22 okt 2024
Opheffing bankbeslag in geschil over merkinbreuk en GPL-compliance bij WordPress-plug-ins
Vzr. Rb. Amsterdam 22 oktober 2024, IEF 22399, IT 4687; ECLI:NL:RBAMS:2204:6398 (eiser tegen Automattic) Eiser biedt via zijn website open source WordPress-thema's en plug-ins aan. De website heeft een zoekfunctie en wanneer daar op “Woo”, “WooCommerce” of “WordPress” wordt gezocht, worden als resultaten plug-ins getoond die geschikt zijn voor gebruik met de WooCommerce- respectievelijk WordPress-software. Automattic Inc. en WooCommerce Inc. stellen dat eiser hiermee hun merkrechten schendt en de voorwaarden van de GNU General Public License (GPLv2) overtreedt. Op 4 september 2024 heeft Automattic bij de voorzieningenrechter van de rechtbank in Rotterdam een verzoekschrift op de voet van artikel 1019e Rv ingediend, waarin zij het standpunt inneemt dat eiser inbreuk maakt op hun merkrechten en auteursrechten en dat zij daarnaast ook contractuele bepalingen schendt. Op 5 september heeft Automattic verlof gekregen om conservatoir beslag ten laste van eiser te leggen. In dit kort geding vordert eiser opheffing van de conservatoire beslagen.
Eiser stelt dat Automattic in strijd met de waarheidsplicht van art. 21 Rv zou hebben gehandeld door in haar processtukken te verzwijgen dat haar CEO in een interview toegaf dat de plug-ins, zoals die van het bedrijf van eiser, legaal zijn onder de GPL-licentie. Volgens eiser is de beslaglegging ongegrond en niet spoedeisend. Automattic neemt zelf het standpunt in dat dit geschil puur contractrechtelijk is, waarvoor een ex-parte verbod niet bedoeld is. De spoedeisendheid ontbreekt, omdat Automattic al jaren bekend is met de activiteiten van het bedrijf van eiser. Volgens eiser is er ook reden om aan de geldigheid van de ingeroepen rechten te twijfelen en dat de activiteiten van eiser daarnaast zijn toegestaan onder de GPLv2. Tot slot stelt eiser dat het gebruik van de tekens “WordPress”, “Woo” en/of “WooCommerce” in de omschrijving van de plug-ins op zijn website, zijn toegestaan. Dit is refererend merkgebruik, noodzakelijk om de gebruikers te informeren over de compatibiliteit van de plug-ins met WordPress en WooCommerce. Automattic stelt dat haar open source software weliswaar vrij te gebruiken is, maar onderhevig aan twee belangrijke beperkingen: merken mogen niet zonder toestemming worden gebruikt en software mag worden doorgegeven, maar niet doorverkocht. Juist deze twee regels zou eiser schenden. Automattic meent dat een belangenafweging in haar voordeel zal uitvallen en dat Automattic haar schade waarschijnlijk niet meer kan verhalen als het beslag wordt opgeheven.
Eiser stelt dat Automattic de voorzieningenrechter heeft misleid door een interview van de CEO niet te vermelden in het beslagrekest. Hoewel dit interview dateert van ná het indienen van het verzoekschrift, werpt het wel een ander licht op de zaak, met name vanwege de uitspraak van de CEO dat het handelen van eiser "not illegal" is onder de GPL. Automattic’s aanpak, inclusief het ex-parte verzoek, staat volgens eiser haaks op de verklaringen van de CEO zelf. De voorzieningenrechter benadrukt dat de kwestie verder onderzocht moet worden, maar ziet wel aanwijzingen voor een schending van artikel 21 Rv. Wat betreft de beslaglegging komt de voorzieningenrechter tot een belangenafweging. Tussen partijen bestaat discussie op tal van punten, waarover zonder nader feitenonderzoek moeilijk te oordelen is, omdat het kort geding daarvoor niet geschikt is. Het is niet uitgesloten dat Automattic een vordering wegens merkinbreuk heeft, maar de omvang en de grondslag zijn onduidelijk. Eiser stelt dat de schadeclaim van Automattic veel te hoog is ingeschat. Alle belangen afwegend, zal het beslag op de bankrekening van eiser worden opgeheven en het beslag op zijn onverdeelde aandeel in de woning worden gehandhaafd.
6.1. [bedrijf] stelt allereerst dat de beslagen moeten worden opgeheven omdat Automattic de voorzieningenrechter onjuist heeft voorgelicht door in haar beslagrekest geen melding te maken van het interview van 29 september 2024 (artikel 21 Rv). Opheffing louter op grond van schending van artikel 21 Rv is niet aan de orde, omdat dat interview dateert van ná de indiening door Automattic van haar verzoekschrift. Zij had de uitlatingen van haar CEO dus niet kunnen noemen in het verzoekschrift. Dit neemt niet weg dat het interview – dat de voorzieningenrechter pas na de zitting volledig heeft beluisterd (en de door [bedrijf] aangehaalde passage meermaals) – een ander licht op de zaak werpt dan Automattic in het verzoekschrift, de conclusie van antwoord en ter zitting heeft geschetst. Ook het debat op zitting is in belangrijke mate gegaan over de (werking van de) GPL. De CEO zegt in het interview echter onomwonden dat het handelen van [bedrijf] “not illegal” is en “legal under the GPL”2. Deze opmerkingen zien – ander dan Automattic stelt – niet op GoDaddy. De CEO heeft daarvoor inderdaad gezegd dat GoDaddy geen gebruik maakt van de merken van Automattic, maar nadat hij heeft gezegd dat het handelen van [bedrijf] niet in strijd is met de GPL, voegt hij daaraan toe: “We were able to use the trademark basically to shut them down.”3 In het licht van deze opmerkingen van de CEO van Automattic is het opmerkelijk dat circa 15 pagina’s van de 30 pagina’s tellende conclusie van antwoord gaan over de gestelde inbreuk door [bedrijf] op de GPL en slechts vijf over de gestelde merkinbreuk. Ook is opmerkelijk dat de CEO in het interview zegt dat hij nooit zomaar een actie onderneemt tegen een onderneming die naar zijn idee in strijd handelt met gemaakte afspraken. Hij vertelt dat er in de afgelopen 21 jaar wel vaker geschillen zijn geweest met andere partijen, maar dat hij dan altijd met die partij in gesprek gaat (“conversation”), dat hij een e-mail stuurt of een telefoontje pleegt (“picking up the phone”), in het bijzonder (of eigenlijk alleen) als sprake is van merkinbreuk4. Dat is – zoals ter zitting ook aan de orde is geweest – in dit geval niet gebeurd. [eiser] heeft geen telefoontje of e-mail ontvangen. Niemand is eerst met hem in gesprek gegaan. Ter zitting is heeft mr. Trapman op de vraag van de voorzieningenrechter waarom dit niet is gebeurd, geantwoord: “Automattic wordt maar af en toe geconfronteerd met schenders van de GPL. De ervaring tot dusver is dat altijd als Automatic sommeert, de vogel vliegt, de server verhuist etc. Vandaar dat gekozen is voor een ex-parte verzoek.” Dit strookt dus in het geheel niet met de uitlatingen van de CEO in het interview. Tot slot blijkt uit het interview dat de ‘online community’ – zoals [bedrijf] ter zitting ook heeft gezegd – forse kritiek heeft op Automattic, omdat zij haar merkrechten gebruikt om concurrent WP Engine aan te pakken (deze kritiek was de aanleiding voor het interview). De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat uit het interview blijkt dat WP Engine een grote onderneming is (in omvang vergelijkbaar met Automattic/WordPress), met een private equity fund als investeerder – terwijl [bedrijf] een eenmanszaak is – en dat dit de enige andere onderneming is waarmee Automattic in een juridische strijd is gewikkeld. Uit de door [bedrijf] in het geding gebrachte (links naar) publicaties over de strijd tussen WP Engine en WordPress maakt de voorzieningenrechter voorts op dat de website van WP Engine5 gewoon (weer) in de lucht lijkt te zijn, terwijl de website van [bedrijf] – door het ex parte verbod – nog steeds op zwart staat. Het is niet aan deze voorzieningenrechter om erover te oordelen of dit laatste terecht is (dat zal de voorzieningenrechter in Rotterdam moeten doen), maar al hetgeen hiervoor is overwogen speelt wel een rol bij de vraag of het beslag moet worden opgeheven. Van een zekere schending van artikel 21 Rv door Automattic in dit kort geding lijkt in het licht van dit alles voorshands wel sprake.