Gepubliceerd op woensdag 27 juli 2022
IT 4004
Gerechtshof Amsterdam ||
14 jun 2022
Gerechtshof Amsterdam 14 jun 2022, IT 4004; ECLI:NL:GHAMS:2022:1755 (Appellant tegen ING ), https://itenrecht.nl/artikelen/registraties-dienen-verwijderd-te-worden

Registraties dienen verwijderd te worden

Hof Amsterdam 14 juni 2022, IT 4004; ECLI:NL:GHAMS:2022:1755 (appellant tegen ING) Appellant vordert in hoger beroep dat het hof ING gelast de registraties op naam van appellante te verwijderen. Het hof geeft aan dat een BKR-registratie een tweeledig doel dient. Allereerst het behoeden van de consument tegen overkreditering en daarnaast het leveren van een bijdrage aan het beperken van financiële risico’s voor zakelijke klanten en aan het voorkomen van misbruik en fraude. Het gerechtvaardigde belang van ING is gelegen in dit tweeledige doel. Tegen dit belang dienen de belangen en grondrechten van appellant te worden afgewogen. Het hof overweegt dat appellant ten tijde van het ontstaan van de schuld in 2013 onverantwoord financieel gedrag en een slechte betalingsmoraal vertoonde, maar dat appellant sindsdien heeft aangetoond dat hij zijn financiële zaken op orde heeft. De periode van de registraties is dusdanig lang dat, afgewogen tegen het belang van ING bij de registraties, het in redelijkheid van appellant niet verwacht kan worden dat hij dit afwacht. De belangenafweging valt in het voordeel van apellant uit. Dit is zo omdat appellant de schuld heeft afbetaald en een zwaarwegend belang heeft. Dit zwaarwegende belang bestaat uit de plannen voor een woninguitbreiding. Het hof oordeelt dat de vorderingen van appellant zullen worden toegewezen.

3.10. Het hof stelt voorop dat de schuld van [appellant sub 1] c.s. in juni 2020, nadat een in 2015 getroffen afbetalingsregeling stipt is nageleefd, geheel is afgelost en dat sinds (in elk geval) 2016 geen nieuwe schulden zijn ontstaan. [appellant sub 1] c.s. zijn beiden sinds 2016 in vaste dienst werkzaam met een stabiel en hoog inkomen. Ten aanzien van het ontstaan van de achterstand hebben [appellant sub 1] c.s. verklaard dat deze verband hielden met het staken van de onderneming van [appellant sub 1] waardoor inkomen wegviel en het doen van opnames met een creditcard, welke opnames niet werden aangezuiverd. [appellant sub 1] c.s. hebben gesteld dat tevens sprake was van zware persoonlijke omstandigheden als gevolg van het verlies van een ongeboren kind. Het hof oordeelt dat het verloop sinds 2015 (een periode van thans bijna 7 jaar) heeft laten zien dat ten tijde van het ontstaan van de schuld in 2013 weliswaar sprake is geweest van onverantwoord financieel gedrag en een slechte betalingsmoraal, maar dat [appellant sub 1] c.s. sindsdien hebben aangetoond hun leven te hebben gebeterd en hun financiële zaken op orde te hebben. De wens van [appellant sub 1] c.s. om op basis van de overwaarde van hun woning een aanvullende hypothecaire lening te sluiten teneinde ca 91 m2 extra woonoppervlak te creëren en zodoende hun kinderen elk een eigen slaapkamer te kunnen geven, vormt een zwaarwegend belang. [appellant sub 1] c.s. hebben deze verbouwingsplannen concreet onderbouwd, alsmede dat zij in beginsel een financiering hiervoor kunnen krijgen maar dat deze is afgewezen in verband met de registraties. De periode vanaf heden tot de voorziene einddatum van de registraties in 2025 is dusdanig lang, dat, afgewogen tegen het belang van ING bij handhaving van de registraties, in redelijkheid niet van [appellant sub 1] c.s. verlangd kan worden dit af te wachten. Tenslotte weegt het hof mee dat de hypotheekverstrekker, wanneer een aanvullende hypotheek wordt verstrekt op basis van de overwaarde van de woning – die als gevolg van de te realiseren verbouwing nog zal toenemen – zekerheid heeft voor nakoming van de verplichtingen door [appellant sub 1] c.s. Dit zou bijvoorbeeld anders liggen wanneer [appellant sub 1] c.s. de registraties verwijderd willen hebben teneinde opnieuw een eigen onderneming te starten.