24 nov 2021
Vennootschap schuldig aan oneerlijke handelspraktijken
Rechtbank Midden-Nederland 24 november 2021, IEF 20397, IT 3748, RB 3576; ECLI:NL:RBMNE:2021:5725 (Eiseres tegen Hoch Capital LTD) Hoch Capital is een Cypriotische vennootschap, dat in Nederland Contracts for Difference (CFD’s) aanbiedt. Hoch Capital heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. Zij heeft op een misleidende manier geadverteerd over haar product door te doen alsof het ging om bitcoins. Daarnaast heeft zij in strijd met consumentenbeschermende maatregelen van de Europese toezichthouder op de financiële markten (ESMA) gehandeld door eiseres met onware mededelingen over te halen om een professionele cliënt te worden, waardoor het financiële risico voor eiseres verder toenam. Dit betekent dat eiseres alle CFD-transacties terecht heeft vernietigd op grond van artikel 6:193j lid 3 BW. De vennootschap wordt veroordeeld om alle bedragen die eiseres heeft ingelegd terug te betalen.
4.63. Gelet op wat de rechtbank hiervoor bij de randnummers 4.60. tot en met 4.62. heeft overwogen, neemt de rechtbank (als onvoldoende gemotiveerd betwist) aan dat Hoch Capital ook eigen belangen bij de handel van [eiseres] had en dat die belangen met die van [eiseres] konden botsen. Door [eiseres] ‘het aanvraagformulier voor het worden van een professionele cliënt’ in strijd met de waarheid te laten invullen en de gevolgen daarvan te bagatelliseren, heeft Hoch Capital [eiseres] dus niet alleen de bescherming ontnomen die specifiek voor haar bedoeld was, maar heeft zij haar ook blootgesteld aan een groter risico op een belangenconflict. Bij een lage hefboom zou het immers (kennelijk; zie onder 4.59) niet lonen voor een aanbieder als Hoch Capital om te proberen te profiteren van verlieslatende transacties.
4.64. Daarmee heeft Hoch Capital in strijd gehandeld met het vereiste van professionele toewijding. Van een professionele en toegewijde handelaar mag immers worden verwacht dat hij handelt in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid die geldt op basis van een professionele standaard en een eerlijke marktpraktijk (art. 6:193a lid 1 sub f BW). Daaronder valt dat hij zich houdt aan besluiten van de financiële toezichthouder die mede strekken ter bescherming van de consument, en niet dergelijke besluiten doelbewust ondermijnt.