Gepubliceerd op dinsdag 10 maart 2020
IT 3067
Rechtbank ||
9 mrt 2020
Rechtbank 9 mrt 2020, IT 3067; ECLI:NL:RBAMS:2020:1477 ( Klant tegen Airbnb), https://itenrecht.nl/artikelen/servicekosten-airbnb-in-strijd-met-de-wet

Servicekosten Airbnb in strijd met de wet

Ktr. Rechtbank Amsterdam 9 maart 2020, IT 3067; ECLI:NL:RBAMS:2020:1477 (Klant tegen Airbnb) Airbnb exploiteert een digitaal platform waarop accommodaties wereldwijd te huur worden aangeboden. Woningbezitters die via Airbnb woonruimte aanbieden en huurders betalen aan Airbnb bemiddelingskosten. Volgens eiser, een klant van Airbnb, handelde het bedrijf in strijd met het wettelijke verbod om bij het ‘dienen van twee heren’ bemiddelingskosten te vragen van zowel de verhuurder als de particuliere huurder. Airbnb verweerde zich onder meer door te stellen dat haar diensten onder het Ierse recht vallen, waar er geen verbod op het dienen van twee heren is. Bovendien zou de bepaling zoals die in Nederland geldt, bedoeld zijn voor de verhuur of verkoop van permanente woonruimte en niet voor tijdelijke (vakantie)verhuur. Ook zouden de diensten van Airbnb überhaupt niet te kwalificeren zijn als ‘bemiddeling’. Er wordt in geen van de stellingen van Airbnb meegegaan. Airbnb handelt in strijd met de wet door bij zowel huurders als verhuurders bemiddelingskosten in rekening te brengen. Airbnb moet de man de bemiddelingskosten van in het verleden gemaakte boekingen terugbetalen.

11. De stelling van Airbnb met verwijzing naar haar algemene voorwaarden dat de rechtsverhouding tussen [verzoeker] en Airbnb wordt beheerst door Iers recht op basis van een geldige rechtskeuze in haar algemene voorwaarden, wordt verworpen. In de hiervoor weergegeven bepaling (zie 1.3) staat immers dat de rechtskeuze voor Iers recht voor consumenten als [verzoeker] niets afdoet aan de geldigheid van dwingendrechtelijke bepalingen naar Nederlands recht en dat [verzoeker] het recht houdt om aanspraak te maken op gunstiger bepalingen in het Nederlandse recht. Tussen partijen is niet in geschil dat het Iers recht geen regeling als artikel 7:417 lid 4 BW bevat waarbij het, als sprake is van een consument, niet is toegestaan dubbele bemiddelingskosten te innen bij de verhuur van woonruimte. Daarmee kwalificeert deze Nederlandse dwingendrechtelijke bepaling als gunstiger in de zin van de algemene voorwaarden voor [verzoeker] als consument en kan [verzoeker] een beroep daarop doen.

15. Airbnb wordt daarin niet gevolgd. Op de huurovereenkomsten voor woonruimten bestemd om daarin hoofdverblijf te hebben is artikel 7:264 BW van toepassing. Dat artikel beschermt de huurders van dergelijke woonruimten reeds tegen ‘dubbele bemiddelingskosten’, ook indien deze door een derde zijn bedongen. Het ligt niet voor de hand dat de wetgever in artikel 7:417 lid 4 BW uitdrukkelijk heeft opgenomen dat deze bepaling ziet op de “huur en verhuur van een onroerende zaak of een gedeelte daarvan”, en dus betrekking heeft op elke onroerende zaak, als zij slechts permanente woonruimte op het oog zou hebben waarvan de huurders (ook van onzelfstandige woonruimte) reeds zouden worden beschermd door artikel 7:264 BW. De formulering in de wet is ruim en een bepaling die is bedoeld om aan consumenten bescherming te bieden behoort niet beperkt te worden uitgelegd. Dat bij de totstandkoming van de wet veel aandacht is besteed aan de praktijken van bemiddelaars van reguliere woonruimten, maakt dat niet anders.

25. Uit het voorgaande volgt dat Airbnb als bemiddelaar is opgetreden, aangezien zij heeft gehandeld als tussenpersoon die werkzaam is geweest bij de totstandkoming van huurovereenkomsten tussen [verzoeker] en de verhuurders in kwestie. Dat betekent dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toepasselijkheid van artikel 7:425 BW. Gelet op het bepaalde in artikel 7:427 BW volgt daaruit dat ook artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is.

36. Zoals hiervoor reeds is overwogen, wordt geoordeeld dat partijen een geldige rechtskeuze hebben gedaan voor Iers recht behoudens wanneer dwingendrechtelijke bepalingen in het land waar de consument verblijft voor hem gunstiger zijn. Ook is vastgesteld dat artikel 7:417 lid 4 BW dwingendrechtelijk van aard is, terwijl niet tussen partijen in geschil is dat dit artikel gunstiger is voor consument [verzoeker] dan de Ierse regeling, waarin een dergelijke bepaling ontbreekt. Artikel 7:417 lid 4 BW is op de overeenkomst tussen partijen van toepassing, zijnde een bepaling die ziet op “contractuele verplichtingen betreffende consumentenovereenkomsten” als bedoeld in bovengenoemde bijlage.