6 mei 2020
Verbod elektronische verkiezing 50PLUS wordt afgewezen
Vzr. Rechtbank Den Haag 6 mei 2020, IT 3160, ECLI:NL:RBDHA:2020:4043 (Eiser tegen 50PLUS) Eiser is lid van 50PLUS en wil zich kandidaat stellen voor de functie van voorzitter van de selectiecommissie kandidatenlijst voor de Tweede Kamer verkiezingen 2021. Eiser vordert een verbod op het houden van elektronische verkiezingen voor die functie. 50PLUS is van plan de verkiezing voor die functie elektronisch te laten plaatsvinden in verband met de landelijke maatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding van het coronavirus. Eiser vordert een verbod op zo’n elektronische stemming. De vordering wordt afgewezen omdat inmiddels een tijdelijke (nood)wet in werking is getreden die elektronische verkiezingen mogelijk maakt, ook als de statuten van een vereniging een elektronische stemming niet mogelijk maken. 50PLUS heeft overtuigend gemotiveerd dat de verkiezing van de commissievoorzitter geen uitstel kan lijden en dat zij dus gebruik mag maken van de noodwet. 50PLUS heeft ook toegezegd dat zij zich zal houden aan de eisen die de noodwet stelt aan besluitvormings-procedures. 50PLUS had eerder een besluitvormingsprocedure gecommuniceerd aan haar leden die niet voldeed aan de noodwet en ook niet aan de wet- en regelgeving die al gold voordat de noodwet van kracht was. Daarom wordt beslist dat 50PLUS wel de eigen proceskosten zal moeten betalen.
4.9.
De voorzieningenrechter merkt op dat 50PLUS een risico neemt door niet in overleg te treden over de wijze waarop zij de verkiezing wil organiseren. Achteraf kan immers twist ontstaan over de rechtsgeldigheid van genomen besluiten. Zorgvuldigheid in de procedure die leidt tot verkiezing lijkt temeer noodzakelijk daar tijdens de mondelinge behandeling duidelijk bleek dat er momenteel grote onrust in de partij is en – zo tonen de in deze zaak overgelegde producties aan – er onderlinge vetes zijn. Zoveel mogelijk voorkomen zou moeten worden dat 50PLUS nadat de voorzitter is verkozen alsnog in een geschil over de rechtsgeldigheid van het benoemingsbesluit belandt. De onrust en vertraging die daar het gevolg van zullen zijn, kan 50PLUS nu juist vermijden. Wat daar ook van zij, nu 50PLUS heeft toegezegd zich te zullen richten naar de vigerende wetgeving en er geen concrete aanwijzingen zijn dat het verkiezingsproces onregelmatig zal verlopen, bestaat op dit moment ook geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening die minder ver strekt dan het door [eiser] gevorderde algehele verbod op elektronisch stemmen.
4.10.Ondanks dat de vorderingen zullen worden afgewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Het kan [eiser] niet worden verweten dat hij op grond van de eerder door 50PLUS gedane mededelingen over het te volgen verkiezingstraject tot dagvaarding is overgegaan en proceskosten heeft veroorzaakt. [eiser] heeft terecht aangevoerd dat de voorzitter van de kandidatencommissie tijdens een algemene ledenvergadering moet worden verkozen en dat ook een digitale stemming met waarborgen moet zijn omkleed. Artikel 6 van de Wet Tijdelijke Voorzieningen, zoals hiervoor geparafraseerd, noemt twee “harde” voorwaarden waaraan ten minste moet worden voldaan om leden de toegang te ontzeggen tot een fysieke algemene vergadering. Uit de door 50PLUS in een eerder stadium gedane mededelingen aan de leden en aan [eiser] , zoals geciteerd onder 2.6, 2.7. en 2.9, volgt niet dat 50PLUS voornemens was daaraan te voldoen. Integendeel, 50PLUS leek slechts voornemens de leden een stem te laten uitbrengen via elektronische weg of per post, zonder dat ten behoeve van de stemming een algemene vergadering bijeen zou worden geroepen. Zo zou [eiser] , die zich kandidaat wil stellen voor de functie van voorzitter kandidatencommissie, enkel middels een kort schrijven de gelegenheid krijgen zich te presenteren aan de leden. Dat schrijven zou dan worden gevoegd bij het aan de leden te sturen stembiljet. In mogelijkheden om de algemene vergadering via elektronische middelen te volgen en op voorhand vragen te stellen over de te behandelen onderwerpen, zoals artikel 6 van de Wet Tijdelijke Voorzieningen voorschrijft, leek niet te zijn voorzien. Die mogelijkheden worden in ieder geval niet genoemd in de communicatie aan de leden.