Gepubliceerd op woensdag 9 mei 2018
IT 2559
Rechtbank ||
3 mei 2018
Rechtbank 3 mei 2018, IT 2559; ECLI:NL:RBDHA:2018:5237 ((Boek over (ex-)echtgenoot)), https://itenrecht.nl/artikelen/persoonlijke-levenssfeer-ex-echtgenoot-gaat-voor-op-het-uitgeven-van-boek-over-hem

Persoonlijke levenssfeer (ex-)echtgenoot gaat voor op het uitgeven van boek over hem

Vzr. Rechtbank Den Haag 3 mei 2018, IT&R 2559; ECLI:NL:RBDHA:2018:5237 (Boek over (ex-)echtgenoot) De auteur en de uitgever van een boek over – kort gezegd – het huwelijk en de echtscheiding van de auteur veroordeeld om (o.a.) de verdere verspreiding van het boek te staken, voorraden te vernietigen en iedere promotie te staken. De auteur wordt bovendien tot rectificatie veroordeeld. Weliswaar wil zij met het boek maatschappelijke misstanden aan de orde stellen, maar zij heeft daarbij bepaalde grenzen overschreden, door i) de wijze waarop zij het boek presenteert, te weten als persoonlijk en waargebeurd verhaal, waarbij duidelijk kenbaar is dat de (ex-)echtgenoot in het boek eiser is en dat het tevens gaat over hun twee kinderen, ii) in het boek vele ernstige beschuldigingen te uiten aan het adres van eiser, die geen steun vinden in feitenmateriaal en iii) zeer persoonlijke en intieme zaken aangaande eiser en zeer privacygevoelige zaken over de kinderen te delen, zonder dat zij hierin vooraf zijn betrokken. Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer/bescherming van de eer en goede naam van eiser gaat hier voor op het recht op vrijheid van meningsuiting.

4.3.De hiervoor genoemde afweging/toetsing leidt tot het oordeel dat in dit geval het recht van [eiser] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het recht van [gedaagde 1] op vrijheid van meningsuiting. Aan de zijde van [gedaagde 1] heeft bij de afweging zwaar meegewogen dat zij met het boek maatschappelijke misstanden aan de orde heeft willen stellen, zoals de uitgever maar met name ook [gedaagde 1] (bij monde van haar advocaat) ter zitting uitvoerig heeft benadrukt. [gedaagde 1] heeft, zo leidt de voorzieningenrechter af uit haar stellingen, zowel geweld tegen vrouwen, met name in de huiselijke sfeer, aan de orde willen stellen als de omstandigheid dat “het systeem” zo werkt dat een moeder – waaronder met name ook moeders die “hun verhaal naar buiten brengen” – hun kinderen kwijtraken als gevolg van problemen in de jeugdbeschermingsketen. Ook indien dat het doel is van de publicatie, zijn er echter wel nog bepaalde grenzen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn die hier overschreden. Dit is het geval door i) de wijze waarop [gedaagde 1] het boek presenteert, te weten als persoonlijk en waargebeurd verhaal, waarbij duidelijk kenbaar is dat de (ex-)echtgenoot in het boek [eiser] is en dat het tevens gaat over hun twee kinderen, ii) in het boek vele ernstige beschuldigingen te uiten aan het adres van [eiser] , die geen steun vinden in feitenmateriaal en iii) zeer persoonlijke en intieme zaken aangaande [eiser] en zeer privacygevoelige zaken over de kinderen te delen, zonder dat zij hierin vooraf zijn betrokken. Dit maakt dat de belangenafweging uitvalt zoals hiervoor vermeld. Nu de uitgever en [gedaagde 1] een aantal aspecten van het voorgaande hebben betwist, wordt ter nadere motivering nog het volgende overwogen.

4.4. [gedaagde 1] heeft het boek onder haar eigen naam geschreven, met de vermelding van enkele wetenswaardigheden over haar, waaronder dat zij moeder is van twee kinderen, en met als beschrijving van het boek op de achterflap “ [gedaagde 1] is jarenlang geterroriseerd door haar ex-man en op een geraffineerde wijze (gaslighting) geestelijk mishandeld. Het ouderlijk gezag dreigt haar nu ontnomen te worden. Een ongelijke strijd, zonder enig recht op juridische bijstand en in de steek gelaten door jeugdzorg”. Het boek speelt zich af in de vier woonplaatsen van [gedaagde 1] , waaronder in [eiser] , waar partijen samen met de kinderen gewoond hebben. Het boek beschrijft het huwelijk van [gedaagde 1] met haar ex-man, die wordt omschreven als Mexicaanse Groninger, geboren te [land] , werkzaam als ingenieur bij Shell. Deze hele specifieke informatie is geheel op [eiser] van toepassing. Al de in het boek genoemde data stemmen voorts exact overeen met de data waarop bepaalde grote gebeurtenissen in het leven van [gedaagde 1] zich hebben afgespeeld, zoals haar huwelijk, de geboorte van haar kinderen, verhuizingen en de uithuisplaatsing van haar kinderen.

4.5. Daarmee is overduidelijk dat [gedaagde 1] met het boek een waargebeurd verhaal heeft willen vertellen. [gedaagde 1] draagt dit buiten deze procedure om ook uit. Dat blijkt onder meer uit het bericht dat zij minder dan een week voor de zitting in dit geding korte tijd op haar Facebookpagina heeft geplaatst. Dit bericht houdt in, samengevat, dat zij het verhaal als non-fictie heeft geschreven en dat het op volledige waarheid berust. Deze boodschap wordt ook tot uiting gebracht in diverse andere publicaties die zijn verschenen van de hand van dan wel na medewerking van [gedaagde 1] . Het enkel ter zitting stellen dat er sprake is van een gefictionaliseerde weergave van de eigen persoonlijke ervaringen van [gedaagde 1] en het toevoegen van een inlegvel aan het boek, met de – weinig concrete – tekst als onder 2.6 vermeld, is onder die omstandigheden onvoldoende om anders te concluderen.

4.8. Dergelijke beschuldigingen en uitlatingen dienen, gelet op voormelde conclusie dat het boek wordt gepresenteerd als waargebeurd verhaal, voldoende steun te hebben in feitenmateriaal. Daarvan is geen sprake. De uitgever heeft weliswaar gesteld dat zij stukken heeft gezien waaruit valt af te leiden dat de beschuldigingen van [gedaagde 1] wel degelijk een feitelijke grondslag hebben, maar wat voor stukken dat zijn, heeft zij niet nader geconcretiseerd. De door de uitgever en [gedaagde 1] in dit geding overgelegde stukken kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Dit lag wel op hun weg. Dat klemt temeer nu diverse door [eiser] overgelegde stukken, waaronder met name ook rechterlijke uitspraken, zijn stellingen over de handelwijze van [gedaagde 1] en over zijn handelwijze minst genomen aannemelijk maken. Zo heeft het Gerechtshof Den Haag in 2016 diverse handelingen van [gedaagde 1] aangeduid als ontoelaatbaar en malicieus, hetgeen reden is geweest om te oordelen dat de lotsverbondenheid tussen partijen is verbroken en [gedaagde 1] geen onderhoudsbijdrage van [eiser] meer kan vorderen. Verder heeft de rechtbank het in het belang van de kinderen geacht om hun hoofdverblijfplaats bij [eiser] vast te stellen en te bepalen dat de omgang tussen [gedaagde 1] en de kinderen enkel begeleid kan plaatsvinden, waarbij de rechtbank zich mede heeft gebaseerd op uitgebreide onderzoeksrapportages.

4.9. Ten slotte is bij de hier te maken afweging ook zwaar meegewogen de inbreuk die het boek maakt op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de kinderen. Hun belangen vormen de eerste overweging. De voorzieningenrechter acht met [eiser] zeer kwalijk dat in het boek zeer privacygevoelige informatie wordt gegeven over hun jeugd, hun opvoedsituatie, maar ook hun ondertoezichtstelling en het hulpverleningstraject, zeker nu het boek eenvoudig tot hen herleidbaar is.

4.10. Wat betreft de uitgever wordt nog overwogen dat zij niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van haar had mogen verwacht. De uitgever verwijst in haar verweer met name naar het (deels) fictieve karakter van het boek, maar haar stellingen daaromtrent worden zoals vermeld niet gevolgd. De stelling dat uit door [gedaagde 1] verstrekte stukken blijkt dat [gedaagde 1] “de in het boek beschreven gebeurtenissen niet geheel uit haar duim heeft gezogen”, kan dit oordeel niet anders maken. Niet alleen heeft de uitgever niet geconcretiseerd om welke stukken het gaat, maar dit is ook niet het normenkader dat hier te gelden heeft voor de zorgvuldigheid die een uitgever moet betrachten.