Gepubliceerd op donderdag 25 april 2024
IT 4536
Hof ||
23 apr 2024
Hof 23 apr 2024, IT 4536; ECLI:NL:GHAMS:2024:1036 (NRC c.s. tegen geïntimeerde), https://itenrecht.nl/artikelen/publicaties-in-krant-over-politicus-zijn-niet-onrechtmatig

Publicaties in krant over politicus zijn niet onrechtmatig

Hof Amsterdam 23 april 2024, IT 4536, IEF 22008; ECLI:NL:GHAMS:2024:1036 (NRC c.s. tegen geïntimeerde). Geïntimeerde was in de periode van 1999 tot 2005 werkzaam als wethouder en van 2005 tot 2023 Tweede Kamerlid. NRC en De Limburger hebben in hun krant en op hun website artikelen geplaatst over een grondtransactie en een vergunning voor het bouwen van een woning, waarbij geïntimeerde zou zijn bevoordeeld. Geïntimeerde bestrijdt dat hij is bevoordeeld en vraagt een verklaring voor recht dat de beschuldiging onrechtmatig is, een bevel de beschuldiging niet meer te uiten, rectificatie en een schadevergoeding. NRC c.s. betwist dit en stelt dat zij zeer zorgvuldig onderzoek gedaan heeft en dat de uitingen die voorliggen voldoende steun in de feiten vinden. Zij voert aan dat er sprake is van belangenverstrengeling van overheidsfunctionarissen en dat nu juist een actueel onderwerp van het publieke debat is.

De rechtbank heeft voor recht verklaard dat NRC c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door geïntimeerde te beschuldigen van bevoordeling van tienduizenden euro’s, hen geboden een daarbij passende rectificatie te plaatsen en de vordering voor het overige afgewezen. Het hof oordeelt anders. De conclusie van het oordeel van het hof is dat zowel de bevoordeling als de omvang daarvan (enkele tienduizenden euro’s), wel voldoende steun vinden in het feitenmateriaal. Het hof benoemt als belangrijke factor het feit dat geïntimeerde wegens zijn publieke functie aandacht van de media in hogere mate moet kunnen tolereren, met name wanneer hij gebruik maakt van publieke regelingen in zijn privé handelen. Het hof wijst de vordering van geïntimeerde geheel af, omdat het recht op vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder dient te wegen dan het recht verschoond te blijven van de beschuldiging.

4.5.1 De relevante omstandigheden van dit geval zijn als volgt samen te vatten. De beschuldigingen zoals in beide series artikelen te lezen, vinden op alle onderdelen in voldoende mate steun in de feiten. [geïntimeerde] is vanwege zijn politieke en bestuurlijke functies op hoog niveau een publieke figuur en moet zich daarom meer dan gebruikelijk aandacht van de media laten welgevallen, ook in zijn privé handelen, met name wanneer hij daarin gebruik maakt van publieke regelingen. Het handelen van bestuurders in die zin verdient extra aandacht van de media. In de omgang met het weerwoord is voorts geen aanleiding te vinden om NRC c.s. van onzorgvuldig handelen te betichten, te meer omdat [geïntimeerde] in zijn positie van destijds voldoende middelen had en deze ook heeft gebruikt om zich te verweren. Al met al dient het belang van de vrijheid van meningsuiting in dit geval, wat betreft de gehele inhoud van de artikelen, te prevaleren boven het belang van [geïntimeerde] om verschoond te blijven van de beschuldigingen en van de inmenging in zijn privéleven.

4.5.6 De slotsom is dat grief II, IV en V in het principale appel slagen, terwijl de overige grieven in dat appel geen bespreking behoeven. De grieven in het incidentele appel falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] zal alsnog geheel worden afgewezen. [geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.