Registratie in Incidentenregister en EVR toegestaan nadat is verzuimd echtheid documenten aan te tonen
Rechtbank Oost-Brabant 23 juli 2015, IT 1858; ECLI:NL:RBOBR:2015:5389 (verzoeker tegen SNS Bank)
Privacy. Wet bescherming persoonsgegevens. In deze zaak dient de vraag te worden beantwoord of belanghebbende gegronde redenen heeft om verzoeker te registreren in het Incidentenregister en het EVR. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat de Wbp moet worden uitgelegd in overeenstemming met art. 8 EVRM. Bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Belanghebbende heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat verzoeker zich op een wijze heeft gedragen dat registratie rechtvaardigt, nu verzoeker geen verklaring geeft waarom het onrechtmatig zou zijn. Verzoeker heeft ook verzuimd de echtheid van zijn documenten aan te tonen.
4. De beoordeling
4.2. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het onderhavige verzoek voorop dat de Wbp moet worden uitgelegd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 EVRM. Bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt met zich dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt (Hoge Raad 9 september 2011, LJN: BQ8097).
4.3. De rechter is van oordeel dat belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker zich op een wijze heeft gedragen die een registratie in het Incidentenregister en het EVR rechtvaardigt, nu er van de zijde van verzoeker geen verklaring is gekomen waaruit zou blijken dat voornoemde registratie onrechtmatig zou zijn. Verzoeker legt geen enkel bewijs over waaruit blijkt dat hij wel in dienst is geweest bij Universal te Son. Daarnaast heeft verzoeker verzuimd de echtheid aan te tonen van de door hem overgelegde documenten uit 2007 ter verkrijging van een hypothecaire banklening, zodat de rechtbank niet anders kan beslissen dan het onderhavige verzoek in al zijn onderdelen af te wijzen.