoffer.
Het hof heeft in haar oordeel verwezen naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad waarin is bepaald dat het misbruiken van persoonsgegevens van een ander strafbaar is, ook als iemand op naam van een ander zonder diens instemming een account aanmaakt en die ander op dat account in een kwaad daglicht stelt, waardoor die ander reputatieschade lijdt. Het hof heeft vastgesteld dat het slachtoffer in deze zaak enig nadeel geleden en reputatieschade heeft opgelopen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verdachte niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof.
2.4.2 Het hof heeft onder meer vastgesteld dat de verdachte op LinkedIn, Twitter en www.independent.academia.edu “nepaccounts” van aangever [slachtoffer] heeft aangemaakt, zonder dat de aangever daarmee had ingestemd. Deze nepaccounts bevatten telkens persoonlijke gegevens betreffende de aangever, waaronder zijn naam en foto. Op deze nepaccounts heeft de verdachte de aangever vervolgens in een kwaad daglicht gesteld door het vermelden van de tekst “I AM A RELIGIOUS SEX PERVERT” dan wel “ [plaats] ’S SEX PERVERT” en het bij deze nepaccounts plaatsen van een link naar een blog met daarin seksueel getinte informatie over de verdachte en de aangever, waardoor de aangever reputatieschade heeft geleden. Het hof heeft verder vastgesteld dat van ironie of humor geen sprake is.
2.4.3 Het hof heeft op basis van deze vaststellingen geoordeeld dat de verdachte accounts en profielen heeft aangemaakt “als zijnde aangemaakt” door de aangever en daarbij identificerende persoonsgegevens van de aangever heeft gebruikt met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en de identiteit van de aangever te misbruiken. Dat oordeel geeft tegen de achtergrond van wat hiervoor is vooropgesteld niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook in het licht van het gevoerde verweer toereikend gemotiveerd.
2.5 Het cassatiemiddel faalt.
3 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie)