Gepubliceerd op dinsdag 20 oktober 2015
IT 1893
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Servicecontract betrof tapapparatuur en later geleverde kassa-apparatuur

Hof Den Haag 20 oktober 2015, IT 1893; ECLI:NL:GHDHA:2015:2857 (Rotown tegen Beverage Control Netherlands)
Uitleg servicecontract horeca-automatisering. Ongerechtvaardigde verrijking. Beconet is een groothandel die aan horecabedrijven automatiseringen levert, waaronder tap-automatiseringen en kassa-automatiseringen. Rotown exploiteert een horecagelegenheid in Rotterdam. Het Hof stelt voorop dat Rotown ervan uit mocht gaan dat het gesloten servicecontract ook op de later geleverde kassa-apparatuur betrekking had, omdat Beconet het voorblad van hetzelfde onderhoudscontract als dat van de tapapparatuur heeft verstrekt en niet is gesteld of gebleken dat de servicekosten afzonderlijk zijn overeengekomen voor de tapapparatuur. Rotown mocht ervan uit gaan dat door de overeengekomen beëindiging van de samenwerking ook het volledige servicecontract was beëindigd en afgerekend. Daarbij komt dat Beconet in het jaar 2011/2012 geen onderhoud heeft verricht of service heeft verleend. Vorderingen van Beconet worden afgewezen. 

5. (...) Voorts geldt dat in 2002 de door Beconet aan Rotown geleverde (tap)apparatuur is uitgebreid; niet is gesteld of gebleken dat de servicekosten daarvan afzonderlijk zijn overeengekomen. Ook bij de verkoop van de kassa-apparatuur heeft Beconet het voorblad van hetzelfde onderhoudscontract aan Rotown verstrekt. Onder deze omstandigheden mocht Rotown ervan uitgaan dat het gesloten servicecontract ook op de later geleverde kassa-apparatuur betrekking had. In zoverre slaagt de eerste grief van Rotown.

8. Het geschil betreft in de kern de vraag of Beconet op grond van het servicecontract van Rotown nog iets te vorderen heeft ter zake van de tapapparatuur. Die vordering betreft met name de servicejaren 2010/2011 en 2011/2012. Gelet op hetgeen het hof in de rechtsoverwegingen 5 en 7 heeft overwogen, mocht Rotown ervan uitgaan dat door de overeengekomen beëindiging van de samenwerking ook het volledige servicecontract was beëindigd en afgerekend, zowel voor de toekomst als voor het verleden, dit laatste met inachtneming van de nadien op 9 maart 2011 toegezonden creditnota en de op 30 maart 2011 verrichtte nabetaling. Dat zou alleen anders zijn als de vertegenwoordiger van Beconet toen uitdrukkelijk had medegedeeld dat het servicecontract betreffende de tapapparatuur nog bleef doorlopen. Uit de stellingen van Beconet, inhoudende dat over het servicecontract op dat punt niet is gesproken (zie wederom memorie van antwoord, punt 19), blijkt dat dat niet het geval is. Reeds hieruit volgt, dat de grieven van Rotown slagen.

9. Daarbij komt, dat Rotown tevens heeft betoogd dat Beconet in het jaar 2011/2012 geen enkele maal onderhoud heeft verricht of service heeft verleend. Dat is door Beconet niet weersproken en ook uit de overgelegde producties blijkt van dienstverlening in die periode niets. Zelfs al zou Rotown kunnen worden verweten dat zij de service-overeenkomst voor de tapapparatuur niet schriftelijk heeft opgezegd, dan nog zou Rotown niet tot betaling verplicht zijn, aangezien Beconet, door een betaling te ontvangen waar zij geen enkele tegenprestatie tegenover heeft gesteld, ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. Het hof is zich ervan bewust dat deze rechtsgrond in dit geding niet eerder aan de orde is gesteld, maar Beconet had met de ambtshalve toepassing van deze regel rekening kunnen houden (ECLI:NL:HR:2010:BK3066).