15 jan 2025
Rechtbank beveelt deskundigenonderzoek naar geschil over vertraagd e-commerceplatform

Rb. Amsterdam 15 januari 2025, IT 4763; ECLI:NL:RBAMS:2025:365 (eiser tegen gedaagde) Eiser en gedaagde hadden een overeenkomst voor de ontwikkeling van een e-commerce platform, waarbij eiser een werkende website zou opleveren voor een vast bedrag van € 240.000 binnen zes tot acht maanden. Gedaagde stopte met betalen omdat de website niet naar behoren werkte en niet live kon gaan, ondanks meerdere betalingen aan eiser. Eiser vordert in conventie betaling van openstaande facturen voor de verrichte werkzaamheden. Gedaagde vordert in reconventie voor recht te verklaren dat eiser is tekortgesloten, de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en eiser veroordeelt tot het betalen van schadevergoeding. De rechtbank kan niet vaststellen of eiser is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Beide partijen hebben feiten en omstandigheden aangevoerd waarom daarvan al dan niet sprake is. De rechtbank vindt het noodzakelijk een deskundige te benoemen. De rechtbank kan al wel vaststellen dat gedaagde geen ingebrekestelling heeft gestuurd en partijen zijn het erover eens dat geen uiterste opleverdatum is overeengekomen. Maar, van gedaagde kan niet worden verwacht dat zij eiser nog een laatste gelegenheid zou geven om na te komen als uit het deskundigenbericht blijkt dat het aan eiser is te wijten dat de oplevering van een goed werkende website te laat is geweest of door toedoen van eiser steeds weer werd vertraagd. Eiser meent dat de website wel goed werkte en live kon gaan, ook hiervoor heeft de rechtbank deskundigenbericht nodig.
De rechtbank oordeelt verder dat de algemene voorwaarden van eiser van toepassing zijn op beide overeenkomsten en dat de daarin opgenomen aansprakelijkheidsbeperkingen niet onredelijk bezwarend of vernietigbaar zijn, ook niet op grond van redelijkheid en billijkheid. Het beroep van gedaagde op opzet of bewuste roekeloosheid van de bedrijfsleiding van eiser wordt afgewezen, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Gedaagde krijgt de gelegenheid om nader te specificeren wanneer de gestelde schade is ontstaan en of deze tijdig is gemeld, wat gevolgen kan hebben voor de beoordeling van de schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat eiser geen bijzondere zorgplichten heeft geschonden, mede omdat gedaagde zelf verantwoordelijkheid droeg binnen de sprintstructuur en op de hoogte was van de voortgang en kosten.
5.12. Kortom, kan nu niet worden vastgesteld of (a) het werk van [eiser] per sprint voldeed en (b) welke kwaliteitseisen [gedaagde] mocht stellen aan een door [eiser] gebouwd platform, wanneer welke eisen daaraan mochten worden gesteld, of de Belgische website aan die eisen voldeed en zo nee, welke partij daarvoor verantwoordelijk is en wat de uiteindelijke waarde is van het werk dat [eiser] heeft opgeleverd. Bij al deze vraagpunten moeten alle feiten en omstandigheden van dit geval worden betrokken. Ook doordat in Overeenkomst II geen oplevertermijn staat, is voor de rechtbank niet duidelijk of de uitvoering (te) lang heeft geduurd, aan welke partij die (te) lange duur te wijten is en wat de werkwijze en de rol van beide partijen ( [gedaagde] als de partij die liet weten wat de wensen waren en [eiser] als de partij die daaraan uitvoering moest geven) daarin heeft betekend.
Dit alles maakt het noodzakelijk dat de rechtbank een deskundige benoemt. Het is de bedoeling dat de te benoemen deskundige vragen van de rechtbank schriftelijk beantwoordt en dat de rechtbank daarmee in staat is een oordeel te geven over de vorderingen van [eiser] en [gedaagde] . [eiser] en [gedaagde] krijgen de gelegenheid om zich uit te laten over wie de deskundige zou moeten zijn en welke vragen gesteld zouden moeten worden.
5.13. De rechtbank kan al wel vaststellen dat [gedaagde] [eiser] geen ingebrekestelling heeft gestuurd en partijen zijn het erover eens dat geen uiterste opleverdatum is overeengekomen. Een ingebrekestelling is bedoeld om de schuldenaar een laatste termijn te geven om alsnog de overeenkomst na te komen. Als de schuldenaar vóór die termijn niet nakomt, is hij in verzuim en kan de schuldeiser ontbinden. In bepaalde omstandigheden kan een schuldenaar ook in verzuim raken zonder in gebreke te zijn gesteld. Een voorbeeld daarvan is als de schuldeiser mag concluderen dat de schuldenaar sowieso nooit naar behoren zal gaan presteren (artikel 6:83 aanhef en sub a en c BW).
Toegepast op het onderhavige geschil, betekent dit dat van [gedaagde] niet kon worden verwacht dat zij [eiser] nog een laatste gelegenheid zou geven om na te komen (ingebrekestelling) als uit het deskundigenbericht blijkt dat het aan [eiser] is te wijten dat de oplevering van een goed werkende website te laat is geweest of door toedoen van [eiser] (steeds weer) werd vertraagd. [eiser] vond dat de website goed werkte en heeft gedurende het project meerdere keren aangegeven dat de website live kon gaan. Uit deze mededelingen mocht [gedaagde] afleiden dat, in het geval blijkt dat de website toch niet voldeed, [eiser] niet bereid of in staat was haar verbintenis alsnog goed na te komen.
Ook hiervoor heeft de rechtbank dus een deskundigenbericht nodig. Voor nu is van belang dat het ontbreken van een ingebrekestelling niet zonder meer aan de ontbinding van Overeenkomst II in de weg staat.
5.21. De rechtbank stelt voorop dat van opzet sprake is als de schade bewust is toegebracht. Grove schuld is ‘in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld’, zoals het nemen van een te groot risico of het nalaten een duidelijk en potentieel risico te onderzoeken. Op dit moment staat niet vast dat [eiser] haar verplichtingen op grond van de overeenkomst heeft verzaakt. Maar ook als zou blijken dat [eiser] wanprestatie heeft gepleegd, betekent dat niet zonder meer dat aan de kant van de bedrijfsleiding sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid. Het is aan [gedaagde] om concreet te onderbouwen dat dat wel zo is. Het betoog van [gedaagde] laat echter hooguit de conclusie toe dat de bedrijfsleiding van [eiser] niet aan al haar plichten heeft voldaan, maar niet de conclusie dat is voldaan aan de strenge eisen die gelden om opzet of bewuste roekeloosheid aan te nemen. [gedaagde] heeft niet laten zien dat de bedrijfsleiding opzettelijk het project heeft laten mislukken of wist van bepaalde grote risico’s en toch niet heeft ingegrepen. Verder is [gedaagde] bewust ermee akkoord gegaan na Overeenkomst I te gaan werken in losse sprints. [gedaagde] heeft niet onderbouwd in hoeverre [eiser] daarin op haar rustende plichten heeft geschonden en in het bijzonder niet dat de bedrijfsleiding daarbij bewust schade aan [gedaagde] heeft toegebracht of bewust het risico daarop heeft vergroot. [gedaagde] kan zich dus niet beroepen op artikel 13.4 van de Algemene Voorwaarden.
5.25. De rechtbank oordeelt dat [eiser] geen (bijzondere) zorgplichten heeft geschonden dan wel dat de verwijten thuishoren bij de vraag of [eiser] wanprestatie heeft gepleegd onder Overeenkomst II. Bij de beoordeling speelt de aard van de relatie tussen [eiser] en [gedaagde] een wezenlijke rol. [eiser] en [gedaagde] trokken onder Overeenkomst II samen op bij het project. Het werk dat [eiser] per tweewekelijkse sprint moest uitvoeren, werd aan het eind getest en gecontroleerd door [gedaagde] , waarna [gedaagde] de features voor de volgende sprint bepaalde, zo is althans overeengekomen. Ook [gedaagde] had dus verantwoordelijkheden. Van [gedaagde] kon een zekere mate van deskundigheid worden verwacht, gelet op haar bepalende rol per sprint en de aard van haar onderneming (e-commerce). Bovendien kon [gedaagde] zien waarmee [eiser] bezig was en wat zij opleverde per periode van telkens twee weken. Dat werkt in op de invulling van de zorgplichten van [eiser] .