11 jul 2023
Rabobank heeft gerechtvaardigd belang bij registratie persoonsgegevens
Gerechtshof Den Haag 11 juli 2023, IT 4319, ECLI:NL:GHDHA:2023:1262 (Appellant/Rabobank) In deze zaak staat centraal de vraag of de registratie van de persoonsgegevens van appellant in de incidentenregisters van Rabobank noodzakelijk is voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang van Rabobank. Meer specifiek staat centraal de vraag of appellant in 2019 als geldezel in een fraudezaak betrokken is geweest en of de persoonsgegevens van appellant daarom geregistreerd mochten worden in de incidentenregisters. Appellant vordert verwijdering van zijn gegevens.
Appellant stelt dat zijn pinpas zonder zijn weten gebruikt is om fraude te plegen en er daarom geen gerechtvaardigd belang is om zijn persoonsgegevens in de incidentenregisters te verwerken. Ook stelt appellant dat de registratietermijn niet proportioneel is. Het hof gaat deels mee in deze stellingen. Rabobank heeft voldoende onderbouwd dat appellant als geldezel betrokken was in een fraudezaak, ook omdat appellant geen duidelijke verklaringen heeft voor de verdachte handelingen die met zijn pinpas zijn verricht. Daardoor heeft Rabobank een gerechtvaardigd belang bij de verwerking van de persoonsgegevens van appellant. Het hof acht de opname voor de duur van acht jaar in de incidentenregisters echter te lang, gezien de grote gevolgen voor appellant. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt dat de gegevens per 1 januari 2024 uit de incidentenregisters moeten worden verwijderd. Het hoger beroep slaagt ten dele, namelijk voor de duur van de registratie.
6.14 Het hof is van oordeel dat de verwerking van de persoonsgegevens van [appellant] in de incidentenregisters op inhoudelijke en procedurele gronden overeenkomstig het gegevensbeschermingsrecht heeft plaatsgevonden. De betrokkenheid van [appellant] bij de frauduleuze overboeking maakt dat [appellant] betrokken was bij een incident in de zin van het Protocol. Het gaat hier om een incident dat raakt aan de veiligheid en integriteit van Rabobank als financiële instelling, en in bredere zin de financiële sector. Doordat [appellant] als geldezel heeft gefungeerd, is een klant van Rabobank opgelicht. Daarmee had Rabobank een voldoende gerechtvaardigd belang tot verwerking van de persoonsgegevens van [appellant] in de incidentenregisters, dat zwaarder weegt dan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [appellant]. Hij is van die verwerking ook door Rabobank op de hoogte gesteld bij brief van de Rabobank van 11 oktober 2019. Het handelen van de Rabobank is daarmee rechtmatig, behoorlijk en transparant.
6.22 Daar staat tegenover dat opname in de incidentenregisters ernstige gevolgen heeft voor [appellant]. De opname werpt belemmeringen op bij het aangaan en afnemen van financiële producten. [appellant] was ten tijde van het incident weliswaar volwassen, maar relatief jong (19 jaar oud), waardoor hij de schadelijkheid van zijn handelen mogelijk onvoldoende kon overzien. Met [appellant] is het hof eens dat de gevolgen van een voortdurende registratie in de incidentenregisters zeker op de lange termijn groot zijn. Daar komt bij dat niet is gebleken dat [appellant] eerder betrokken is geweest bij een fraude met zijn bankpas.