6 dec 2022
Rechtvaardigingsgrond voor camera's op toegangsweg woning
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 6 december 2022, IT 4176; ECLI:NL:RBMNE:2022:5091 (Eiser tegen gedaagde) Op het perceel van eiser staat onder andere een bedrijfswoning waarin eiser woont met zijn familie. Eiser kan de woning alleen bereiken via de toegangsweg naar gedaagde. Hij heeft daarom recht op overpad op deze toegangsweg. Om het terrein van gedaagde heen, wat deels op de percelen van eiser ligt, staat een hek met op de toegangsweg een poort. In juli 2022 heeft gedaagde camera’s geplaatst op het hek, gericht op de poort en de toegangsweg. Eiser vordert gedaagde de camera's te verwijderen. De voorzieningenrecht wijst de vordering af omdat gedaagde een rechtvaardigingsgrond heeft. Er hebben namelijk meerdere incidenten hebben plaatsgevonden, in de vorm van vernielingen aan het hek en de toegangspoort en het achterlaten van huisdieren en dat het achterlaten van huisdieren door deze bijvoorbeeld aan het hek vast te binden of er overheen te gooien sinds de coronacrisis en nadien is toegenomen.
5.5. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatig karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, dient te worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval door tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. In het kader van deze belangenafweging is het volgende relevant.
5.6. [gedaagde] heeft als onvoldoende weersproken gesteld dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden, in de vorm van vernielingen aan het hek en de toegangspoort en het achterlaten van huisdieren en dat het achterlaten van huisdieren (door deze bijvoorbeeld aan het hek vast te binden of er overheen te gooien) sinds de coronacrisis en nadien is toegenomen. [gedaagde] wenst in deze gevallen graag te achterhalen wie de vernielingen aanricht en wie de voormalig eigenaren van de achtergelaten dieren zijn, om eventuele schade en kosten te kunnen verhalen. Om deze redenen heeft [gedaagde] met Securitas en de politie een veiligheidsplan opgesteld. De geplaatste camera’s zijn onderdeel van dit veiligheidsplan en sindsdien zijn er ook geen incidenten meer. Voor wat betreft de vernielingen stelt [eiser] dat hij hier niet verantwoordelijk voor is. [gedaagde] heeft in dit verband terecht opgemerkt dat het niet relevant is, wie de vernielingen in het verleden heeft aangericht. Zij heeft er belang bij om vernielingen (en het achterlaten van huisdieren) in de toekomst te voorkomen.
5.8. Tegenover het belang van [gedaagde] , staat het belang van [eiser] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. [eiser] heeft in dit verband gewezen op de inbreuk die hij en zijn dochters ervaren door de camera’s bij het toegangshek, maar hij heeft de voorzieningenrechter er niet van kunnen overtuigen dat zijn belang zwaarder moeten wegen dan het belang van [gedaagde] bij het voorkomen van nieuwe incidenten. Dat de dochters van [eiser] (na het uitgaan) bij het toegangshek worden afgezet en het onprettig vinden dat daar een camera hangt, weegt niet op tegen het voorkomen van vernielingen en het achterlaten van dieren. Hetzelfde geldt voor het vastleggen van de verkeersbewegingen van en naar de woning van [eiser] . [gedaagde] heeft desgevraagd bovendien verklaard geen interesse te hebben in het monitoren van - de verkeersbewegingen van - [eiser] en zijn gezin. Daarnaast is niet gebleken dat [gedaagde] ongepast gebruik maakt of gaat maken van de camerabeelden. [gedaagde] heeft hierbij ook niets te winnen.